Cursus bij kaarslicht. Lezingen van K. Schilder in de laatste oorlogswinter. Deel 1
(1997)–K. Schilder– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 77]
| |
9 Kerkrecht en kerkverbandWanneer ik over het kerkrecht ga spreken vanavond ben ik niet op eigen terrein. Van kerkrecht heb ik nooit meer studie gemaakt dan normaal is, maar met name de moeilijkheden van de laatste tijd hebben mij ertoe gebracht me van enkele kernvragen meer rekenschap te geven. Voorzover die kwesties de laatste tijd opgekomen zijn, meen ik te moeten handhaven wat ik daarover gezegd heb. Het zijn kwesties van diep belang en men moet niet denken dat de kwesties die zich bij het kerkrecht voordoen, een zaak zijn van synodale heren of van synode-heren. Dat te menen zou een ernstige misvatting zijn. Het psalmvers dat de voorzitter zojuist heeft opgegeven (Ps. 72:l) is de psalm die ons de theocratische koning tekent, die wordt aangebeden en die zekere principes volgt, die hijzelf heeft afgekondigd. Nu is de theocratie zelf reeds meer dan eens gezien als het prototype van de theocratische kerk zoals die vandaag bestaat. Die theocratische koning is geen usurpator, maar dienaar. Voorzover de kerk geregeerd wordt niet door macht, voor zover is de theocratie onder Israël een zuivere naam voor de regering en de regeringsprincipes van de kerk. Als nu God zelf aangebeden is: ‘Geef, HEER, den Koning Uwe rechten’, dan hangt met deze bede samen heel de vraag van de kerkregering. Die vraag gaat niet om buiten de consciëntie der gemeente. Heel ons ambtelijk leven krijgt er elk ogenblik mee te maken. Daarnaar te handelen was een gehoorzaamheidsprestatie van Luther en vooral van Calvijn. En ook van De Cock met zijn klein gezelschap van ‘hanepootschrijvers’. Eveneens van Kuyper en Rutgers, die het kerkrecht brachten in een uitgewerkt systeem. Het is een klacht, die we mogen slaken voor de oren van God, dat in diezelfde kerken, waarin men zich herinnert dat voor vijftig en honderd jaren die gehoorzaamheid betracht werd, men hardhandig bejegent hen die op Kuyper en Rutgers verder bouwen. Wat niet is een bewaren van Kuyper en Rutgers, maar een bewaren van de grondbeginselen die zij in één formule brachten, consequenter en duidelijker dan het mogelijk was aan De Cock en de zijnen. Nu is het veld zeer wijd. Men zou niet in één avond klaar kunnen komen, zelfs niet met een overzicht van de vragen die aan de orde gekomen zijn. Daarom is beperking noodzakelijk, en zal slechts over hoofdzaken gesproken kunnen worden. | |
[pagina 78]
| |
De eerste vraag is wel deze: hoe te denken over het kerkverband? Het kerkverband wordt heel verschillend gezien. Dat kan ook niet anders, omdat de vraag of en hoe er een verband van plaatselijke kerken is alles beheerst. Is er een verband van kerken? Sommigen zeggen: nee. Zij denken zich een kerk die een band slaat om de gemeenten. Er is een land: Nederland. In dat land is een kerk: de vaderlandse kerk, het kerkgenootschap. Die kerk heeft afdelingen ter plaatse, waar zich onder haar groeperen laten plaatselijke gelovigen, in Groningen Bedum enz. Die plaatselijke afdelingen worden gemeente genoemd. Dit principe van de landskerk is van vèrdragende betekenis. De plaatselijke afdelingen kunnen niets zelfstandig inrichten, zonder dat vooraf de landskerk in actie gekomen is. Men heeft het stelsel dat hierop voortbouwt het collegialistische stelsel genoemd.Ga naar margenoot1 Dit stelsel rust op de zeer aanvechtbare grondslag dat de kerk aan een bepaald land gebonden is. De vraag doet zich aanstonds voor: waarom zegt men niet dat de kerk een ding is van de wereld? Er moet een drang zijn om te hebben een vergadering van gelovigen, die oecumenisch ingericht is en die haar vangarmen uitspreidt over heel de aardbol. Dit moet een streven zijn van allen die naar God vragen. Waarom hebben wij niet de wereldkerk te beschouwen als de kerk, de landskerk als onderdeel ervan en de plaatselijke gemeente als onderdeel van de landskerk? Men zegt: ja, dat is theoretisch goed, maar het kan niet, dus voorlopig moeten we met de landskerk tevreden zijn. Als voornaamste bezwaar tegen de wereldkerk noemt men dan het verschil in taal. Maar er zijn toch grote gebieden, waar de taal helemaal geen beletsel vormt. In Amerika bijvoorbeeld, waar dezelfde taal in het hele werelddeel gesproken wordt. Daarom is het bezwaar dat men naar voren brengt een uitvlucht. Consequent was het geweest van de wereldkerk uit te gaan. Daarom komt de vraag nog scherper naar voren: is dat wat Christus wil, een log lichaam, dat als een kolos in beweging moet worden gebracht vóór de plaatselijke kerk? Christus heeft dan wel heel ongelukkig gewerkt. Hij heeft de apostelen niet opgedragen eerst een wereldorganisatie op te roepen, maar Hij heeft tot hen gezegd: ga rond van plaats tot plaats en als dit niet kan, van huis tot huis, doop en stel ambten in. Zo komt er in iedere plaats een organisatie, die autark heten mag. Zo breidt Christus zelf de kerk uit. Hij maakt er niet een wereldkerk van, maar zegt plaatselijk: voegt u samen en komt zo tot een kerkverband. Het verband rust dus op een verbond van de plaatselijke kerken zelf, het kerkverband rust op het kerkverbond. Waar plaatselijk de ware gelovigen zijn vergaderd is een lichaam van Christus. Sommigen zullen zeggen: hé, dat is vreemd, heeft Christus dan vele lichamen? Jazeker, miljoenen. Niet lichamen van vlees en bloed, uit Maria, maar in beeldspraak: lichamen die Christus toe- | |
[pagina 79]
| |
behoren, door Hem geformeerd en in stand gehouden, waarin Hij als Profeet, Priester en Koning openbaar wordt. Indien dit de bevreemding van de synode opwekt, valt te wijzen op hetgeen prof. Grosheide in zijn commentaar op 1 Cor. 12:27 zegt: de kerk in Corinthe is een lichaam van Christus; dat is niet maar zijn verklaring, maar het is volgens hem een goede vertaling van Paulus' tekst.Ga naar margenoot2 Dus zo leert de Heilige Geest. Daarom is het niet juist te zeggen: Christus' lichaam is de wereldkerk. De fout van een massa constructies inzake het kerkrecht is, dat men het lichaam van Christus zich fysiek denkt. Groningen is er dan een deel van, bijvoorbeeld de pink. Anderen zeggen: nee, dat is een beetje raar; het lichaam van Christus is mystiek, verborgen, onzichtbaar. In de zichtbare kerk komen Fremdkörper voor, hypocrieten, maar het mystieke lichaam van Christus is de vergadering, aan God bekend, van alle uitverkorenen, of zoals anderen zeggen: van alle oprecht gelovigen. Tussen deze beide laatsten is een groot verschil. Is het mystieke lichaam van Christus de vergadering van de uitverkorenen, dan is het maar de vraag wanneer die uitverkorenen ertoe behoren. Bij hun komst in de wereld? Maar het kan zijn dat ze nog wedergeboren moeten worden. Anderen zeggen: het mystieke lichaam van Christus is de vergadering der oprecht gelovigen. Dit geeft al dadelijk moeilijkheden. Men krijgt geen vergadering die hen allen omvat. Geen enkele kring van mensen omvat alle gelovigen op één plaats, nog veel minder alle uitverkorenen. Maar dan is de kerk ook geen vergadering meer, hoogstens een memoriepost in de boeken Gods. Daaroom zeggen wij des te bewuster: de kerk is niet op te vatten als wereldkerk, of als een collectie personen, aan God alleen bekend. Maar elke kerk is een op aarde concreet, grijpbaar, bij de post adresseerbaar geheel, Christus toebehorend en uit Hem levend. Als nu elke kerk een lichaam van Christus is, dan staat er niets tussen Jezus Christus en de plaatselijke kerk. Geen paus, die zegt: ik ben plaatsvervanger van Christus en opperherder over de universele kerk. Ook geen koning, geen rijkspresident met zijn ministerie, ook niet dat van eredienst (denk aan Willem I bijvoorbeeld de verlichte despoot, tegen wie De Cock zich verzet heeft). Ook niet een synode, of een classis, of een kerkeraad, of een dominee of wie dan ook. Elke kerk is als een vrije kerk ter plaatse gebonden aan Christus en aan Hem alleen. Maar omdat Christus niet tevreden is met Groningen, Bedum, Assen enz, zegt Hij: Ik wil dat de schapen die van mijn stal zijn, één zijn en Hij stuurt het erop aan, dat alle gelovigen van de hele wereld samenkomen, geen conglomeraat gaan vormen, maar elkaar de hand geven en Christus de eer geven van Kerkvergaderaar over de hele aarde. Daarom gaan de plaatselijke kerken een kerkverband aan. Dat is niet een zaakje van onze smaak, maar een zaak van Christus, waarvoor Hij voortdurend bidt, en waarom Hij worstelt. De | |
[pagina 80]
| |
plaatselijke kerken komen zo bijeen in classes, particuliere en generale synodes, en daarna, zodra mogelijk over de hele wereld in een oecumenische synode. We mogen niet rusten voor ook dit laatste bereikt is. Het is onze taak dat te erkennen, daarnaar te zoeken en daarvoor te ijveren. Zo'n kerkverband moet een kerkverbond zijn. Het mag in geen enkel opzicht iets te kort doen aan de adel, de eigen aard en het eigen recht der plaatselijke kerken; het kan nooit een verwonding aanbrengen aan wie dit verbond sluiten. Doet het dit toch, dan is het geen verbond, maar een verkrachting. Een verbond moet wat voorhanden is ontplooien, denk aan het huwelijk, waarin man en vrouw beiden tot verdere ontplooiïng komen. Het verband mag nooit de hoogheid van de plaatselijke kerken schaden. Dat is een fundament van het gereformeerde kerkrecht.
Onze kerken hebben dat terdege beseft. Wanneer een verband aangegaan wordt in Nederland, dan komt er een kerkenordening. Die is geen dwangbuis, van bovenaf door de landskerk opgedrongen, maar een afspraak die de vrije kerken onderling in vrijheid gemaakt hebben. Een afspraak waarvan ze, eenmaal gemaakt, gezegd hebben: daaraan houden wij ons en de één zal over de ander geen heerschappij voeren. Daarom zegt het laatste, vroeger het eerste artikel van onze kerkenordening: de ene kerk zal over de andere, de ene ambtsdrager zal over de andere geen heerschappij voeren.Ga naar margenoot3 De kerk van Bedum en die van Lutjebroek zijn geen haar minder dan die van Groningen, die ook vandaag nog een massale kerk is. Dit is een van de beginselen, waarin het karakter van ons kerkrecht ten scherpste uitkomt. Er is nog een ander artikel, dat het verbondskarakter uitwerkt en handhaaft: artikel 31.Ga naar margenoot4 Hierin ligt de kern van de hele kwestie die ons vandaag bezighoudt besloten. Het artikel houdt een dubbele waarschuwing in die zich in de woelige zee van het kerkelijk leven richt tegen een dubbele rots, die men met zijn scheepje wil vermijden om het niet te doen breken. Het artikel keert zich namelijk tegen het independentisme en tegen de hiërarchie. Het independentisme is de richting die als kenmerk heeft dat ze uitgaat van de autonomie van groepen van gelovigen die onafhankelijk zijn van kerkverband en die ook geen regerend gezag van de kerkeraad erkennen: Christus heeft het gezag gegeven aan de gemeente en wel aan de leden der gemeente, individueel opgevat. Independent betekent: niet afhankelijk. De kerk hangt van Christus af, zegt men; de kerk is het lichaam van Christus - dus wij zijn van elkaar onafhankelijk. De independenten hebben gelijk wanneer ze zeggen: we hangen niet af van enige machtsinstantie, zelfs niet van de bijzondere ambtsdragers. Dat willen we graag van hen overnemen. Maar omdat wij wel degelijk afhankelijk zijn van Christus’ macht zijn wij verplicht een verband aan te gaan. De independenten hebben ongelijk, wanneer ze vergeten dat we af- | |
[pagina 81]
| |
hankelijk zijn van Christus, die het kerkverband wil en die ons verplicht om het in stand te houden zonder enige reserve. Daarom is dit artikel door de gereformeerden opgesteld: wanneer een vergadering samenkomt en iets besluit, heeft iedereen het beslotene te handhaven en uit te voeren. Zo is de regel. Men mag niet zeggen: ik ben het met de besluiten niet eens, ik vind ze onredelijk, daarom houd ik mij er niet aan. Op deze manier zou de regering der kerk onmogelijk zijn. Daarom staat in artikel 31: wij houden ons aan de besluiten, ook als wijzelf ertegen zijn geweest. Dit keert zich tegen het independentisme. Maar het tweede lid van artikel 31 keert zich tegen een andere klip: die van de hiërarchie. Hiërarchie betekent: regering van heilige personen. In engere zin: regering van mensen die zeggen: ik heb een macht die ik aan de plaatselijke kerken opleg; zij hebben te gehoorzamen en geen kerk mag gehoorzaamheid weigeren. Geeft de kerk zich aan de hiëarchie over, dan vervalt de kerk in die zonde - door de belijdenis een kenmerk van de valse kerk genoemd - het aan zichzelf en zijn eigen voorschriften meer macht toekennen dan aan Gods Woord en het vervolgen van hen die zichzelf daaraan niet conformeren. Nu hebben de kerken bij hun verbondssluiting gezegd: tegen die beide zonden, die van independentisme en die van hiërarchie, helpe ons God. En om zelf ons ertegen te helpen zullen wij ons bij voorbaat wapenen: wij zullen ons houden aan hetgeen door een vergadering besloten is, al geschiedde dat niet met onze instemming, maar wij zullen geen besluiten erkennen die strijden met Gods Woord, de belijdenis en de kerkenordening. Men kan dus op twee manieren het verbond verbreken. De synode roept: je bent een verbonds- en trouwbreker, als je je niet houdt aan de besluiten. Men heeft ook de schorsingsbullen van verscheidene mensen ingevuld op deze wijze: hij houdt zich niet aan onze besluiten, hij maakt dus een scheur, bedrijft een openbare grove zonde, derhalve moet hij de laan uit. Men zegt niet: hij gaat in tegen Schrift en belijdenis, maar: wij besloten iets, hij zegt nee, dus hij moet de laan uit. Ofschoon de synode zegt: zo hoort het volgens artikel 31 van onze kerkenordening zeggen wij: er staan twee dingen in artikel 31. Het één is van het ander een aanvulling en een begrenzing. Onze vaderen waren zo overtuigd van de goede orde en van de noodzaak van goede orde, dat ze zeiden: beslissingen die ingaan tegen de kerkenordening houden we niet. Liever een beslissing niet uitvoeren, dan ingaan tegen de kerkenordening. Dus de lijn van het anti-dependent zijn is vastgehouden in artikel 31, sub b. Ook meerdere vergaderingen moeten zich eraan houden: wij allen, ook in meerdere vergaderingen, zijn gebonden aan de kerkenordening en zullen niets uitvoeren wat in strijd daarmee zou zijn besloten. Tegen iemand die wel uitvoert wat strijdt met Gods Woord, de belijdenis en de kerkenordening hebben wij te zeggen: je bent een trouwbreker, je schendt het ver- | |
[pagina 82]
| |
bond der kerken.
Ik moet nu iets zeggen van de kijk van de synode op artikel 31. Men zegt: onze besluiten moet je uitvoeren zolang ze niet ingetrokken zijn.Ga naar margenoot5 Je moet ze dus in ieder geval uitvoeren tot de volgende vergadering indien je een gravamen indient.Ga naar margenoot6 Bovendien zegt de synode zelf niet gebonden te zijn aan de kerkenordening; de synode kan die veranderen.Ga naar margenoot7 Op deze beweringen, die diep ingrijpend zijn, willen we graag iets antwoorden. Men zegt: de synode is aan de kerkenordening niet gebonden. Dit is even dwaas als de bewering, dat Koningin Wilhelmina niet gebonden is aan de grondwet, omdat zij bijvoorbeeld haar veto kan uitspreken, of de grondwet veranderen kan met haar ministers. Ongetwijfeld heeft de synode het recht, ja de plicht om de kerkenordening te wijzigen, maar dit mag alleen geschieden naar de regel van het kerkverband en het kerkverbond en alleen omdat de plaatselijke kerken er opdracht toe geven. Elke synode is een vergadering van afgevaardigden van de kerken. Men zegt wel: het is een vergadering der kerken. Dit is juist, wanneer men er onder verstaat: een vergadering, in het leven geroepen door de kerken en uit afgevaardigden bestaande. Nu is het een algemene regel dat de afgevaardigden minder zijn dan degenen die afvaardigen; de zender is meer dan de gezondene. Het is ook een algemene regel dat de zender autoriteit uit de eerste hand heeft en de gezondene autoriteit uit de tweede hand. De gezondene kan wel macht krijgen van zijn zender, maar hij heeft geen oorspronkelijke macht. Als de kerken zeggen: wij vaardigen af van Christuswege N.N., om in een bredere vergadering iets te besluiten, dan hebben die vergaderingen van afgevaardigden afgeleide, dus begrensde macht. Nooit mogen zij zeggen: wij zijn vrij van de kerkenordening, want die kerkenordening gold, toen men ons afvaardigde naar de vergadering. De synode moet de kerkenordening veranderen als daarvoor opdracht is van de kerken zelf. Maar nooit mag het gebeuren naar eigen smaak. Geschiedt dit toch, dan is de orde omgekeerd en dan hebben de afvaardigende kerken een kat in de zak gekocht, zoals iemand in Leeuwarden het uitgedrukt heeft. Het is volkomen onjuist en eigenlijk onzedelijk zo te doen. Voetius zei: gezag van de eerste hand hebben de kerkeraden, gezag van de tweede hand de meerdere vergaderingen. De uitdrukking ‘meerdere vergaderingen’ kan aanleiding geven tot misverstand. Gemakkelijk komt men ertoe een meerdere vergadering te beschouwen als een vergadering, die hoger is in rang. ‘Meerder’ wil echter niet zeggen: superieur, first rate, maar: uit meerdere personen samengesteld. De synode kan zich nooit permitteren de bestaande kerkenordening aan haar laars te lappen. Dit wat betreft het tweede punt - de bewering dat de synode niet aan de kerkenordening gebonden is. | |
[pagina 83]
| |
Nu het eerste punt. Mag de synode voor drie jaar onderwerping aan de genomen besluiten eisen, wanneer ze strijden met Gods Woord, de belijdenis en de kerkenordening? Dit te bevestigen is grote dwaasheid. Wanneer de uitspraken duidelijk in strijd zijn met Gods Woord, de belijdenis en de kerkenordening mag niemand zich eraan houden. Bovendien, wanneer het zo bedoeld was als de synode het nu zegt, wordt artikel 31b eigenlijk volmaakt overbodig. Het heeft geen zin te besluiten dat je je aan den beslissing moet houden totdat die teruggenomen is. Want eenmaal teruggenomen, bestaat de beslissing eenvoudig niet meer. De synode haalt een streep door het bestaande artikel. Van synodewege wordt als argument aangevoerd een uitspraak van de synode van Veere (1610) waarin gezegd wordt: wanneer een besluit genomen is heeft ieder zich te onderwerpen.Ga naar margenoot8 Men vergeet dan dat dit besluit niet slaat op de nu actuele gevallen. Ook, dat het een kwestie was van revisie-zaken. Ook, dat een paar bladzijden eerder bij Reitsma en Van Veen een uitspraak voorkomt die zegt dat wanneer een meerdere vergadering een besluit neemt, dat in strijd is met de Schrift, de belijdenis en de kerkenordening, een mindere vergadering zulk een besluit moet annuleren. Wie historisch citeren wil, moet het volledig doen en niet te hooi en te gras.Ga naar margenoot9 We moeten dus constateren, dat de kerkenordening uitgaat van het verbond der kerken en dat het een dienst is die wij elkaar bewijzen, wanneer wij wijzen op het gevaar van af te wijken ter linker of ter rechter zijde. Nu iets over het karakter van de meerdere vergaderingen zelf. Meerder wil dus niet zeggen hoger, maar breder. Dat blijkt ook uit de wijze waarop de afgevaardigden gerekruteerd worden. De kerken zeggen: we sturen hen naar een meerdere vergadering met een lastbrief; ze hebben last en macht om te besluiten, mits ze gebonden zijn aan Gods Woord, de belijdenis en de kerkenordening. Die instructie is het duidelijke bewijs, dat niemand zich heeft te conformeren indien de besluiten in strijd zijn met Gods Woord, belijdenis en kerkenordening. Als je dit volhoudt, kom je dan niet in grote moeilijkheden? Waar is de grens? Iedereen kan wel zeggen, dat volgens hem bepaalde besluiten strijdig zijn met de Schrift. Ik geef direct toe, dat er grote gevaren aan verbonden zijn. Er is trouwens geen enkele gedragslijn die naar het Woord is en niet grote gevaren met zich brengt. Vrijheid is een groot gevaar voor het vlees namelijk. Maar om dit gevaar mogen we niet het gebruik weigeren. Anarchie kan uitbreken bij hen die zich niet conformeren. Maar de anarchie ís er, wanneer men de besluiten wel uitvoert, hoewel ze in strijd zijn met Gods Woord, de belijdenis en de kerkenordening. Bovendien is er een sterke rem: ieder moet het bewijs leveren. Dit is niet: de synode overtuigen van onjuistheid, maar het wil zeggen: iedereen, die bezwaar heeft moet zeg- | |
[pagina 84]
| |
gen: op deze gronden zou ik mijn consciëntie geweld aandoen, wanneer ik de besluiten voor vast en bondig hield. De plicht tot bewijsvoering is een gezond medicijn voor elke liefhebberij in verkeerde zin. Maar het recht van gravamen blijft onverkort. Nu worden geen bewijzen meer getoetst, men wordt eruitgegooid, omdat men ingaat tegen een Prae-advies, dat men vandaag verklaart in de kachel te mogen gooien.Ga naar margenoot10
Ik moet nu terug naar het verbond van straks, en wil nu spreken over de vraag of het verbond opzegbaar is. Inderdaad is het verbond opzegbaar. Het verbond is volkomen vrijwillig aangegaan, dus mag de kerk het verbreken ook. Echter met dit grote voorbehoud: het moet Christus’ wil zijn dat het kerkverband opgezegd wordt. Elke kerk in die situatie moet weten: wanneer we het kerkverband bewaren, dan doen we zonde. Het verband opzeggen moet altijd ook tegelijk zijn: het verband aangaan. Zo ontstaat een nieuw verband als akker van gehoorzaamheid, die God zelf in de kerk mogelijk maakt. Natuurlijk is het de vraag: hoe het moet wanneer de kerkeraad weigert het verband te verbreken dat zondig geworden is. In zo'n geval, wanneer de kerkeraad weigert, moet het ambt der gelovigen optreden en naar onze belijdenis moet men zich dan afscheiden van hen, die niet van de ware kerk zijn en zich voegen bij hen, die er wel toe behoren. Het ambt is in de ware kerk onder Christus Jezus werkzaam, maar niet gelijk aan het apostolisch ambt: dat komt nooit terug. De apostelen hadden een macht die later aan niemand meer gegeven is. Daarom moeten we zo oppassen met te verwijzen naar de synode of het convent van Hand. 15. Men kan nooit zeggen: de apostelen deden zo, dus doen wij ook zo. De apostelen hadden immers speciale charismata. Afgedacht daarvan, wanneer Christus later de gelovigen samenroept zonder apostolische dienst, heeft Hij ze nooit zo verzameld dat ze afhankelijk waren van plaatselijke autoriteitjes. Een missionaris is niet een bevelvoerder in een plaatselijke kerk, ook niet in Buitenpost, vanuit Dokkum. Hij is geen commandant over de niet door hem, maar door het Woord samengebrachte gelovigen. Hoe komen gelovigen samen? Door de persoonlijke, individuele band aan Christus Jezus, waardoor de geest van de een, die belijdt, trekt naar de ander, die ook belijdt. Als Christus Jezus de gelovigen heeft samengebracht door zijn Woord, wil Hij hen bewaren in de vorm van een normaal en genormaliseerd kerkelijk leven. Hij doet dat door ambtsdragers die het bijzondere ambt hebben, niet door de gemeente, maar door Christus, Die de gemeente regeert speciaal door de ouderlingen, de leer- of regeerouderlingen. De gemeente moet aanwijzen wie er de gaven voor hebben, en de gekozenen moeten van Christuswege aanvaarden | |
[pagina 85]
| |
het officium om leiding aan de kerk te geven. Zo krijgen zij van Christus regeermacht door de gemeente. Dus wanneer er een tijd komt dat het bijzonder ambt knoeit en in de dienst van de zonde staat, moeten de gelovigen krachtens hùn ambt zeggen: wij zijn samengebracht door het Woord en onderworpen daaraan alleen; het ambt aller gelovigen kan in alle zelfstandigheid zeggen: dat zegt het Woord. Luistert men er niet naar, dan moeten opnieuw de bijzondere ambten worden ingesteld. Daarom moet bij elke kerkreformatie het ambt der gelovigen weer in functie komen. Geschiedt dit dan is dit geen revolutie, ook geen miskenning van de regeermacht van de ouderlingen, maar reformatie.
Samenvattend zeggen wij dus: laat ons zien dat in de kerk van Christus last en lust altijd samengaan. Hier valt te denken aan de les over de synode-macht, in de eerste tijd gegeven door Christus Jezus zelf. De synode van Jeruzalem had bepaald, dat men zich moest onthouden van hetgeen aan de afgoden geofferd is, van bloed, van het verstikte en van hoererij.Ga naar margenoot11 Daartegen kwam Nicolaüs in opstand; hij zei: we moeten vrij zijn in leefwijze, vrij in spijs. Hij leerde de adiaforie - hoe we eten en leven komt er niet op aan. Hiermee kwamen hij en zijn aanhangers in strijd met de synode. Zij zeiden toen: wij zijn vrij van de synode; het zijn ook maar mensen die het daar gezegd hebben. Bovendien zegt Paulus in 1 Kor. 8 dat we vrij zijn in die dingen. Bovendien, Paulus en Petrus zijn het ook vaak oneens. Toen dat dreigde de orde te vertroebelen, kreeg Johannes de opdracht een brief te schrijven naar de kerk van Thyatire, waar Nicolaüs invloed had.Ga naar margenoot12 In deze brief wordt gezegd: wat ge hebt, houdt dat; ook de last die ge hebt, houdt die met geweld vast. Ofschoon Ik u bind aan al die besluiten, toch moet ge wel bedenken: Ik leg u geen nieuwe last op, ook niet door het apostolisch ambt. Blijf zo een levende kerk, totdat Ik kom. Indien dit juist is, is het kerkverbond en het kerkverband in de eerste plaats nooit een knellend juk en is in de tweede plaats het houden van de goede orde een weldaad, een vrucht van het kruis en een profijt voor alle eeuwen.
aantekening 1 ‘Gheen Kercke sal over een ander Kercke, gheen Dienaer des Woorts, gheen Ouderlinck, noch Diaken sal d'een over d'ander heerschappie voeren, maar een yeghelijck sal hen voor alle suspicien ende aenlockinge om te heerschappen wachten’, Acta ofte Handelinghen der versamelinghe der Nederlandtsche Kercken die onder 't Cruys sitten, ende in Duytschlandt, ende Oost-Vrieslandt verstroyt zijn, gehouden toe Embden den 4 Octobris Anno 1571, art. 1, zie F.L. Rufgers, Acta van de Nederlandsche synoden der zestiende eeuw, 's-Gravenhage 1880, pag. 55. Een kerkorde in strikte zin vormden de Acta van de synode van Emden 1571 uiteraard niet. De | |
[pagina 86]
| |
naam Kerckenordeninghe werd pas aangebracht nadat op de synode van Middelburg 1581 de nodige bekorting en systematisering van de stof had plaatsgevonden. In deze kerkorde werd het grondbeginsel voor de kerkinrichting van de gereformeerde kerken dat Emden 1571 in het eerste artikel had geformuleerd, tot uitdrukking gebracht in het slot, als het voorlaatste artikel, dat luidde: ‘gheen Kercke sal over andere Kercken, gheen Dienaer over andere Dienaren, gheen Ouderlinck noch Diaken over andere Ouderlinghen ofte Diaconen eenighe heerschappie voeren’. Dezelfde voorlaatste plaats neemt de gulden regel ook nu nog in: ‘Geen kerk mag over andere kerken, geen ambtsdrager over andere ambtsdragers, op welke wijze ook, heersen’, Kerkorde van de Gereformeerde Kerken in Nederland, art. 83.
aantekening 2 ‘Als iemand van oordeel is, dat hem door een uitspraak van een mindere vergadering onrecht is aangedaan, kan hij zich beroepen op de meerdere vergadering. De uitspraak die bij meerderheid van stemmen gedaan is, zal als bindend worden aanvaard, tenzij bewezen wordt dat zij in strijd is met het Woord van God of met de kerkorde’, Kerkorde van de Gereformeerde Kerken in Nederland, art. 31. - Redactie vóór de taalkundige vernieuwing van 1978: ‘Zoe iemand zich beklaagt door de uitspraak der mindere vergadering verongelijkt te zijn, dezelve zal zich op een meerdere kerkelijke vergadering beroepen mogen; en 't gene door de meeste stemmen goedgevonden is, zal voor vast en bondig gehouden worden. Tenzij het bewezen worde te strijden tegen het Woord Gods, of tegen de Artikelen in deze generale synode bestolen, zolang als dezelve door geen andere generale synode veranderd zijn’.
aantekening 3 ‘Besluiten eener generale synode kunnen natuurlijk door een volgende gewijzigd worden, maar zoolang dit niet geschied is, zijn ze bindend. Meent iemand, om der consciëntie wil zich er niet aan te kunnen houden, dan mag hij zeker niet tegen zijn consciëntie handelen, maar moet hij dan ook tevens tot de conclusie komen, dat hij met het kenkverband moet breken.’ ‘Krachtens opdracht van de generale synode’ van Sneek-Utrecht 1939-1943 werd dit door deputaten van de synode schriftelijk medegedeeld aan de kerkeraad van de Gereformeerde Kerk te Wezep op 8 december 1942, zie: Acta van de voortgezette Generale Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland 1940-1943, Kampen z.j., pag. 273-274. De kerkeraad van Wezep had op grond van de kerkorde bezwaar kenbaar gemaakt tegen de zelfcontinuering van de synode en de eigenmachtige uitbreiding van haar agendum. (Commentaar op de bovengeciteerde woorden: ‘Hier staat het dus voor ons, in alle naaktheid: buigen of barsten ...’, drs. G. van Dooren [destijds v.d.m. te Wezep], ... en wij zijn ontkomen! Verhaal van kerkstrijd in oorlogstijd, I, Goes 1987, pag. 132.).
aantekening 4 Bij de nieuwe generale synode die op 22 juni 1943 te Utrecht bijeenkwam waren bezwaren (gravamina) ingediend tegen de zelfcontinuering enz. van haar voorgangster. In het rapport van de synodecommissie daarover, dat de instemming van de synode verkreeg, werd ook gehandeld over ‘Het uitermate belangrijke punt, wat de strekking is van de slotclausule van art. XXXI K.O. ‘tenzij dat het bewezen worde ...’. ‘Volgens het rapport zou de duidelijke zin van het artikel zijn, dat het ‘voor vast en bondig houden tenzij’ verstaan moet worden in de zin van: voor vast en bondig houden totdat een volgende synode van de onjuistheid van een besluit overtuigd wordt. Men moest dus een synodebesluit altijd voor vast en bondig houden TOTDAT het door een synode veranderd was. (‘Het nieuwe kerkrecht ten voeten uit’.) Het rapport is opgenomen in: Acta van de Generale Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland, gehouden te Utrecht 1943-1945, pag. 257-263.
aantekening 5 Dit werd met klem voorgehouden door prof. dr. H.H. Kuyper, praeadviseur | |
[pagina 87]
| |
van de synode. In een artikelenreeks over het gezag van de generale synode en de kerkorde in De Heraut van 21 maart tot 23 mei 1943 (nrs. 3394-3403) poneerde en verdedigde hij, dat de band die de kerkeraden, classicale en provinciale vergaderingen aan de kerkorde bindt ‘van een geheel anderen aard’ is ‘dan dit het geval is met de Synode’. De eerstgenoemde vergaderingen zijn ‘wèl gebonden aan de bepalingen der Kerkenorde, want ze kunnen die niet wijzigen. Van zulk een gebondenheid is bij de Synode daarentegen geen sprake, omdat zij alleen bevoegd is de Kerkenorde te wijzigen’. ‘Van een subjectie aan de Kerkenorde zooals het geval is bij de mindere vergaderingen Kerkeraad, Classis en Particuliere Synode, die voortvloeit uit Artikel XXXII is uiteraard bij de Generale Synode, die de Kerkenorde vaststelt, geen sprake.’ (nrs. 28 maart, 9 mei, 16 mei 1943). aantekening 6 De bedoelde uitspraak van de particuliere synode te Veere (1610) is te vinden in: J. Reitsma en S.D. van Veen, Acta der provinciale en particuliere synoden, gehouden in de Noordelijke Nederlanden gedurende de jaren 1572-1620, V, Groningen 1896, pag. 99. Op deze uitspraak van Veere 1610 werd van synodenwege een beroep gedaan o.m. in de Toelichting op het Synode-besluit tot schorsing van Prof. Dr. K. Schilder, pag. 43. - In hun missive d.d. 5 juni 1944 aan de generale synode van Utrecht stelden de hoogleraren dr. H. Dooyeweerd en dr. D.H.Th. Vollenhoven, pag. 6, de vraag: ‘Hebben de deputaten, die dit rapport opstelden, wellicht vergeten, dat in den Doleantietijd met precies herzelfde beroep de voormannen der doleantie werden bestreden? (Men zie dr. H.G. Kleyn, Algemene kerk en plaatselijke gemeente tegen jhr. mr. A.F. de Savornin Lohman en dr. F.L. Rutgers, De rechtsbevoegdheid der plaatselijke kerken, 1888, blz. 107.)’. |
|