volen heeft van al deze geschriften, maar wij weten ook, dat zijn zoon en opvolger, onder de invloed van een Latijnse clerus, de volledige vernietiging van al deze geschriften bevolen heeft. Het Romeinse Christendom kon deze voortbrengselen van Oud-Germaanse inspiratie en fantasie niet dulden.
O neen, dat is geen hartstochtelijke aanval; het klinkt allemaal zuiver refereerend, en hoofdzakelijk vooral rassentheoretisch geïnteresseerd. Maar het dringt den geest der jonge menschen in: het ras voorop, rassenadel nummer één, en wat straks daartegen inging, al was het christelijk, heeft maar bederf gebracht. Zoolang het ras heidensch is, heeft het zijn adeldom; het christendom bracht de ontaarding.
Een gevechtje met de Eerste Heemsteedsche? Och neen: een klein bewijs maar, dat ons volk stelselmatig wordt geïnfecteerd met ideeën, die heel zeker kerk en bijbel uit de volksaandacht bannen.
Als we nog lang zóó moeten, dan kan de heer Keuning zijn klacht over eigenwijze J.V.'s wel staken. Zùlke rassentheoretische eigenwijsheid, waaraan wetenschappelijke critici geen waarde toekennen, zal dan het veld voor zich alleen behouden hebben.
(2 Augustus 1940.)