Bezet bezit
(1945)–K. Schilder– Auteursrecht onbekend
[pagina 221]
| |
VerzenUit Psalm 80.'t Is waar, gij zijt zoo niet van toegenegentheden,
Als deze wijngaard wel van goedheid is ontaard;
Doch uw langmoedig oog bezie eens naar beneden,
Hoe schaars hun wreed gebit uw erfdeel heeft gespaart.
Bezoek, omhels het volk, dat eertijds op u roemde,
't Geen uwe rechter hand een eigen druyfstam noemdeGa naar voetnoot1),
En uwe minne een zoon, bij uwe gunst geteelt;
Het volk, dat weder hijgt in uwen schoot te keeren,
En deerlijk afgesolt, u ernstig komt bezweeren,
Dat gij zijn wee geneest, en zijne breuke heelt.
Zoo gij aan onzen geest, die pasGa naar voetnoot2) beweegt in 't beven,
Die effenGa naar voetnoot3) in 't gevoel van onze jamm'ren leeft,
Weêr d'innerlijke vreucht, als 't leven van zijn leven,
En aan ons ongeluk den laatsten doodsteek geeft:
Beloven wij van 't pad der ondeucht snel van schreden,
Ten zelven oogenblik op 't pad der deucht te treden.
Komt uwe goedigheid, met onze quaal belaânGa naar voetnoot4),
Noch eynd'lijk vleugelen aan ons verlangen biedenGa naar voetnoot5):
Wij zullen met de straf de zonde straks ontvlieden,
En met de ballingschap haar oorzake ook ontgaanGa naar voetnoot6).
HEIMAN DULLAART.
(21 Juni 1940.) |
|