Bl. 14, regel 6 v.o. staat: vloed. Lees: bloed. |
Bl. 26, regel 7 v.o. staat: Filipp. 2:7. Lees 2:6. |
Bl. 84, opschrift, staat: mensch. Lees: ouden mensch. |
Bl. 100, noot 1 staat: 1 Petr. 2:17. Lees: 2 Petr. 1:17. |
Bl. 101, regel 18 v.o. staat: Ps. 72. Lees: Ps. 77. |
Bl. 106, regel 1 v.b. staat: tijdelijke. Lees: lijdelijke. |
Bl. 113, noot 12, staat: 1 Petr. 1:19. Lees: 2 Petr. 1:19. |
Bl. 113, noot 12, staat: ètant. Lees: étant. |
Bl. 134, regel 9 v.o. staat: zijner vrouwe dood. Lees: den dood van zijn vrouw. |
Bl. 158, regel 5 v.b. staat: 1 Cor. 2. Lees: 1 Cor. 1. |
Bl. 179, opschrift, staat: andere. Lees: anderen. |
Bl. 216, regel 19 v.b. staat: 1 Cor. 2, lees: 1 Cor. 1. |
Bl. 230, opschrift, staat: gastheer. Lees: Gastheer. |
Bl. 239, regel 13 v.b. staat: oude. Lees: ouden. |
Bl. 430, noot 12, staat Prospe; zie. Lees: Prospe., zie. |
Bl. 446, noot 2, regel 3 v.b. staat: quomodo. Daar achter invoegen: & |
Bl. 448, regel 7 v.b. staat: episch. Lees: ,episch, |
Bl. 452, regel 6 v.b. staat: andere. Lees: anderen. |
Bl. 467, regel 19 v.b. staat: in eer. Lees: en eer |