Ter inleiding.
Op den 20en Juni 1934 werd door ondergeteekende een rede gehouden in de Groote Aula der Theologische School te Kampen in een openbare samenkomst van hoogleeraren en studenten. De bedoeling daarvan is door prof. dr J. Ridderbos, die de bijeenkomst opende, aldus onder woorden gebracht:
‘De aanleiding voor deze samenkomst is U bekend. Het eeuwjaar der Afscheiding noopt hen, die in de Afscheiding het werk Gods erkennen, tot een dankbaar herdenken. Dat bij die herdenking het College van Hoogleeraren dezer School niet achter wilde blijven, zal door ieder gemakkelijk worden verstaan. Deze School is uit de beweging der Afscheiding voortgekomen, staat nog in den dienst van een groep van kerken, die haar tegenwoordigen bestaansvorm voor een belangrijk deel aan de Afscheiding danken; en wat meer is dan dit alles, stelt er, evenals de kerken, die zij dient, haar eere in, te leven uit dezelfde belijdenis, waarvoor de vaders der Afscheiding hun zwaren, maar door God gezegenden strijd gestreden hebben.
Het College van Hoogleeraren heeft daarom geoordeeld, dat het op zijn weg lag, door een publieke daad van herdenking het werk Gods in de Afscheiding te eeren. De aangewezen weg daarvoor was wel het beleggen eener publieke samenkomst van hoogleeraren en studenten, waarin door een der hoogleeraren een academische herdenkingsrede zou worden gehouden. Prof. Schilder, de hoogleeraar in de dogmatiek en aanverwante vakken, werd door het College uitgenoodigd, zich hiermede te belasten.’
Ik geef deze rede hier weer, gelijk ze uitgesproken werd. Slechts heb ik hier en daar een enkele opmerking aan het ge-