Verzameld werk. Deel 2. Het boek ik. De andere namen. De derde persoon
(1978)–Bert Schierbeek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 162 (152)]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 163 (153)]
| |||||||||||||||||||||||||
... diep nachtelijk en onvergankelijk zingen de eilanden der open ogen in mij en bekeren de open wonden der oevers en de selose stroom van de ofri en halen de holen zwijgzaam uit en doen het innerlijk geweld van de mis mij aan en schrijven broden voor millioenen schoner dan de dagen omdat de namen gelukkig maken in dulce jubilo o hellen of treu voor het optrekken van maantekens in de vuigranze dromen van mijn rug waar de rivier mij de ofri stroomt van het water nooit meer hetzelfde en wie er in stapt gaat uit tot het komende en de dingen zullen wel veel van de liefde lijden al zoeken de selentiefheiten ook de weerwilg in de odem sollte schaden abwehren en hippotamisch zeegezingen in de agnus het lam voor de boobergbaring mij open de berg van het woord in these waters a fisherman met de mis van muziek in het kleed van de oevers erbarmen voor de mens het menst en de mensen en het melodogene van de ijselijke adem der bedorven goden en de rijders genot in het nobodynoowshoeiscumming in het zozeldzame schavot van de cornu damore mij daimon... WANT WIE SPREEKT?
mir ist eine schreckliche messe gesungen
what a mess you make me miss
mij is een grote zesjarige mis gezongen
wij waren in uw hof lekkende regengaten
mij zijn zes grote droomvissen voor gezwommen
wij waren zo fellteel amarna in nachten naam
mij is a song to remember uit trundnebeln gaan spreken
wij waren de olivrijmij in schone schalen bewoon ons
mij is gromaal de wijn het lichaam gaan drinken en
de ziel uit
wij zijn hoogmis in de urnen ons zelf tot de uren
vertekel gegaan
mij is de bokaal van de balgen der liefde de ofri
gaan doen
wij groot en vreemd in het verlaten zelf van elkander
gaan staan
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 164 (154)]
| |||||||||||||||||||||||||
mij hebben de maghet basso continuo vervangen
van o
wij zijn ook wel de vaten vervul ons van dromen de
liefde waar
mij ging een groot wij in snikken
wij hebben lakens geweld ingeslikt tot het komen van
dingen
unto us a child was born
UIT DE OFRI!
ich reichte dir die hand
ich wünsche mir den tod
in de beker stond ik van het zingen der dagen ofri
mij grote rivier
bedrängte wänder des ichs das sich hafft ward
de herberg het lezen van open woorden mond
in de bedding het zeker
stond ik
ging zonder ik
kwam op mij ik
verloren wij ik
de wanden te ik
liep ik in de ofri my lovely my love and my river
mij leeg
ik de veel
de ofri ma my
O OFRI DE TIMEE
LUCA DE LUCE
LUGAREN LUGANE LUX
mu uitgevlogen en bewonen de woorden welt amikaal de doven de blinden bewandelen synchroom o moeder welgedaan de allen want niets in deze wateren kent de rust van het kristal om zout te zijn en wel de o wee te vergaren en de hahoha van innerlijk boren naar vervlogen geluiden van diepzeerunen die het hout hadden en de stem wisten over veel adem van eeuwen die ook wel in mij de goot zingen en allen die in dit ik ondergingen en opkwamen van de vorm | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 165 (175)]
| |||||||||||||||||||||||||
en uittrokken wat hen omhing en het staan belemmerde en veel voor de platelen voorhoofden de hof uithingen van ach dit weilandenleven met schaarse sloot om de scheiding te bewaren die wij niet met het oog konden kennen omdat het draaial ook van harten de banen meezingt der astrosopranen stem die staat in het been van wossek de carmen demona o god een goed woord een mooi en waar woord dat dit verstromend al een bedding is en niet een riant riool met open ramen naar de kanten zonder zon een lief woord dat liefde is en regen rivier en niet van scherpenzeel tot rottum loopt over nagelpaden maar blow me the horn en my foolish heart een pontus maximus en de eufraat mij de ofrie orfees omheiningen lucht uit de hemel scheppen van blauw en de zee weer groen over de donkere bodem van gods blote adem voor de godinnen de armen lang om het plukken geluk aan de over dein ons de weg over land te geven want ook over water zullen wij wandelen door geloof over ons te zeggen en de vingers spelen pionengeest voor ons uit op zuidsemitische alfadromen en oasen el sidar gaan spijkerschriften leggen in ons hart en de handen wassen over wat was over de breedtegraden van een gegenüberstehende karte per thulem tot meroen van het goede grote herbergzame in de keeldrift van liefde tot de dood ontroerd waar alles woont en de mystiek van zeven onderhuidse feesten geest geworden tot zienend woord van vuurlanders unfassbarengewalten anvertraut om de pool van de nacht in het bloed te meten en het sober geweld der pluivone wildernissen die mij aan doen en uitleggen over lange straten staande in steenmeedogen en universaal de raadzingen van het wagram der genius in een stil werkwoord dat ik ben en niet weet en in veel licht ligt van strohemen droomwoud en feegezel is en de erwt voor princessen en de rug van erbarmen en het woord voor troost en de hand van hulp en de brand in het brood dat uit de ogenrijst in dulce jubilare... IK ZEG: ik heb een brood geschreven voor millioenen
om de schaam af te weren
en 't verlegen te verdanken
en niet op te houden
und schaden abwehren
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 166 (156)]
| |||||||||||||||||||||||||
en nachten te houden onvergankelijk
and each man kills the thing he loves
en uw troje zijn
HIER STAAT DE DROOM MIJ ROOD VAN OFRI bewoon mij de engel incunabel mij indrapoera mij introïte mij aan het altaar o zing mij de angelus incantabel mij en hevodeel mij wiezoveel mij benedicte my redeemer liveth jubilare deel mij invest en vakeer mij uit vaccin de jehovare concentrame door de gangen heen en weder op en onder door de tralies licht van onderlagen vroomvoel o jibber the job in as door het sinder mamella mij o grote goede ofri met de voeten zo wakker vreesvol voorvoelen en stilstaande spiegels oppervlakte getrokken uit het droomharen wachten in het oosthuis de dorpel neergehaald en veel open tot het komen om gezongen de chebar te zijn de rivier des heeren o profeteer mij maar niet de galgal want wat er stroomt uit de bedding zal het ineen zijn weten en hebben de steentijd uit vele assen wasdom O GROTE RODE OFRI! hoor: de man zei: je gelooft in liefde, of je moet in al het andere geloven de man schreeuwde: ik geloof in liefde! de man vroeg: waarom heb je haar dan dood geslagen! de man antwoordde: zij kon haar niet meer dragen van mij de liefde die gedragen moet worden en die ik zelfGa naar margenoot+ nu draag en zij niet meer want het was een verraad en wat ik niet wilde en ik hebGa naar margenoot+ haar daarom doodgeslagen met een mes gestoken onder de linkerborst, geen bloedverliesGa naar margenoot+ dat kon niet want de liefde had al haar bloed al weggezogen mijn liefde niet, maar dé liefde want het ging niet omGa naar margenoot+ haar daarom heb ik haar ook doodgestokenGa naar margenoot+ stoken omdat het de liefde was en ookGa naar margenoot+ wel de haat voor wat ik meende dat niet mocht dat de liefde de sterkste niet zou | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 167 (157)]
| |||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ zijn maar zij is het sterkste want anders had ik haar niet kunnen doden en hetGa naar margenoot+ ging niet tegen haar maar tegen alles wat er is als ik niet in de liefde kan gelovenGa naar margenoot+ en zou moeten menen dat de wereld waarinGa naar margenoot+ geen plaats is voor liefde gelijk zou hebben en die niet het geloof heeft enGa naar margenoot+ die niets hebben dan het werk dat geen liefde verdraagt en maar dood is en zo zij was dood aan mijn zijden en lag uit de plicht van het uurwerk naast mij om op de tijd te letten met wekkers in haar hartGa naar margenoot+ en dat had ik zelf ook al gekregen en toen heb ik haar heel stil in de nacht nadat ik haar ontkleed heb onder de linker borst gestoken die even trilde en nog even leefde en toen uit zij heeft niets gemerkt niet eens opgekeken en 't was ook niet moeilijk en niet wreed maar de wekker isGa naar margenoot+ niet afgelopen het uurwerk was kapot en moest kapot niet zij maar het uurwerk de wekker en zij was daarin gaan geloven omdat iedereen er meent niet buiten teGa naar margenoot+ kunnen maar er staat geschreven ZO GIJ DE LIEFDE NIET HEBT ZULT GIJ ALLES VERLIEZEN zij woont nog in mij en ikGa naar margenoot+ schreeuw van liefde om haar en 't is goed dat zij dood is maar de liefde niet en geenGa naar margenoot+ medelijden want het was voor haar hetGa naar margenoot+ beste want een verraad zou zij ook nietGa naar margenoot+ makkelijk hebben gedragen en 't zou erGa naar margenoot+ van moeten zijn gekomen en 't lijden watGa naar margenoot+ daaruit volgt voor een mens die het uurGa naar margenoot+ midden in de tijd verliest is verschrikkelijk en zo erg als het kruis en er staat niets | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 168 (158)]
| |||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ tegenover... nu moet ik soms wel snikken maar niet van verdriet en geen berouwGa naar margenoot+ maar om haar ogen die meestal op vijfvingerafstandGa naar margenoot+ boven mijn ogen staan alsGa naar margenoot+ ik lig en gaan als ik loop en zij kijkt mijGa naar margenoot+ aan en dit is een dankbaarheid zo grootGa naar margenoot+ dat zij nu de dood zo groot heeft gekregen dat ik ontroerd door het leven ga en haarGa naar margenoot+ niet terug wens want zij is onsterfelijk een engel en ik ook... deGa naar margenoot+ wereld is nu wel groter geworden en wonderlijkGa naar margenoot+ en de zeven engelen hebben de zeven laatste plagen van het beest zijn beeld en merkteken aan de overzij van de glazenzee want er zal liefde zijn niet één maar DE... het wereldleven... een andere man zei: soms overkomt het me wel in een café dat ik ze weer zie, nog zie of nooit en overal zoek over de regenachtige pleinen vlakland tussen stenen en het gras zie groeien groen onder de voetstappen van haar en de roos ontspringt waar de hiel stond en ook wel de nazomer in haar jurken en haar hele lichaam op straat tegen en je loopt dan over de barkrukken en door de kellners de spiegels binnen waar zij ook loopt en het doet pijn die wonden maar je loopt over glas een zee van vuur en onze monden vertéllen een gerechtigheid die de gefallen niet weet door de zes richtingen der ruimte en er lopen vreemde krullen over de oren en de lippen zijn wel héél stil en haar ogen lachen een vreemde dood in het glas en je drinkt het leeg om de bodem te zien die wijkt en crazy maakt het haar je heet het hoofd maar je handen staan nog vast in de armen al denk je de keel niet ver en wurg je zwijgende koude stenen met je zwakke vingers want wij maken er niets mee we hebben er niets mee gemaakt we konden het niet en je leest in de krant van de jongen van zeventien die het meisje van twintig vermoordt omdat ze niet wou van het zijn liefde zijn zelf zijn praatjes natuurlijk niet aan kon horen en niet begreep | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 169 (159)]
| |||||||||||||||||||||||||
want een boek was hij nog of een film je moet niet speien met het leven je moet het niet lezen ook het is er wel en je kijkt maar beter in de bodem van ogen de zwarte blonde of blauwe als ze het maar dragen kunnen DIT IS ZEER ELLENDIG en WIE NIET VLUCHT BLIJFT GEVANGEN want de wolven woestijn loeren de spiegels uit zie je wel ik sta alleen hier en laat al mijn kleren vallen alle mensen kijken maar ik heb alles al uit gedaan en ze zien niks en jij wat doe jij ben je ook nog gekleed en laat je niets uit waarom niet gewoon door het glas naar me toe komen er is geen douane die het begrijpt en de tol moet je toch betalen want je koffers zitten vol ongerechtigheid en de maan van toen mag je evenmin meenemen ze staat in je ogen van weet je nog WEET JIJ NOG ik ben nu een geheel magistraal italiaanse magistraten vrouw die de bureaux van dit leven is uitgelopen en bloot leeft met gedroste soldaten en gevluchte gevangenen die jongens zijn aardig en weten het wat van dit leven en de doornen prikken je wel eerst in je voeten we zijn het lopen gewoon op de aarde verleerd en de huid is nu zachter dan na ponden pond's en mijn lippen zo rood zie je wel door de spiegel ik loop er achter en je weet dat niet ik heb het plattevlak van de vloer in de ruimte laten gaan we zijn nu weer gewoon met twee borsten een hart onder de linker mooi hoog hé en recht hé en ze kloppen en springen als ik loop ja ze weten het wel die aardige jongens uit de bossen met vogels in de voeten weet je dat ik ook gauw een vogel krijg MIJN MOND IS EEN ENGEL MET MAGOGE TEXTEN en ik ben zo gezond dat alles een boom in mij is gegaan en de adem stenen verlegt alleen al van liefde voor die jongens die ook maar bloot op de wereld kwamen en niet weten van de inkt die jij schrijft en ook geen papier gebruiken er is water genoeg op de wereld JIJ MOET IN AL HET ANDERE geloven in de gebers geborim kabeiri en elohim en het zijn mooie zinnen maar wat er leeft in één speldeprik huid van mij is niet met een pen te beschrijven we schrijven alleen nog met de ogen tiefste ach kom roep ik KOM IN DE SPIEGEL en zeg niets en roep mijn naam niet die ik ben nu ik het werelddeel verloren heb en zeg niets want wat er loert achter bureaux over stukken papier is niet te geloven die me daar de dood liefhebben boven dit mooi van mijn | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 170 (160)]
| |||||||||||||||||||||||||
heupen en het leven mijn buik en de benen mijn herders en mijn voeten de vogels en mijn haren het hoofd van de wind... in de zon het bos en de zee van dit leven KOM DOOR DE SPIEGEL SLA DE SPIEGELS STUK IK STA HIER DE ZEE...
die over de zee staan zullen bewaard blijven
die achter de spiegels van de groene landen staan
die de lachenden zullen vinden van achter de honden cheops
die de liefde de sidderende hand vol gefallen houdt
die de vingers cherubijn van de vleugels doen
die bijna nagenoeg misschien nevenstaande in de wind
liefen gaan
die het oog paleize amoris is
die de hand de rivier van het goede vergeten heeft
omdat de wateren stromen o ofri de liefde lethe
omdat er wel zijn die de dood zo kennen
omdat zij uit dood van lachen alleen nog de liefde kennen
omdat het oog van de mond alleen nog de tippen gelooft
omdat de bergen der wereld tekens van bloed in de ogen het
hoofd schreven
omdat de palm der hand het hout en de steen de adem verleent
ik heb het verleerd riep de man
as a silver dollar goes from hand to hand, a woman goes from man to man
kinderen doden de liefde, riep de man
verzorging schreeuwde de andere
maar mijn huid is toch mooi
manisch depressief van de handen riep degene
sideraal van de liefde zijn zei die
WIE?
je teerling en je ei vloekte een vrouw
de lantaarns gaan uit, de nacht is een gapende mond in mijn rug
I am a nigger he said
moi a satisfactory bonvivant
I'amour?
sour old whore!
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 171 (161)]
| |||||||||||||||||||||||||
O GROTE GOEDE RODE OFRI DIT IS WAT ER STROOMT door de venen onszelf de aderen ons ik uit de putten wij die de zozeere liefde wel willen en zich het verliezen van wanden te zwaar voelen over de schotsen van dood s'ilvousplaîtnotnow niet nu en nooit om het ripstruweel en de strip u veel o stripp me the bosom of love out of the stones of heart redt mij de epithagrammen uit en zendt op uit het water de amore adem vademvoeten diep en honderdgraden heet om te komen liggend een land en staande de zee en roepend de bomen die de beeken spiegel ophouden en us the mirror of the soul zijn omdat wij op twee benen gaan en een hoofd hebben WIEWEETWAT van het hart vol vingerkussen van liefde O RODE OFRI...
men neemt zijn vrouw en kind
und wisst nicht was da nimmt
kofura -wa-tomosi
das mann liebt ist ein gebrechen
de koning van juba wéét
tienduizend bladen goud van genade
zeven polders in de mist in overal
hokkoe
hokkoe
tell me the tale of love!
You the tail of love OH NO!!
hören wir Basho!
mon amour est plus que les pissoirs
de heuvels om mijn borsten staan
want het vergaat niet liefste
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 172 (162)]
| |||||||||||||||||||||||||
de sage OH NOBODY HERE!
ilse koch staakt honger in de haat!
sternhaüser stehen warsawjanka
NO NO MY DEAR!
opziener schiet een stroper neer
moderne icarus valt dood
de moderne polders worden beregend
o kom en zet hem en dooi door!
de steden vol vuil sneeuw
NEE!
Nee!
eugene zareska zingt das lied von der erde
de rente stijgt van twee zestien tot twee acht en twintig ten 100
zeven wegen ongeduld slaan de mond van een meisje dicht
EIN X M-ORDER
die sage OH die sage AH
der seelenwüstling wartet
wie de liefde niet wil
die hebben te dood de tak van waar gedaan
wartet te zullen het stokwerk te hoog in de voet van genade
de deemoed genoeg van sluis onbetrouwbaar
NIETS IS MINDER WAAR
everybody is gone!
come les pères les chaises
de tafels hebben het oor mijn liefste de ofri oren van hoor!
homerisch dantische symphonieen und weiterleben
mais non mesdames les nues sont aussi cultivées
si si una kama dos personas trente tres pesatas
wie staat daar aan de hongertoren met het hoofd van zijn kind
het is de ridder Baróón von Ueberrind
want de genti kent in tell me more the love of zoroastra
HE WAS A MAN!
haha HEman!
de dood legt lange voeten in mijn woord nu
het heeft zich uitgekleed
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 173 (163)]
| |||||||||||||||||||||||||
het heeft het naakt me vlucht nu in de diepte
ik draag de gaten in mijn hoofd
het licht is uitgegaan wij zijn gebleven
kent ook de adem nu de hagel?
dat wat het water van de bergen zegt van waar?
der bambos in ostasien?
les philistres supprimés?
de wind alleen?
kaze -wo dani?
und ilse meine hünde küsst?
en pisa meer dan WAIHMATHAL?
het rauzig rood van navel?
the old man and amazoneriver?
les illustres syphiltiques protegés par l'état?
les états sont nous?
het oog van het woud van de wind typhoon o help ons de nood?
lang is de nacht
en donker
en regen in water en regen op land en regen in watomi en
regen gangreen
chroom van het hangende zweet in de haren
het duistere hol HET BEEST O!
das japanische kurzgedicht!
de vijf grote mannen?
niets is meer oor dan het gedeelde
uitgereden donderdagavond de darmen een knaap nee!
lichtpaleizen?
de aarde krimt onder de zon
und das jammern?
dat is dan weer voor niets
schieten meneer?
kent ook de adem de ranzige hallen van vlees uit schalen?
wat het oog niet ziet
die de stroper neerschiet
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 174 (164)]
| |||||||||||||||||||||||||
die het leer van de schonen op schoenen zet om lichter te lopen
kwestie bezoeking
de twee wijzen knielen neer en teilen het zand elk een heelal
vier en twintig gedichten van Kasa voor SUKU-ne-IJE-MOTSI
van OWO-TOMO!
het mooist meisje van de wereld.
ze heeft haar voeten gebrand
legenden omweven de porceleinpop
vorm en inhoud
lieve bloem spreek van lente en merz en schwitters ein herz
ein uta-amt wird gegründet!
todesahnen nahet!
de adem heeft veel geest veeltonig
fluïdum tonicum des unbekannten ortes
setzen sie gefälligst das köllner dömchen daneben
o god mijn handschoenen lopen mijn handen uit
wie wil weten de stomme wil van de bomen boven water?
de theogene welltothermen?
o wie niet de liefde wil
die te gaan tegemoet O HEILIGE INTELLIGENZ de sluis
onbetrouwbaar
de warme handen GEEN
de grond is koud het land is koel de grand is oud
de openstaande heuvels in mijn borst de kraters melk van oase
het kind ‘ik’ de man ‘nu’ en toen...
de zaken hoe de waar om welke hoek nog te lopen
HET ENIGMA DRAVAGEMORIS!!!
een vrouwenbeen loopt eenzaam heen!
WAT WEEFT ONS NOG MEER O ISOLDEN OFRI?
een mazurka van moeder materie in het heiligste der heiligen
een tweede advent de kalki avatâr van het tweede kruis
de heilige zeven
het zozofrieden leven
de trémigisters van Maya's alphabeth
de proto-ilus en wortel der wereld
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 175 (165)]
| |||||||||||||||||||||||||
het abstract bewustzijn absolutum
het Hoge Zelf
de intrakosmische ADEM VERSLIN ONS
het vergif der moderne scheikunde
de vergelijking van het wezenlijk Universele
de ozonen dagen en nachten geluk in de handen heelal
de wijnroeiers die de melkweg leegdrinken
het a-zoische tijdperk NIEMAND
a walk in the sun
de overvolle kamers
de opstand der vrouwen
wat in de ogen droog ligt
die etalagen des lebens
het zout van de dode zee dat de landen schroeit
de lege hand in het oog van een kind
dat Niemand ooit de STOF zag
hoe Maureen Gardner haar kindje baarde
hoe het hart van een schone vrouw schoonmaak houdt
het ruggemerg en de luizige microbenbal in de kleine hersenen
van een mens
het radar schuldenscherm
the kandy kissers to the moon
het syphilitische oog van een gloeiend kanon
de ondergang van zekere wereld
wat er niet is
wat er vergeten is dat de long van een steen niet ademt
voor ons
de verwoesting van hollywood en de nacht van los angeles
het spiralen heen en weder
het kosmogeen arrangement van oude en nieuwe faits divers
EEN NIEUWE HEMEL EN EEN NIEUWE HEL
Gij loopt het in uw voeten ofri
uw handen fetisch uit de schoof geheven
gij reist het door uw ogen ofri
uw slaap ligt aggregaat gebogen
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 176 (166)]
| |||||||||||||||||||||||||
over de schuwe zijden van het zelf
uw huid telt de cijfers der getallen ik
de engel uw buik draagt een man fer wereld
hij is de vis de boom de vogel de visser en het water.
hij is herakliet van zeven zonnen in zijn ogen
de nacht bouwt klinkers in zijn oor
niets is meer uit dit al te delen
de tijd woont lethe dood in stromen dit vergeten
de ondoorgrondelijke gewoonten van onder water
wat er onderzees klopt in de Vulkanen der aarde
wat de distel in de rode bloem van het bloed schrijft
de verschrikking dit leven is met ons jou en ik
GROTE OFRI
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 177 (167)]
| |||||||||||||||||||||||||
mijn hand o ofri schrijft de tekens in de immense keel van dit heelal
uit onbewogen bloemen gaan wij heen met andere namen
grote wateren waaruit wij drinken dragen de zeven heuvels zicht
een ander oog
een andere mond
een ander oor
een andere hand
de handen die klaar staan in de open monden
trying to break one's bones?
mikt mij het mekka mes?
de kusten staan groen in de wereld van enkele bomen
zij hebben de stem niet
zij hebben het teken hun blad
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 178 (168)]
| |||||||||||||||||||||||||
wij eten de aarde o ofri uit de hand vol rode wonden
wij drukken ons uit en op de maidenwaters ons niet te verzaken
de wereld is nog onbewoond
de wereld is nog nooit getekend
droog hout en honger
de harde hand
wij gaan bewogen heen in andere namen.
|
|