Verzameld werk. Deel 2. Het boek ik. De andere namen. De derde persoon
(1978)–Bert Schierbeek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 104 (94)]
| |
[pagina 105 (95)]
| |
Waarom stroomt het water o A en o B door mij met de stroom van de nacht mij herinner van overvijf dimensionaal uit het meer van het quatroverse personeel...? HIER IS HET WACHTEN! hier is het wachten aan de wand! Seit stumm ihr Leute des Tages! Ziebenundzwanzigzwohundertviertausendmahl sollst du versenken du eitle TONNE, du Brutoregister... de registers zullen zinken! U IS HET! van het meer leren dat het geen is en het eenzaam van dit kameraal zitten over de heilige verontwaardigde boeken der gesloten beschaving in volstomen verschuiven... U IS OBSCEEN, MENEER!! Pension Goolgraag is pension Goolgraag. Wij leven vrolijk... Zeker meneer, ze komen weer, ik ga maar gauw naar mijn mandje, zeker meneer ze zijn er weer... is U bang voor de dood? Doe het licht uit... En de stem van de keel machine geweer ons stiet tiendimensionaal door 't gehemelte van de biddend graaiende schranzade HAPSTRAAT 1. Wij wachten U! met het wachten aan de wand wachten wij u met het heilige wachten in de hand slaan de wachten u de heilige nachtwacht van 't geweer ons bescherm u te wachten de wacht u. Ach meneertje laat mij binnen ik ben mevrouw Schuld, mevrouw de Dolle de lieve, de Hollebolle mevrouw van U weet wel. Ik woon ook kameraal op de gang van de overloop... Wij wonen beide op de overloop... MIJN ZOON IS SOLDAAT. ... op de overloop wonen alleen de goede mensen, meneer... ik heb nog heerlijke cigaretten en ben unbound... Wij spreken engels nietwaar, wij zijn allemaal churchill als iedereen hitler is en churchill ook... wij zijn grenzeloos in de war... Heeft u 't gehoord meneer... ach meneer, je bent nog een jongen, nog een goeie jongen... je zou nog een moeder moeten, zo alleen in de oorlog... Kom bij mij... ik ben mevrouw Schuld... ik neem alles op me... | |
[pagina 106 (96)]
| |
de schuld van iedereen op me... de grenzen vervagen jongen... Later... LATER ZUL JE ALLES WETEN... ik ben mevrouw schuld... ik zoek een huis dat getimmerd is... we hadden vroeger een timmerman die zei: Ze moesten de huizen weer TIMMEREN, mijn kind... ik was nog een kind en de BANG hing aan het behang... Luister je niet? HOOR JE DAT?!?! ... dat is de stem jongen van het wachten in steen... het is van de Zondvloed en ik ben de schuld... mijn jongen is soldaat in de tropen... hahah een heilsoldaat van winstonwilhelminadebernhard in de tropen voor het heil van de bruin en de poen en ik weet het niet meer WIJ WETEN HET NIET MEER? JONGEN! ... hij schrijft brieven, ook aan mijn man... van ik luister het veen van mijn oren en soms komt de alang-alang... een lang soort gras... en mijn oren zijn dicht... de reuk van het bloed is voor de mond alleen te veel... we kunnen het niet meer zeggen... IK KAN HET NIET MEER UITDRUKKEN, schrijft hij soms... hele lange brieven, de jongen... hij vliegt... vloog hij maar... laat hij maar hier komen en vloo zijn van meer vliegen naar Berlijn... heb je gehoord... de zondvloed werkt zich zelf los jongen... en daarna... DAARNA... mijn zoon jongen heeft de dood gezien... hij heeft ze dood gemaakt, haha ik heb ze op hun sodemieter gegeven allemaal, schrijft hij... hahaha... wie van de SODOMEMIETER? ... kom, ik ben je buurvrouw, van de overloop... wij horen elkaar van en overelkaar van Goolgraag, onze goeie Goolgraag die de melk uit mijn flessen steelt en ze met water opvult... KOM, we horen allemaal bij elkaar... wij allemaal de Goolgragen... en haar zoon, zij heeft een zoon, die lijkt op haar zwager... de man van de Bolle... haar man was geen bolle... KOM NOU, kom nou allemaal, ik geef een feest... een dol feest van Schuld en je weet van mij de DOROTHEA de dochter is ook hier... ik fluister... ik fluister... ... de dorothea mijn dochter heeft het heet van de benen | |
[pagina 107 (97)]
| |
... mijn dochter dorothea zal het hevig wel weet van de benen... ... mijn dochter de dorothea van how a cow shall jump over her moon... HAHAHAHAHAHA!!!! Vive l'agriculture! De ruiters ter veen!! ... mijn zoon schrijft: wor maar niet gek! Haha, ik zo'n grote vrouw ik zou gek worden en hij met zijn hoofd in de grond zeven meter veen! da's onzin, mammie zegt de Dorothea mijn dochter het nachtspook van troost op de lippen... ik zeg: kind ga slapen en lig stil!... al heb je 't heet van de benen, lig stil... LAAT IEDEREEN HEEL STIL LIGGEN IN DE NACHT! er vallen soms mensen dood... Have the holy drop SAR schreeuwt the gun-man, een drukknoop op je ogen om iets te sluiten... weet je jongen
ik zou ze allemaal willen liefhebben
ik zou willen dat ik ze allemaal liefhad
de engelsen, de russen, de duitsers, de negers...
ik wil ze allen allemaal heel liefhebben...
WANT IK BEN DE GROTE SCHULD! maar het woord wordt niet verstaan
het woord wordt nooit verstaan, jongen... versta je?
IS HET GESPROKEN? Ach ik de Dolle Schuld, ik mevrouw zonder naam en zonder man... hij speelde de centen weg en zonder centen de kinderen niet eten... hij was goed maar speelde de centen weg... was een goede man maar speelde de centen weg... O, ik Dolle Schuld zal de anjer het lied van dit leven zingen... je weet wel, witte anjers op een graf... zal het leed van het lied van dit leven zingen... ik zing mooi... IN DE KELKEN!! KOMT GOOLGRAGEN KOMT! In de kelken! Hef de kelken! Ik had altijd willen zingen jongen... je bent mijn zoon niet... zingen: Gebundene Hände das ist je das Ende! Je weet wel van Mata Hari en Lari Meander!... das is ja das Ende... Nichtwah... | |
[pagina 108 (98)]
| |
Berlin ja das Ende... Was? O Gespenster Gespuck in de duistere vaas van de nacht en het herinner ik mij van het kind in het huis de verweg over de boom, de wilg, de treurwilg aan de sloot... de tranen de sloot vol en varen over het verdriet van de ander! LARI ME ANDER!! Prosit! Drink Mevrouw Goolgraag! Drink Doro-me-thea, 't is van je moeder kind... Het leven is kort. - goeie wijn, mevrouw Schuld, zegt mevrouw Goolgraag... ik had een fijn hotel in Nice, toen mijn man nog... hij was... een fijn hotel en ook van deze fijne wijn... De wijn is goed, jongen, drink... en rook! Hier een lekkere Lucky... Drinkt Allen!... (o ik wil zo goed zijn en u allen het geven van de wijn en het brood en het breken...) Drink oude heer Bolman en vergeet het verdriet van de fietsen en gros in Middelburg plat... Wat geeft de materie, man... Drink en schud de lever los... (o god laat hun de levers losschudden en mij alleen zijn, want ik moet de berg gaan, ik weet dat ik de berg moet gaan met de voeten van steen... o, god, mij genade) O, kinderen, lieve jongen, kom dicht bij me, want ik ga het plurale tantum over jullie allen uitstorten... ik wil goed zijn... geen chagrijn en háál de flessen maar leeg goeie Goolgraag, je hebt een pension en je moet er van leven... laat ik het plurale, tantum majestatis zijn en absolutum schenken... de superflexible ziel vreet mijn bloed, kinderen... ik BEN OUD, ZEER OUD!!! (het ‘ik’ staat volkomen met zich zelf in tweeslacht) Ik zit tussen Mevrouw Schuld en Doromethea... o het heet van haar benen... in de kamer van schuld. De gordijnen gesloten, de schilderijen donker en donker op een rij met de glazen op tafel de Bolle, Goolgraag de Gulle lach om haar mond met de angst in haar ogen, Bolman de fietsen en gros in zijn buik... ze moeten gesmeerd en zijn vrouw de zeeuwin van het zuinig in haar gezicht en recht in de zeden... ze heeft het vermeden... en om ons heen de sfeer van de kamer een duister schilderij van de liefde der kinderen verstijfd aan de wand in het droge ik o schuld ik zelf ben de schuld... en het buffet met de laden, de oude kachel zo romantisch uit Brabant geen Van Gogh ik hou niet van dat schrille, ik ben | |
[pagina 109 (99)]
| |
de getemperde behalve in 't bloed... nu mijn man weg is, mevrouw Schuld geef ik de dokter veel centen... mijn nieren mevrouw, u weet wel, een last hij komt de Donderdag... elke donderdag middag, 's ochtends in bad... want je moet schoon zijn... mooi zijn voor de dokter wil ik, ik weet dat 't niet mag,... maar ik wil het... nee ik wil het niet, maar het moet... DIT IS MEVROUW SCHULD, ik zit tussen haar en haar dochter en mijn stem spreekt zwijgend tot het been Dorothea. Ik wil het niet en ik mag het niet, maar het moet en de ogen van de lippen haar rollen het vuuur om mijn schenen... ze weet wel, ze wil wel, ze moet wel... en soms in de ogen de angst om de moeder, die de vrolijk van dronken het oog heeft vertroebeld, maar niet het leed van 't gezicht weet te vegen... ZE IS HELEMAAL NIET GELUKKIG, fluistert haar stem door het heet van haar ogen... ach wij weten hier allen en wij weten niet... ZE GAAT VANAVOND NOG OP REIS, fluistert Doromethea opnieuw... (mijn dochter zegt mevrouw Schuld is een geschenk van god)... ze gaat naar mijn tante, haar zuster... je zuster, vloekt ergens de stem aan de wand van het waanbeeld de kinderen der overvloedige jaren... oven vloedige dochter van Schuld... ik zou wel van haar willen houden, ik wel maar ik weet niet van het hart... ik weet helemaal niets van het hart... ik ben de cynicus die niets anders heeft en het boek zal alles mij leren... studeren, jongen... de psychologie en de sex van alle filomeesofen... en hoe ziet het er uit en wat moet je doen... Zéker in 't lachen... je lacht grappig, een geit, fluistert 't geschenk aan mijn benen... je handen zijn lang... ja lang en je neus... enzovoort zei de oude... de kats die het wist... Ik zit naast haar moeder die de gordijnen uit haar stem legt... Drink, kinderen en lach. Ik weet dat ik hard lach maar mijn stem is groot en mijn hart ook!... Meer drinken en meer leren... ja van de stroom van de nacht, de stromende stroom, die zich geheel polyfoon in ons moet ontwikkelen... NIETS VERGETEN! dames en heren... niets vergeten want ik ben nu geheel FONOdemoon van me zelf... I mean there is heard an accident in my heart... immers wat is een vrouw zonder soutane? en zonder de zeven vingers in de manden met boter... HEBBEN WIJ ALLEN ONZE MANDEN OPEN GESTELD?... altijd? Drink kinderen en lach! Lach de melkweg gewaden van het Saturnus o me Borealis uit de lokkiememeewel... het is al lang geleden... ed kinderen nog in het alang-alang... waar we ons zelf ontmoeten en inkeren tot het grote weet-ik-wat-en-veel... we zijn nu te memomodern geworden om nog de schijn te zijn... Drink de MEMOWIJN SCHIJN van het moderne schuldvrije WIJ!! | |
[pagina 110 (100)]
| |
ik naast haar deze middag in de keuken. Moet je melk koken, jongen Nee! Het water is al klaar. Blijf nog even! Blijf nog even mij bij je... Geloof jij in God?... ik zwijg het weetniet uit mijn ogen... Geloof je in het leven na de dood?... ik zwijg in het zwart van haar kleren en ruik een geheim van het kloppend hart... het hart dat het zou willen maar niet meer kan van de zoon en de dood en de man die niet meer wil van het terugwinnen en alleen woont, alleen nog om mee te eten en even het gesprek van de dag en dan de gloeiende steen van leegte in het hart... ik hoor de stenen in haar hart... het spreken van de duizendjaren... de magere jaren jongen... Ga nog niet weg... there aint gonna be a next time... Blijf en zeg het hiernamaals en zeg God en zeg ik geloof en zeg ik ga mee en zeg dat iedereen meegaat als ik wegga... Zeg dit alles... in EEN WOORD... in een woord? Had ik haar de troost moeten kussen over het kleed van de dood... het kleed dat de dood mooi wilde en om het hart wou staan als het maar niet zo alleen was... ihr leute des tages en unbound of christ himself hanging on the cross... en haar stem: was you there when they crucified my lord... Er was NIEMAND, jongen... maar hij geloofde en hij stond weer op en kwam terrechterzijde van de vader... had ik maar mijn vader in in de hemel... wij zijn alleen... gruwelijk alleen... En ze begon plotseling schril te lachen en het goud en het zilver lachte mee de echo der eeuwen vertwijfel mij o mijn ik mijzelf... en het oog stond de troebel van het riool mij een mes voor dit leven te lezen... dat was in de keuken om drie des middags en ik wist niets te zeggen en drukte haar hand en het stempel des doods stond tussen ons... maar nu is zij werkelijk vrolijk fluisterde doromethea en schoof naderbij met oogharen bedwelming haar stem... Heerlijke Wijn, kinderen... Drink! Het Fuiven bij Schuld is een Dolle Fuif van de dolle Schuld... en geen Bolle er weet van... nietwaar Bolman in Zeeland veel bollemannen?... Nietmeer? Allemaal dood? U de laatste? Maar kras...
ze genieten heer,... geef hun lijden om te genieten...
HALLELALELUJAH!!!
hij is de laatste, mijn hemel, ik ben de laatste
There aint gonna be a next time Bolleman, na deze oorlog geen ENE meer, haha... we gloven de verhalen en wij allen tezamen... ik geen nieuwe oorlog meer... IK GELOOF Bolleman... ik GELOOF... jongen.... - Mama mag er een raam open? - Nee kind dat tocht... Wat zei u van de Russen meneer Bollemans of Wittebol... uw bol is wit... het is de eerbied die mij dwingt het te zeggen... ik ben jong geweest... ik heb gespeeld als een kind... destijds... het is lang geleden... | |
[pagina 111 (101)]
| |
geen raam open kind dat tocht en ik heb nog maar
pas het geloof...
Vindt U ook niet mevrouw Goolgraag in deze tijd geen ramen open, maar veel wassen... Ja dat is te zeggen Ach mevrouwtje het is niet te zeggen... hier uw wijn... drink nog eens uit... het is beslist niet te zeggen. Ik probeer het al jaren... Maor mevrouwtje Schuld ge zegt toch rustig wat ge zeggen wilt... We zijn hier toch gezellig onder mekaor... Bollemannetje Wittebolletje... wat u zegt... wat u...
ik zou ze willen liefhebben allemaal, maar...
Het komt misschien van het vele wassen... Dolor mijn geschenk Doloris en ik wij wassen ons veel... Het bad is voor iedereen, maar er is voor niemand meer tijd... wij wassen ons altijd... Mijn moeder zei: Wat je ook mag gebeuren zorg dat je schoon bent... Rein, zei ze soms... Ze is al jaren dood... Nee, ik herinner me haar niet meer... Er is veel dat verloren gaat in het leven... maar de... de... WIJN blijft leven... Vive La France... mijn paragranale vingers beven, liefsten... ER ZAL VEEL BEVEN ZIJN OP AARDE... en de voorhang... de voorhang... Wat?, mevrouwtje... de voorgang?... de voorgang staat open en de deur ook nou is het niet zo benauwd meer... Juist kinderen zetten jullie de deuren maar open. Het is altijd goed iets of wat een weg of gene open te houden... want gene zijde is niet zonder meer te bereiken... ik was laatst, nietwaar, lieve doromethea op die sceance, toen van Gionvanni di Nozze van Mozart, je weet wel daarna, na de schouwburg... ja de voorhang viel daar ook, en die beweerde dat het nu EINDELIJK UIT ZOU ZIJN! Aan alle lijden komt een eind net als aan de liefde... hoewel, hoewel... hoewel hij zei het was diep in mei dat hij zei ik blijf van je houden, want de kikkers kunnen het kwaken niet verleren... dit tussen haakjes, lieve kinjedren omdat het ergens begrensd moet zijn... | |
[pagina 112 (102)]
| |
HET ZAL IN U STROMEN MEVROUW GELIJK EEN GROTE RUST... de vlakten van zachte wazige weiden waarvan wij zongen toen nog weinig leed mijn trekken had beroerd... wij wisten het beroerde niet, kinderen... lieve doromethea, je bent een geschenk van God... maar hij is dood... ... EN GEVER EN ONTVANGER ZULLEN TEGELIJKERTIJD STERVEN... of vlak na elkaar... Drink nog eens kinderen... U ook mevrouwtje en jij lieve jongen... je houdt toch zoveel... ik hou zoveel... toe mevrouwtje Wittebol en Bolman zelf en Goolgraag... ach je lieve kinderen ze worden al groot... Ja de wijn is heerlijk als in Nice en Perpignan en Collioure en Menton, de hollandse club... wij willen U houen, wij zullen u houen, wij laten U nooit gaan... dat zongen ze tegen ons... 'kwas knap in die tijd ook een doromethea, jongen... NOOIT LATEN ZE JE GAAN... wij laten niemand gaan hé kinderen, ook ons zelf niet... maar ze enten je tegenwoordig voor alles in hoor! Mijn zoon wel zeventien soorten spuitjes... de wetenschap staat niet stil de liefde wel... dat hebben ze niet weten helen, hoewel velen het mene me tekel je de tikkel verhelen die ze me kregen van het vasten... VERGETEN WIJ DE DEEMOED NIET?!, kinderen... Wij zijn tenslotte de eeuwige soldaten en nooit genoeg van de slag,... wij laten niemand gaan en alle rijken zullen ineenstorten ook na duizend jaar... we zijn al bezig... want na Giovanni zei me detto di condottiere: GEESTELIJK BEHOORLIJK GEHAVEND, maar niet zonder haven! Geef ons de huizen die vast op de weg liggen en geen revolutie bouw... laat iedereen dit onthouden die langer leeft dan de bedoeling is, want het is de grote verantwoordelijkheid... Niet waar Bollemannetje, na de oorlog verkoop jij niet alleen fietsen en onderdelen en gros, maar je verkoopt de Bollangros fiets, de bekende... één uur rijden en zeven sprongen over het opengraf! Vive l'Eternité van dit volslagen mimisch verleden waardoorheen de schaakborden gewoon heraldiek zweefden om tot de molen het maken te worden... verdomme hij speelde om centen, hij verspeelde zijn centen, | |
[pagina 113 (103)]
| |
ik verspeelde hem van zijn centen... dat is de tijd waarvan iedereen verlost mag worden... Och een klein gokkie, mevrouwtje zegt Goolgraag houdt de moed er in... Van 't een komt het ander en van 't kleine het grote zeg ik maar zegt mevrouw Bolleman... Precies wat ik wou zeggen kinderen 't is minnesautant and it always happens when I dance with him said the old gambler... de rambler ramblante ik matrimonio segreto... zo secreet, kinderen, zo oer secreet zoals de Nozze di Nizza voorspelde... geen zwarte katten op de weg? Goed! Dan zijn het katers en da's nog erger... geen pardon, ook niet voor de vromen op het laatste moment... ah il momento supreme... ah kinderen de sjikkel mij de sokkel en van uittrin de uittrin bis dem ganzen entrinnen von innen me homaar... me homerus, me toe maar me meerus... o oceanus non contractus d'amore... amabile amare... ai... ai... ai de habera di memoramemorte! MEMENTO!!! MEMENTO!!! o mes dieux un moment... o un moment plus memontabile que cette table de solaas... helaas... DE BERG MOET BESTEGEN! O morte me mons de venus weet de kreet van alle bergbeklimmers: Die Jungfrau ist zu hoch und zo kalt um das Besteigen noch zierlich zu machen, um nicht zu sagen elegant!! Weet Je 't nog Wittebolletje van je ene reis in Zwitserland. Het mopje van de dag, de troost voor bewoners van vlakke streken waar iedere streek vlot lukt zelfs in de venen... O VENUS MORTE DE ME MONT' AMORIS!!! (IK:
( o ik zou de schuld willen dragen
( ik zou door het dolle heen de schuld van allen
willen dragen
Ah Signore
mon capitaine d'amore
kappimetenen de lopis amore
Ik me loop de vapore
kapitäne!! KAPITÄNE
| |
[pagina 114 (104)]
| |
Morti me bene... O BENE ME BENE ME DICTE
C'est d'amour que je disse me dicte me domine!
C'est de mort que je glisse mes doigts de couteau dans mon coeur!
Ah Signore!
TONERRE de WETTER de DONNER
O BENE ME DICTE ME DONNER
Ik wil wel me dood
Ik wil wel me dood me de liefde
Ik wil wel de liefde de dood
Ik wil me alleen wel van liefde o dood
Ah signore!
Ah monocle de capitaine
Generale generale
me pardone
Pardonezza! Niente! Niente!
... ach kinderen ik weet wel dat ik nooit de gangen ga op mijn tenen, maar vanavond zal het niet gehoord worden... gebundene Hände... ik weet wel het mag niet... das ist ja das Ende... de wijn ik weet wel het mag niet... niemahls das Ende... de wijn maakt vele gangen licht, lieve Goolgraag... ja je steelt wel... ik weet wel je steelt wel... iedereen steelt wel eens... en 't is je vergeven wat mij besteelt omdat ik het me zelf ook altijd besteel... en wat je me heelt is nooit tevergeefs... zoals ook de witteboldebolleman mij nooit heeft kunnen helen... immers wat is het plezier dat doorgaat?... en niet de zeven voze vingers... zijn zij niet hier? Wij roeren toch allen aan ons zelf als we de ander bespreken... hier is veel van de ander besproken, beneden in de kamer van 't Goolgraagje zelf... van de telefoon en de fles en de schuld, de schreeuwende schuld, mijn stem zie je, de schreeuwende, die wou zingen... ik had me de Elisabet Swarzkopf van Donna Elvira kunnen zijn als Don Giomemanni niet het los me van 't geld was geweest... hij was een losbolletje Witteboll... o ik heb vele zakken plat zien worden, heren! Iets voor U! Om nooit te vergeten... je weet van het zwoele, je weet van het zwalke, je weet van de balke het hooi en de | |
[pagina 115 (105)]
| |
hane en het vlakke me land van het water... het stromende water... het eeuwige water dat van stromen naar zee nooit genoeg en dóór maar gaat en de dood niet weet en het absolvěre niet me nodig heeft en ook wij allen de stroom van de nacht is van het beeld dat de dag de godsgruwelijk verlaten dagen ver zwemt in het gemene dat we niet deden om de rein te zijn maar nooit van het reinzijn geweten om het vuil dat de darm de nacht ons de arm omgooit en de zevenvingers uit onze monden trekt en de tongen plant lang de milt van het stroom me de stroom maar... geen gulde in de meter de mieter de sodo bestaat van de nacht niet dames... geen gloei guldens van de platzakken we zakken me de goot van de riool we de hart zijn me zelf door en de goor van het lik me de veren de ho maar... geen stroom deden de daden toe die we de gang lieten gaan om den weg te vinden van nice de colli me hoere de hoerra me menton de vence de vengeande c'est ci ce mest za ki da moore... de moer van nachten de stroom lang van rohône tegen in van het val mi de ponte zonder genade en de pijn zwijn mij der bij... 't eerste kind is ook niet het geluk van de zoden geweest... o non... nee no zij verscheen hem 't gezicht over de lakens van help ons de weiden genade om de gave voor god wat ook weer... MEERR, MEERRR! BRRRINO ME MORE D'AMARE de salzboer van spoor per bus over de meerkussens van neusjatel de jura... jaja de jure maar niet van het factum... omdat de bomen geplant willen zijn... ze zijn ook van plahwaase fee gemaakt om de maan te vluchten... o the cow... de kou qui me jumper de mump van de moon o me mie de moed de deemoed o deus me mee moet van where o were you monte amare en collante de collin me assen gebroken de geit langs de weg van het melk om de dagen... ze waren van melk, liefste... en geen sok te bekennen en monte de carlo o KAREL je kerel... je getrouwd zijn de kerel de roet van het schoor me de steen mij mild o mild... en stop, stop mij en het water the black waters of night... they are cold... and alone and o mia madre... I am the fool, de roeta ma foel mie o mee mie my God gratia plena... het mag niet... als kind niet, als grote niet... groot kind niet... we hebben van het wachten genoeg... en ons zal de | |
[pagina 116 (106)]
| |
genade zijn want wij hadden de liefde, de plurale liefde hadden wij zo... en we hadden het geld, het godverdemijverdomde geld... ik mag het niet zeggen... we hadden de kinderen... je kunt het niet zeggen want je hebt kinderen... wat moeten de kinderen met het weten van de dood wie weet de dood en de moeder die weggaat is weg en die uit zich zelf weggaat is dubbel weg... ik mag het niet zeggen, maar je wou altijd verliezen, je speelde om te verliezen, want het verliezen stond in je ogen op deze wereld... ik was me voor jou zo bang en later voor jou zo bang en de kinderen zo bang... ik was als een kind zo bang... O GOD IK BEN ALS EEN KIND ZO BANG WANT IK WEET NIET... ik kan het niet weten... we konden het nooit weten... waarvandaan kunnen wij mensen weten als niemand iets zegt, als niemand aanwezig is... o die dachten dat het weten van god was... o die dat dachten... en god was er niet en god was er wel en wij zouden er geweest zijn als god er niet was geweest... mijn hersenen o my Lord... mijn hersenen... de kachel is uit... ja Karel ik maak hem al aan... en vis is zo lekker... ja Karel ik koop het wel... geef me 't geld... GELD, geel geld wil ik hebben... waren wij maar de kinderen gebleven van Collioure en voor de gracht en het gebit, het eeuwige gebit dat ons zou kouwen... die de goden liefhebben verstoffen ze tot zij wederkeren... ik zal wederkeren... kinderen vergeef mij, mijn man mij vergeef mij IK ZAL WEDERKEREN... voor hem, voor jullie voor allemaal... maar de IK-ander... de meduse van nu gaat sterven, gaat voorgoed weg van de natuur en ik zal het nooit meer horen en nooit meer zien... we hadden destijds toen menton gelijk in het nizza van toen, maar de hollandse kolonie die wel zei zij zullen elkaar houden... we zouden elkaar altijd houden... als jij verdomme me hier en daar niet dat spel had gespeeld... was ik niet spannend genoeg?.... ik heb hem nooit genoeg kunnen zijn... ik had hem toch mij helemaal en meer van mij willen zijn en het geven en vreten te over mijzelf gegeven om hem... ach... ik... - Hier jongen rook nog een cigaret, een lekker... ik... - Gooi een raam open maa... eindelijk wat frisse lucht. - Goed kind..., een raam open, frisse lucht ja... stikken doen we... | |
[pagina 117 (107)]
| |
... de deuren dicht, de ramen dicht, de gordijnen dicht, papier tussen deuren en drempels, de sleutelgaten dicht, de keuken... ja de keuken... alles potdicht en de kraan open en een slang en dan in de mond en nog vijf minuten... nog vijf minuten... vijf minuten langzaam wegdrijven en dan slapen en lethe me daar van het slapen de dood zijn en hij niet de schuld... hij de brief... ik heb de brief... ook voor de kinderen... hij had wel meer van mij mogen houden... pardonezza! Me PARDONE O MADRE O PADRE O GOD MY LORD HAS THINE MERCY UPON ME... - Als je moeder nou liever niet wil - 'T is nog vrij de vrije lucht... - Nou hoor maar Bolleman, ze vliegen alweer... - Mevrouw heeft nog fijne cigaretten... - Ja kinderen rook allemaal en drink... ... drinken, je kunt ook het drink- en doen, er is wel wat... ik weet niet zeker... je wordt lelijk... vlees van je botten... ik wil mooi blijven... ik wil groot rustig sereen en mooi zijn en tevreden, geen vertrokken mond... geen dubbele tong... en de ogen? O GOD MIJN OGEN?... - Wat ga je doen ma? - Even naar de badkamer, kind. -... ik heb net het gas al uit gedaan, ma. -... weet ik wel, ik moet... o god mijn ogen, wat moet ik... Ik heb gewoon het heet van het zwijgen... ik zou wel weg willen en niet weten... zij is mooi, zij gaat naar de badkamer, zij draait aan het gas... nee ma het gas is al uit... zij is groot, haar ogen groot en zwarte randen er onder, kuilen... zij graaft voor haar ogen een graf in de wangen... zij kijkt in de spiegel... ze blijft nog even weg... ik weet... - Lieve Doromethea schenk mij nog een borrel in en ons allemaal, want er staat iets stil in mij. ik geloof dat God stilstaat in deze kamer... god staat stil: gebundene hände sta ik stil glimlacht god... ik sta me de glimlach stil van de dood om het wachten... - lieve Doromethea haal je been weg het duivels been van het leven... ik ben de Dood, lieve... ik ben meer dan de dood want ik zal het | |
[pagina 118 (108)]
| |
overleven, met een glimlach, gebundene hände zal ik het overleven en de ziel vergroten... wij vergroten alles met het verdriet van de ander... in stilte en nu deze avond... ze laat het bad lopen... ze zet de kraan open... - Ma ga je nu al in bad? - O mevrouwtje, je moeder, kind, wast zich altijd zoveel... ja en het gas en de rekening, en ze telefoneerde ook te veel en ze was lastig, maar de borrel is goed en nu Goolgraag ook goed en ze zal geen melk stelen deze dag en morgen ook niet en nooit meer maar dat weet ze niet... het water stroomt... HOORT dan allen hoe het water stroomt en meer lucht dan het water en onze longen gevuld, zie van het heilige barsten... god ze wil uitelkaar... o god ik wil uitelkaar... maar ik kuste niet het kleed niet haar ogen, de groene, de zee... de doodezee van haar mond... we barsten gewoon... als bommen... God zo onverwacht toch hé... gisteravond nog zo gezellig en nou dood... raar... het leven is raar... begrijp je dat nou?... en die arme kinderen... toch onverantwoordelijk... zij zitten er maar mee... nee mevrouw er zonder... HET BARSTEN VAN LIEFDE IS HEILIG EN MEER DAN DAT... ik had misschien heilig kunnen zijn als ik gekust had het kleed en de ogen... maar ik heb niet gekust en ik laat sterven wie wil... ze staat voor de spiegel, ze rukt me de kleren uit en schreeuwt kus me! KUS ME!... ze rukt zich de kleren van het lijf... ze slaat me naakt... mevrouw Schuld ziet de schuld jongen... ze heeft altijd een fijn gevoel voor schuld gehad... ze was... ik ben... ik vreet me 't geduld uit mijn lijf... ik moet... wat moet ik,... ik was een jongen... ik was... het naakt staan is moeilijk voor te klein in het tafellaken en te groot van 't servet... ze blijft weg... ze komt terug... een tactische terugtocht een elastisch front... de frontlijn verkorten... ik had het gekund... ik was bang.. ik heb niet buiten me zelf kunnen gaan... en god is onzin... een ander woord voor onzin en opium voor het volk, vergif en de dood in de leden... - Hier ben ik alweer... Drinken jullie wel? - Maar mevrouwtje, ge drinkt zelf hoast niks... zoude ge niet... - Kan niet voor mijn hoofd Bolleman... - Weet ik mevrouwtje... as 't niet kan kant niet... mijn dochter had ook... - Stil toch man, se had nóóit hoofdpijn... nóóóit... Ze gaat terug naar de badkamer, het hoofd draagt de handen van de voeten voor de kraan en het bad zou de regen brengen en het wassen... DAUWT HEMELEN VAN BOVEN... en dat de wolken de gerechte beregezegen... De kraan loopt. Repetitio generalis in nomine Dei et Diaboli et o Salvatore VENE VENE VENE!!! Ik weet nu dat de top van de vinger de druk van het hart ziet in de druppel van water genade genade! INTROITE AD ALTARE DEI en geef ons wijsheid... wees ons heil mij... heel ons dweil mij... geef o geef... | |
[pagina 119 (109)]
| |
en het gas dat het water nog is en de huid bespoelt... ik o ik o ik mij waarheen... want ik zie wat het hart zal doen staan in het recht van mijn dood voor mij - Nee se had nooit hoofdpijn... man... ge mot niet sulke dinge segge... de dochter van Bolleman had nooit hoofdpijn... de dochter had buikpijn en kind en 't mocht niet en 't kwam niet en de dood wilde ook die dochter en zij sprong... vijfhoog! Ad te levavi animam meam. MEA CULPA! CULPA MEA! - Ma, moet je nog niet weg? Het is bij zevenen. Het wordt misschien te laat Doromethea spreekt het woord en haar been zwijgt het heet. - Ja ik verkleed me al, maar blijf jullie nog gerust even zitten... Wij blijven allen gerust zitten, de Bolle, Bolleman, mevrouw Bolleman, Goolgraag... en o de telefoon... een antifoon gevraagd... o foon haar Heer! Zwijgende Heer! Bommenwerperse Heer wij hebben geen jeugd meer en groeten lachend de kinderen... ik mijn dochter Doromethea die de scheiding nog ziet... de jaren des ondrescheids kind is het eerste bedrog... er valt niets meer te onderscheiden... ik ga op reis naar je tante... en de bloemen? de witte? en het kleed? Ik ga naar het kerkhof? In de nacht? In de nacht naar het kerkhof... de doden zijn in de nacht alleen... wie bezoekt de graven bij nacht en het wit van de bloem maakt de dood tot een liefde... o komm süsser Tod geef mij een arm... je mag me weg- | |
[pagina 120 (110)]
| |
brengen... de deemoed zal ons liefhebben en niet vergeten... en de troost zal ons vluchten als de raven de pest... en vervloeking zal op de namen rusten... wij zullen onze namen verliezen om geheel naamloos weer op te staan... Kom wij gaan... wij leggen ons geheel af van deze wereld wij doen u allen onze zacht spottende groeten... wij plukken het zachte vluchten... Kom wij gaan... dit zacht gezicht zal gebundene hände de weg gaan tot de tante de tanden het tandwiel het graf... wij hebben diepe kuilen gegraven... we hebben diepe kuilen laten graven om luidkeels in te storten met de generaties onder het zwaar van de armen... we laten de kinderen leven... we laten iedereen leven om het recht van de dood te verkrijgen... requiescat, requiescat in pace... het droge gras zal over ons zingen en vruchtbaar zijn... kinderen zullen over de stenen spelen en hun vingers de wil van de daad beroeren om tot het grote te stijgen op aarde... zij kenen het vallen niet... wij kenden het vallen niet ik en mijn man niet... ik ga nu naar hem toe en ik zal hem nog een keer zien eten met het goud van de tand in zijn mond en hij zal mijn kleed zien het zwart en mijn ogen zien het droef en de bloemen zien het wit en hij zal zeggen je hield altijd zo veel van bloemen en ik zal zien in zijn oog dat het droef is en melancholiek van het zijn niet te kunnen en slechts het gebit te helen van anderen en mijn hand zal hij grijpen en drukken en zeggen: zet de kraan van het gas niet open en blijf hier... als hij dat zei, als hij mij kuste... als hij mij maar meer gekust had en al het geld verloren maar niet de kussen... want alle liefde die slijt is de liefde niet... waarom o heer dit slijten en waarom te leven zonder liefde en waarom moest ik de dokter... ik had nooit de dokter gehoeven... maar hij kwam en hij zei je bent niet zo ziek als je mooi bent en niet zo zwak als je groot bent en niet zo hard je stem als je lief bent... dat is het hof... wij hadden een hof... je hebt een scone hof zong hij in mijn handen en zijn handen waren zacht... hij was dokter maar boorde niet de boor in mijn tanden en grijnsde niet om de pijn van een vrouw... ik ben helemaal niet zo flink... ik ben bang... ik ben eigenlijk zelfs bang voor het bloed... iedere donderdagmiddag hij kwam en 't was zomer dit | |
[pagina 121 (111)]
| |
jaar... dit jaar was het oorlog en zomer... en mijn zoon is niet dood gevallen en ik wil er niet opwachten... ik wil nu gaan... en de dokter heb ik gezegd ik ga op reis... ik moet gaan een lange reis... ik heb mijn hele leven veel gereisd en al is het ook oorlog ik wil toch op reis... hij wou wel mee... ik zei je kunt niet mee... ik heb mijn leven lang alleen gereisd... altijd geheel alleen... en je huwelijksreis?... mijn huwelijksreis was het begin... nee al vroeger al dat ik alleen was... toen de huizen nog getimmerd aan de weg stonden... de vorige oorlog heb ik ook gereisd... nog één keer met lijn twee, nog één keer dit huis uit, nog één keer de deur achter me dicht, nog één keer de trap af... denk om het melkflesje doromethea... morgen de melkboer betalen... de bakker... nog één keer de voordeur dicht... nog één keer dag mevrouw Goolgraag, dag jongen tot straks... ach had hij me maar gekust... maar niemand kuste me eigenlijk... nietwaar? een vrouw zonder kussen is... there is walking always another beside you... het geweten always loopt geheel van de zij af naast je en verdwijnt in de bossen... de mensen lopen geheel langs je zij en gaan heen om te treden het licht met de voet van het duister... dit leven is zéér donker... het leven op aarde is verschrikkelijk somber... er is geen genade in dit leven... geloof je aan God... geloof je aan hierna... geloof je... geloof je alleen het geloof kan je redden... maar van deze drie is de liefde de voornaamste... er was wel een horizon en er was wel de bliksem en er was ook de zee en het eeuwig bewegen van vijf minuten beweeg mij voorwaarts om over de wateren te lopen... for the Spirit was upon the deep waters... in Engeland zou ik misschien met hem kunnen trouwen... hij wilde wel met me naar engeland... maar nu is het oorlog en over weet ik enige jaren kan hij niet wachten... hij was ook jongen en ik een stuk verdriet maar nu tevreden zijn en een vriend mij de dood en tevreden en glimlachend... ademhalen, zachtjes ademhalen net gewoon heel rustig geen paniek dan mislukt het, alles dicht... ik zal alles dicht doen ook mijn ogen... mijn ogen zullen wel lachen, ik ben toch blij dat ik ga... een reis die ik wil zingen naar de kust van de kust de open zee en lege sterren zinken mee... klop en er | |
[pagina 122 (112)]
| |
wordt opengedaan, het kon niet... we hebben veel geklopt maar de muren weken niet... er staan hoge muren om mijn hart ik weet dat ik de deur moet zijn... een draai en alle veld ligt open en de vergeving zal mijn deel misschien zijn... maar gij ziet niet de beveler van leven en dood... gij ziet de dienstmaagd die de olie verspilde en nu met gedoofde lichten de stad door rijdt de deur opent met de sleutel en de bel trekt omdat het slot niet wil wijken... trek aan de bel van je hart... en val over de drempel... ik zal vallen over de drempel... ik had ach had ik... hij is weg en ik alleen in dit huis... hij heeft nooit van een ander gehouden... Bel: Praktijk!... altijd alleen maar praktijk... de beste leermeester... VERHEFT UWE POORTEN O VORSTEN!!... de brief... hier de brief in zijn stoel... nee op tafel... rustig... op tafel... de brief: lieve... wat ik doe, moet ik doen. Heb geen verdriet, heb jullie geen van allen verdriet... het is een barre tijd er gaan er zoveel... ik kan niet verder... dit is mijn laatste stap... ik heb er niet eens zo lang over gedacht... ik doe wat ik moet... ik kon niet langer... zeg geen woorden die niet uitgesproken kunnen worden... ik neem mee wat strikt genomen altijd van mij zelf was en gebleven is... zorg voor de kinderen... heb nooit zorg over mij en wat ik deed... ik sterf met een glimlach... zoals ik wil... het is niet moeilijk want ik geloof, ik geloof in wat komt en dat het beter is... dag allemaal, dag... o ik zal de verklaarde zijn en de spot ook nog hebben van het tandenpeukeren in andermansgebitten... p.s. laat mijn gebit met rust want het is van mij... laat alles met rust... baar me op en breng me weg... op het kerkhof met de bomen die altijd ruisen... onder de heuvel en daarover vèr de zee... het ruisen en nog verder van heel ver weg zal ik zien hoe je me wegdraagt..., je zult het lief doen en burgerlijk verzorgd door de buren de buurt en de klanten en je zult het verdriet hebben en tóch boos zijn... je kon je nooit beheersen... ik zal liggen ver over het water en je zien... deze bloemen leg je op de kist... nee ik word niet verbrand... ik wilde nooit verbrand worden... ik zal me niet meer oprichten in het vuur... alleen god zelf stookt de vuren... maar ik lig over het water en ruis in je oren mijn stem... een zachte stem en lief en | |
[pagina 123 (113)]
| |
je zult een grote verwondering voelen omdat je een Vreugde in je hart hebt en niet weten dat ik de zaaier ben die uitgaat... en de zee ben die je omspoelt... en de wind ben die je voortdrijft en je verdriet verdrijft en je doet werken en tóch nog boos zijn... nee je zult nooit weten... zoals je nooit wist... je zult verder gaan en de kinderen zullen je geld wel krijgen... laat ze trouwen... en voorzichtig zul je zijn met alles... je bent altijd voorzichtig geweest... voorzichtig ga ik nu liggen... de deur dicht, de ramen dicht, de deur sluit goed... de kraan open... nu ademhalen... altijd ademhalen... 'k hebt zo moeilijk met de adem zegt Goolgraag... ze was lekker dronken... wak ook eens, lang geleden, lekker dronkken worden... geen dubbele tong nee zo is het beter... goolgraag was geen slecht mens... de messen zo stomp en bang voor een dooie vis... ze zal me komen kijken... en huilen... het water is niet zo diep... bij haar nooit... doromethea wil vrijen met die jongen... absoluut eerlijke jongen... maar geen moeder... de kinderen... mijn man ook, nu rustig... reusesierustig mij... een groot mens gaat heen... ik was een groot mens en verdwijn groot ik heb het zelf gewild... mijn adem... ehet stinkt... maar mijn hoofd... ik heb nog... ik zou nog wel een sigaret... nee dat kan niet... brand... BRAND!... BRAND!!!... de deur nog weer open... de dood is gemakkelijk, maar van het sterven zal de mens alles weten... wie zei dat ook weer... die jongen... te oud voor zo jong... nu ben ik vijftig en driemaanden en twee dagen... nog niet helemaal... je was van bij middernacht... wat zegt de nacht tegen kinderen die bang in het donker... ik ben de nacht... niet de deur open... ik ben de nacht... geen deuren open... ik ben de nacht... nooit de deur open... ik ben de deur van de nacht... open... zou het open... ik wil het zelf... ik wil en geloof... ik geloof in mijn wil... HET GROTE GELOOF IK IN MIJ ZELF... als ik mijn ogen dicht doe is de wereld weg... ik wil van de wereld af... een pannekoek kind... pannekoeken... panne... altijd panne met die auto van Karel... ongeduld... ik was ongeduld... ik zal geduldig zijn Heer! OPEN UW POORTEN WANT IK KOM ALS EEN KIND LACHEND... ik mijn huilen... ik lach... ik me lethe te | |
[pagina 124 (114)]
| |
vissen... nou nog het bijten... het water is rustig... het ruist zacht in mijn hoofd... mijn mond groot open... het moet wel diep in me... ik lach... ik lig te lachen... geen... het is zwaar... het zwaard me zo van binnen... het zwaard binnen... nee dat gaat niet... zo... altijd... anders... het is... in our empty rooms we fool... mekaar folen... dat was... en heiligen... hieligen gingen ook zo... ze gingen over... een overstapje en een korte rit... het duurt nooit... o god ik sta open en regen nu... de dauw valt zacht op de kusten... de dauw kust de kusten... de geopende... de verlopene... de kus vèr te lopen... het zwaar me... de... dit was nooit mijn keuken... gebundene hände... groot... groot sterven... groot slemp kind... slem... slem... slam... slom... rrrrrssssstûûû... zui min mooren... moren open de dagen... agon... groot dood... gras... veel gras... gee... uizen... NEE! NEE!! NEE!!! oooo ik wil... niet... nee... ha ja... de kom mij dan maa... je wil me haal... ik nee... NEE... No... the ladies of the corridor... vrij... gang mij de vrij... vrij mij de dan... de da... de doo me... me doo... o... ik... rus... tig... me... zijn... en.... de.... la--che---ne... mij... NEE!... nee toch... pijn... la---ter.... kin---de.... ren.... als.... je... jullie.... kennen.... me.... helemaal... nie---tt... NIET.... ik wu.. ze... te... la---at-----er.... ssssst.... rrrrrtttumme... pre---spre... ke... nnnn.... gul-----den-----s.... swel.... zwel.... KZWEL.... de.... zee.... voort.... me ken.... mij.... tis.... fur---schik-----me-----luk........ ge...... luk-------îîîggg.... licht.. te.... me.... o.... te.... vrij...... nog.... eeeeeeeeeee---vvvvvun.... het.... is.... me.... thea.... kaaa---chul.... daaaa.... ik.... te.... VREDE.... un.... ik.... mij---n.... ssssjuuuu.... te.... oooo.... k.... t.... da....
Deze vrouw is wel verbrand. (a sudden silence in the midst of her sorrows) OPEN DE DEUR VAN DE DOOD (open the door Richard groaned lady Sue) ik geloof nu wel dat dit er bij hoort
| |
[pagina 125 (115)]
| |
het hoort er allemaal bij geloof ik nu wel
dat het niet te geloven is
dat het verschrikkelijk is
dat is zoals het is
om dit niet de dood te zijn maar een glimlach
(het wordt verbrand)
en dat alles wel van de tijd zal zijn
de sterren te hoog nog van laag water
je zou het wel willen
de stad ligt ook dood onder de voeten
en geen klank in de handen
het oog van de mist ligt dicht
NOTRE PERE QUI EST AUX SCIEUX
het leven is verschrikkelijk
het hart ook
te weten zo goed je was
maar te weten niet
te zien is alles of nauwelijks
de stad je wel dicht je hart
(ze hebben je verbrand)
Zo mij te ver ge makke luk nôtre père en niet te vergeten
Zij is dood: de keel van haar stem a sudden silence
het te lang en te bang van het lichaam haar huis
CUNCTA STRICTE DISCUSURUS (I will answer this at once)
(et monsieur quel amour est le vôtre?, asked
(lady Sue as good as her word)
QUANTUS TREMOR EST FUTURUS
(why should anything dreadfull happen asked lady Sue)
(et le canard de la mort, n'est il beau?)
REQUIESCAT REQUIESCAT IN PACE
(oh groaned lady Sue, was there ever such a hailstorm of disasters?)
|
|