leer noodig had om het fictieve onderscheid tusschen dat afgescheiden deel en het achtergebleven deel der Kerk aannemelijk te maken. En dat die leer nu was te vinden in de fictieve wedergeboorte van alle Gereformeerden’.
Wie zóó twee critici over dr. Kuyper hoort spreken in precies tegenovergestelde richting, die kan het niet overbodig achten, eens even eraan te herinneren, dat het negende gebod óók geldt voor theologische onderzoekingen of beweringen.
Het is misschien alleen in Nederland mogelijk, dat twee menschen zich beide beroepen op dezelfde belijdenis: doc. v.d. Sch. in het zooeven aangehaalde Wekker-geschrift; dr. Kuyper in het Werk v.d.H. Geest, I (II), 156 v.; dat ze het beide doen met hetzelfde gewicht; en dat de een den ander zegt: gij verstaat er niets van; ik beroep mij tegenover u op dit woord. Als er in dit verschijnsel ook maar een greintje ernst is, als objectief verschijnsel nu gezien, dan moet het komen tot opnieuw belijden, tenminste tot nadere uitwerking en verklaring ervan. Maar daar spreekt doc. v.d.S. geen woord over. En de geref. kerken, die juist op dit punt iets hebben gedaan, worden met dat werk in deze rede totaal genegeerd. Opnieuw wordt het gevecht door docent v.d.S. verlegd tot vóór die nadere verklaring der Geref. kerken (1905). Maar wat is dit, gezien in het raam der historie, anders dan obstructie tegen den Geest der profetie?
Ik schreef niet voor de overtuigden, die weigeren nog nader te onderzoeken. Ik schreef wel voor de velen, die eerlijk willen denken en vragen, maar die, als de bizonderheden onbekend zijn, voor de vele aanklachten van kerk tegen kerk, welke de tijd produceerde, en die zonder onderzoek worden doorgegeven, zoo gemakkelijk toegankelijk zijn.
Zelf geloof ik niet, dat zulk polemisch werk aanwijsbare vrucht hebben kan.
Maar tenslotte gaat het daarom ook niet. Het is al goed, de vraag te stellen aan denkende menschen, of men door naar boven gesignaleerde methode greppels te graven, de eenheid der gereformeerden mag tegenhouden; en of wij zóó lichtvaardig breuken mogen uitroepen, om te blijven gaan in het spoor der vrijwillige afzondering.
Ik weetwel:de hier besproken kwestie is maar één van de vele vraagpunten.
Maar als er in christelijk Nederland nog werk wordt overgelaten aan de gereformeerde liefde, dan zal waarschijnlijk blijken, dat óók tegen de andere telkens opduikende aanklachten minstens evenveel is in te brengen als hier tegen de beweringen van docent v.d.S. uit de geschriften van dr. Kuyper viel saam te lezen - zonder eenige moeite.
Ja, zonder eenige moeite.
Want een brochure als deze is gemakkelijk te schrijven voor iedereen, die een paar boeken van dr. Kuyper heeft.
Deze polemiek mist alle verdienstelijkheid; en dat is voor wie ze schreef haar grootste verdienste: want ze is zijn sterkste argument.