menten’. Deze vallen in de historie; er staat immers een oproep om zich te bekeeren voordat God den Messias zendt en de chronoi apokataseoos hapatoon.
Chronos kan niet worden ingedragen in de eeuwigheid, zegt men. De bijbel spreekt echter niet wetenschappelijk, maar in termen die wij begrijpen kunnen: anthropomorphismen. Chronos kan zijn een continuiteits-aanduiding van de eeuwigheid (vgl. Kittels woordenboek). De kairoi anapsuxeoos breken uit in de chroni apokatastaseoos: ze vinden daarin hun culminatie, in de laatste, volkomen uitgewerkte ‘verkwikking’ van den jongsten dag. De kairoi anapsuxeoos beteekenen de onderscheidene momenten in de voorbereiding voor den laatsten dag; en deze voorbereiding valt binnen de historie. Deze verkwikking, deze negatieve breking van de ellendigheid, zonde, smart enz. culmineert, vindt haar akmè in de chronoi apokataseoos, die niet meer negatief zijn, maar positief beteekenen: een ingaan in de volle schepping Gods, om Hem daarin zonder pausis te prijzen in de sabbatsgemeenschap met God
c. In onzen kring klinkt het vreemd, wanneer iemand zegt te geloover in de wederherstelling aller dingen. Dit geloof houdt dan echter niet in, dat de, daemonen na een langen tijd van kolasis tenslotte nog in d e hemel zullen komen. Zij, die beweren: ‘eind goed, al goed’, gebruiken di in verkeerden zin. We moeten den term apokatastasis pantoon handhaven precies zooals er staat: zelfs niet met den korreltje zout.
Als God den mensch schiep zonder in die schepping de mogelijkheid te leggen van een verandering na den dood, dan kan men de eeuwige straf niet anders dan handhaven. Dat is de verschrikkelijke kant van het verbond: de gedachte van eeuwigen onvrede naast die van eeuwigen vrede. God heeft gezegd in den aanvang: wanneer ge het verbond, dat uw vrijheid erkent, houdt, volgt het eeuwige leven; maar zoo niet, dan volgt de eeuwige verbondswraak. Liet God de hel niet bestaan, dan zouden de oorspronkelijke dingen niet door Hem hersteld zijn; want hemel en aarde zijn van den beginne gesteld als uitersten, als consequenties van het verbond.
De eigenlijken apokatastasis pantoon bestaat hierin, dat God ons terugvoert naar de oorspronkelijke ordeningen, Kittel wijst er op, dat apokata stasis in 't profane spraakgebruik altijd geldt van verhoudingen (b.v. in de astromonie: wanneer de sterren weer in hun oorspronkelijken stand terugkeeren). 't Gaat daarbij niet om den toestand van het individu maar om de verhouding van persoon tot persoon. Zoo is het ook bij deze plaats. Het gaat er niet om, of maneer A of meneer B iets terugkrijgt van wat hij vroeger misschein heeft gehad, maar of Gods regiment weer ongehinderd wordt hersteld, precies zooals het eens is geweest. De hel houdt de goddeloozen eeuwig in deklem, en zal spreken, maar geen verandering meer kunnen brengen, zoodat God daarin overwint. Mutatis mutandis geldt dit ook van den hemel. Daar brengt God het van den aanvang gesprokene tot vollen triumf; dat is de apokatastasis. De eenheid van Gods werk in kairoi en chronoi vindt haar ekmè in den dag der dagen, wanneer de voltooing is bereikt.
Dit alles beteekent een fel protest tegen de gedachten van Karl Barth. Wat wij hierboven poneerden, zijn niet slechts losse gedachten maar geloofsinhouden!