Dordtsche Leerregels zeggen: de belofte-des-evangelies is een eed TOT de GEROEPENEN (III-IV, 8). Dat zegt het doopsformulier ook. En ik houd me aan de Leerregels, en wilde aan alle emigranten en niet-emigranten ginds en hier zeggen: doet gij maar desgelijks.
Want ik herhaal, wat ik jaren geleden tegen dr J. Ridderbos met zijn synode schreef: die heele figuur van de onvoorwaardelijke heilsBELOFTE aan de uitverkorenen, de UITVERKORENEN, is een fictie. Diebestaat niet. Er bestaat wèl een dogma aangaande de uitverkorenen. Maar wat God AAN-ZEGT, dat is niet onvoorwaardelijk, als voorspelling, doch in Ursinus' zin een voorwaardelijke belofte aan de geroepenen. De komenden en geloovenden hooren IN het komen de belofte van de onfeilbare leiding tot aan de zaligheid, zoo waarachtig, als God dat nu heden in AANspraak zegt. Die Hem door dat komen eeren zal Hij eeren. Maar die Hem versmaden, zullen licht geacht worden. Dat ééne PLUS dat andere was de serieuze annuntiatie-propositie van den Koning der koningen.
En dan niet maar aangaande hen, die ‘in de historische lijn des verbonds’ (wat is dat: een LIJN?) geboren zijn, maar b.v. ook tot den kamerling van Hand. 8. Wat de gedoopten betreft: bij hen heeft God onder den eed een streep gezet. Een dikken streep. Bevestiging van de preek. die belofte-met-eisch inhield. Maar geen nieuw evangelie. Ook geen evangelie-met-een-nieuw-paragraafje-aangevuld. Neen, de OUDE preek, met een streep eronder, een teeken-en-zegel erbij. Het DIPLOMA bleef onveranderd, wat den tekst betreft. Het werd alleen nu van een zegel voorzien - uitgereikt aan mij.