§ 56. Gods waarachtigheid in geding.
We zullen ons wel niet vergissen, als we het vermoeden uitspreken, dat de Korte Verklaring, afgedrukt in den aanvang van deze brochure, meent, dat alleen op het door haar ingenomen standpunt is vast te houden aan de waarachtigheid Gods.
Wat daarvan de nauwkeurig-wetenschappelijke omschrijving wezen zou, blijve hier rusten. Ook de niet-wettenschappelijk geschoolde begrijpt onmiddellijk, waar het over loopt, als we lezen:
‘En God vervult zeker Zijn belofte. Het volgt dus, dat de belofte voor de uitverkorenen alleen is’.
Men ziet de redeneering:
a) | God vervult wat Hij belooft; |
b) | alleen in de uitverkorenen vervult Hij de belofte; |
c) | ze is dus voor de uitverkorenen alleen. |
Nu zullen we niet meer erover spreken, dat ‘zijn voor’ een onduidelijke term is, en dat de benauwende vraag overblijft voor elk kerklid, dat dit overweegt: is er wel iets aan mij beloofd, dat ik zeker kan aanvaarden als tot mij gesproken?
Want hierover hebben we ons al geuit.
Iets anders houdt ons bezig: Gods waarachtigheid. Zoo'n syllogisme (sluitrede) is zoo aanlokkelijk. Het lijkt zoo heerlijk eenvoudig. Het klopt ook als een bus.