Artikel 7.
De Perfectione Sacrae Scripturae.
Wat betreft de sufficientia van de Bijbel: Ze is voldoende voor het doel, dat ze beoogt, ook om de ongelovigen anapologètous te stellen. Een zeer belangrijke en actuele vraag is deze: Zijn er ook dingen uit de Bijbel af te leiden, die er niet met zoveel woorden uitdrukkelijk in staan vermeld? Sommigen zijn van mening, dat de waarheid autolex moet zijn, d.w.z. dat de waarheid met zoveel letters in de Schrift moet zijn te lezen. Doch de Gereformeerden verwerpen dit standpunt. Zij leren, dat alles, wat met goede consequentie uit de Schrift is af te leiden, als volle waarheid geldt. De Bijbel is toch niet geschreven voor redeloze dieren, maar voor mensen, die hun ratio kunnen en moeten gebruiken! De Schrift is immers norma fidei et morum!
Er bestaat geen onfeilbaarheid buiten de Bijbel, noch bij paus, noch bij Kerkvergadering of wat ook. Daarom hebben we ook steeds gezegd tot hen, die de waarheid van de Bijbel willen ondersteunen door bewijzen uit de natuur (cf. art. 5) of anderszins: Doet dat niet, want de Schrift is autopistisch. Wie wil, kan uit de Bijbel lezen, wat tot de zaligheid nodig is zonder wetenschappelijke hulp. De sufficientia van de Schrift hangt samen met de perspicuitas. Van belang is in dit verband de zgn. accomodatiekwestie. Gevraagd wordt wel: Wanneer God in de Schrift de perspicuitas legt, is deze dan niet de dood voor de waarheid? Karl Barth leert immers, dat over God en Zijn wereld door den mens niet kan gesproken worden! Zo komt men tot de volgende redenering: God is mens geworden, om Zich aan ons te accomoderen. Zo accomodeert God Zich ook in de Bijbel aan ons. De fouten en tegenstrijdigheden in de Bijbel zijn een gevolg van Zijn accomodatie in dienstknechtsgestalte; de hermeneuse van God bij den mens is er toch door de menselijke natuur van Christus. De redenering komt dus hier op neer: God werd mens, om een tolk te hebben ten behoeve van de mensen. Deze tolk werd Jezus Christus, die een dienstknechtsgestalte aannam. Zo heeft ook de Schrift een onvolmaakte dienstknechtsgestalte. De feilbaarheid van de Schrift wordt hierdoor verklaard en geduld.
Doch deze rede is geen rede! Want God werd niet mens, om tolk te zijn, maar om te lijden en te sterven voor de schuld der mensen. Als Christus de morphè doulou aanneemt, is dat de morphè van een getrouwen dienstknecht.
God accomodeert Zich aan onze zonden en zwakheden, maar Hij zegt de dingen zo, dat Hij de waarheid in begrijpelijke vormen giet.
Daarom kan alleen God de Bijbel schrijven. Als een klein kind de deugden en hoedanigheden van zijn vader wil opsommen, dan komt er niets van terecht. Maar een vader kan wel nauwkeurig zijn kind beschrijven. God gebruikt zelfs heel menselijke beelden, om ons de waarheid duidelijk te doen zien. Wij mogen geen beelden maken, God mag het wel (cf. de sacramenten in het Oude Testament).
In het licht van het voorafgaande is het nu wel duidelijk, dat ook de volgende redenering van Barth onhoudbaar is: Het Woord Gods is ongrijpbaar en staat altijd ver boven de mensen; het is nooit uit te drukken in dogma's.
Dat ongrijpbare Woord neemt nu gestalte aan:
1. | in de Bijbel, |
2. | In de prediking der Kerk, |
3. | in Jezus Christus. |