§ 37. Voorrede Statenvertaling.
We kunnen inzake die ‘voorwaarden’ in 't verbond, waarover we overigens gauw uitgesproken zullen zijn (veel breeder heb ik al elders erover gehandeld, en we kunnen niet altijd repeteeren), nog wel even, bij wijze van aanvulling op het gezegde, iets opmerken in terugslag op wat coll. Hoeksema schrijft in The Standard Bearer. Sommige opmerkingen daaruit bewaar ik voor het slot. Ditmaal slechts één enkel punt.
Onze lezers zullen zich herinneren, dat ik, inzake die ‘voorwaarden’, verwees naar de inleiding op de voorrede van de Statenvertaling; daarin wordt immers met de sterkste woorden gesproken over Gods belóven, onder voorwaarde van geloof en bekeering.
Coll. Hoeksema zegt: goed, het staat in die voorrede van de Statenvertaling. Maar wat bewijst dat? Het is wel meer gebeurd, dat kort na 'n goede en krachtige synode er afval kwam. Kan dat ook niet gelden van die Statenvertaling? Kom me niet aan boord met die Statenvertaling, al is die bezorgd door dezelfde synode die de Remonstranten uitwierp. Maar kom liever aan boord met de confessie zelf. Staat het in de Belijdenis? Laat die maar spreken, áls er van voorwaarden in het verbond sprake is; anders aanvaard ik het woord niet.
Nu geloof ik niet. dat, hetzij coll. Hoeksema, hetzij dr J. Ridderbos, zich achteraf van die Statenvertaling mogen afmaken met een schouderophaling. Het waren geen kinderen, en ook geen verre nazaten van de Dordtsche synode, die ervoor gezorgd hebben; en heel