| |
| |
| |
In het huis van het net
Mardoek overwon de machten van de Chaos. Nog vóór de schepping der wereld riepen de goden hem uit tot hun koning. Zij droegen het kleed binnen in de vergadering. Mardoek vernietigde het kleed door de macht van zijn woord en riep het door diezelfde macht weer in leven. Vernietiging en schepping, het geweven kleed der wereldorde lagen in Mardoek's hand, aldus de Babyloniërs.
De Egyptische godin van het schrift Sesjat schreef ‘vanaf den beginne’. Zij deed dat in haar woning: ‘Het huis van het net’. Zij schreef het wereldbeeld uit en bewerkstelligde de overwinning van de zonnegod op de duisternis. Zij was de ontwerpster van het wereldschrift en een pantervel is haar attribuut. Zij doodde Apap, de slang van het donker en het oerwater, zo schreef zij de wereldorde.
Zij kon het net schrijven, terugschrijven, verschrijven, maar zij schreef het nooit over. Haar taak was door de magische handeling van het stellen van tekens, orde in de werkelijkheid te scheppen. Die orde mag voorlopig zijn, ook Sesjat is nog niet klaar. Zij schrijft nog steeds. Sesjat weeft nog steeds een maas en gat meer aan haar kleed. Zij passeert voortdurend ‘zero’. Zij weeft nog voortdurend verder aan het net, het weefsel, waarop ook nog heden de vondsten gedaan en de tekens gesteld worden van een wereldbeeld in evolutie, van zijn en worden. Sesjat moet haar huis steeds veranderen, vergroten, verdiepingen erop bouwen, andere afbreken, de kelders uitdiepen, verrekijkers opstellen, radar
| |
| |
worden, de verten besturen, tranen namen geven en lachen als water. De levende eenheid, het organisme totaliteit moet zij ‘ontdekken’ en ‘bekleden’. Zij ziet het vliegende schrift der bijen, mathematische figuren van een oneindige complexiteit, waarmee zij elkaar berichten doorgeven, noodzakelijk voor het leven in de korf. Zij gelooft dat er geen enkele openbaring van persoonlijke aard mogelijk is als de werkelijkheid zelf niet in haar geheel een instrument tot openbaring is. Dat maakt haar oneindige taak mogelijk.
Sesjat heeft het tweesporig denken verlaten. De vierde dimensie, nauwelijks ontdekt, gaf haar vleugels, zij verliet tevens de aarde en vaart in de ruimte. Nieuwe overzichten, nieuwe vergezichten niet alleen, nieuwe gezichtspunten ook en nieuwe relaties. Voor een ogenblik wordt de aarde kleiner, dan plotseling duikt het op in zijn bewoners als medespelers en wellicht bewerkers van en mededingers in het heelal. Want de verbindingen worden gelegd. De mens verlaat de wereld en weeft metterdaad aan het web dat zijn geest op aarde hem ontwierp. Hij gaat zien dat het waar is.
En Sesjat moet verder schrijven.
Zij ziet voor zich een mens die zijn lichaam verlengt, die ver buiten zijn eigen armbereik uitvliegt, die uitdijt naar alle kanten om de pictura mundi te voltooien. Een mens die buiten de aarde treedt, buiten zijn adem, buiten zichzelf en de gelegenheid schept zichzelf te zien, zijn mogelijkheden en de ideeën die hem in onbeweeglijkheid wilden ketenen, de machten der onwetendheid. En zij weet: onwetendheid is de zonde bij uitstek tegen de heilige geest. Zij weet, want zij heeft ‘de aarde geknoopt’, dat elk woord waar is of
| |
| |
wordt, ook dat van Apap, als zij hem niet door de macht, haar alleen gegeven, in magische tekenen neerlegt en vangt. Haar pantervel geeft haar de soepele gang en kracht om dat te doen. Zij weeft Apap in haar net en maakt hem bewegingloos zolang zij het nodig acht of geeft hem enige vrijheid als het net die trilling nodig heeft.
Zij schrijft door. De wereld is nog niet af. De mens wordt onder haar handen. Hij hoort woorden door haar geschreven. De woordstaf wordt voortdurend geheven en waar nieuwe mineralen en structuren liggen onder zijn gang daar zinkt de staf en wijst die aan en betekent ze.
Sesjat schrijft verder. Zij weeft gestadig door. Zij heeft haar toeleveringsbedrijven, haar beschrijvers, vinders en zoekers. Zij stapelen gegeven op gegeven. Zij sorteren tevens. Zij leveren het materiaal, maar zij stelt het teken. Zij verricht die éne handeling waardoor het gegeven zelf zich kan openbaren. Zij stelt voor de diepte het beeld uit de oppervlakte. Zij herkent in de techniek van haar weven de formule die de mens naar de maan doet gaan, d.w.z.: de raket, de afstand en de besturing, waardoor ruimtevaart ‘zichtbaar’ wordt en de ruimten bewoonbaar. Haar huis wordt steeds groter. Zo maakt de formule het ‘onzichtbare’ zichtbaar in de evidenties van het materiaal dat altijd aanwezig is.
Sesjat weet: weven is splitsen en samenbrengen. Iedere maas van het net is een mysterie meer, maar ‘onder woorden’ gebracht, hanteerbaar gemaakt in de openbaring van haar uiterlijke vorm. Al wevende verandert zij de mens, geeft zij richting in beelden, worden de pictura mundi uit- | |
| |
gebreid tot het net groot genoeg is om in zijn geheel de boom des levens te bedekken. Door de wel geweven mazen ziet men dan voor het eerst zichzelf en is de werkelijkheid een levend beeld geworden. Zo volledig als de mens zelf.
Sesjat schrijft de naam van de koning op de bladeren van de heilige asjd-boom; zijn leven is daardoor met het leven van de aarde onafscheidelijk verbonden. Hij is onsterfelijk geworden. Schrijven is een magische handeling, beschrijven is fotografie van het aanwezige, maar meestal minder secuur. Beschrijvers hebben hun nut als leveranciers, pers, radio, tv eveneens, al zou dat anders kunnen zijn.
We gaan de aarde verlaten, hoewel het net nog niet klaar is. Wat is ertegen? Wij zullen waarschijnlijk die afstand moeten nemen om tot een in- en overzicht van het geheel te kunnen komen. Het zal, hoewel in abstracte tekentalen uitgevoerd, gepaard gaan, altijd weer, met hetzelfde bloed en tranen waarmee de verovering van de aarde gepaard ging. En hebben we die veroverd? Ligt het totale zijn en gebeuren al vast in onze werken? Kennen wij de poëtische vertaling van wiskundige formules, doordat wij science fiction-schrijvers hebben, of is die benadering nog steeds een van mensen die nog aan boord zijn en niet overboord willen vallen. Want een nieuwe consciëntie breekt baan met de vondsten en machten van de moderne mens. Het tweesporig denken hebben we verlaten, hebben wij de techniek van figuren-tekenen in de ruimte reeds onder de knie, een schrift zo magisch en beeldend dat de mens hetgeen vroeger werd ondervonden als ‘niets’ nu als ‘heelal’ kan aan- | |
| |
vaarden en onder zijn woord, d.w.z. macht brengen? Die taal heeft de wiskundige in zijn formules als mogelijkheden van handeling neergelegd.
Sesjat weet dat in al deze formules Apap ook zijn woning heeft. De slang kruipt door alle mazen van het menselijk brein. Bezweren deze formules Apap? Zal Sesjat niet een taal moeten vinden zo ruim, en beweeglijk, zo vrij van vorm en zo vormend dat Apap de panter vreest en zich koest houdt? Vormen de moderne tekentalen, de robots, de computers, de cyclotrons niet evenzovele schuilplaatsen voor Apap. Werken ook zij niet op een gedicteerd net van verbindingen? Opgedrukte bedrading maakt de instrumenten kleiner, de mazen van het net worden miniem van afmeting.
Maar hoe klein en lang maakt zich Apap. Welke epiek kan de tocht van de mens beschrijven die hij aan het ondernemen is en welke tekenen moeten wij vinden en opstellen dat hij op zijn tocht in de nacht een boot vindt die hem overbrengt zonder al te veel schade en met de mogelijkheid zichzelf eerder te vinden dan te verliezen. Hoe zal die mens eruitzien en hoe zal hij veranderen onder het onzichtbare gereedschap dat hem stralingsgewijs bestuurt. En wat als de machines plotseling alle op 9 gaan staan, omdat er een fout in het geformuleerde netwerk sloop? Wij leven in een tijd van op- of ondergang, maar ook in een van op- en ondergang. Nooit is het menselijk bereik zo groot geweest als nu, nooit zijn macht zo ongebreideld, nooit lag het in zijn handen zichzelf, zijn aarde, zo snel te ontwikkelen of te vernietigen. De geheimen van de stof heeft hij opgelost door de
| |
| |
stof te splitsen, haar tot niets terug te brengen en haar het geheim te ontrukken. Het teken is mathematisch uit te drukken, qua effect op de mens zien we alleen nog maar Hiroshima, en een paar foto's van de maan.
Toch heeft de mens de aarde verlaten. Wat gaat hij schrijven? Stelt hij de regels op voor het interplanetair verkeer. Verzekert hij zich van een woonplaats elders in het heelal, mocht hem de aarde in zijn handen verbranden en onbewoonbaar worden? Verandert zijn aard door de enorme aanblik van ongeziene krachten en ruimten zo dat hij zijn aarde met andere ogen beziet en gaat besturen binnen de krachten die pas zijn deel zijn geworden? Want nog gaan wij met het pas gevonden geweld om op overleefde bestuurssystemen, die zelfs de geringere krachten die hen in leven riepen, niet konden temmen.
Hoe groot zal de spanning worden tussen de beweeglijken en de onbeweeglijken? Om het fantastische te kunnen zien van onze mogelijkheden zullen we fantasie moeten hebben en fantastisch kunnen reageren, anders ontsnapt ons juist de bezwerende kracht die een samenballende visie mogelijk kan maken. En visie is ordening!
Sesjat is nog niet klaar. Zij bewoog zich veelvuldig aan de zijde van de zonnegod. Zij droeg het licht zo fel dat Apap verblind werd en krachteloos. Nu ziet zij uit de mazen van haar eigen net een vuur opstijgen zo fel, dat het de zon en haar eigen licht in de schaduw schijnt te stellen. Wat deed Apap?
Wat moet Sesjat doen?
Welk schrift moet zij ontwerpen, welke samenstelling
| |
| |
van geluiden, klanken en explosies onder woorden brengen opdat zij de weg wijst, of althans noteert? Welke verloren dialecten moet zij uit de kelders van haar huis halen. Welke mensen van licht en boosheid heeft zij vergeten, wie werden er onder de korenmaat gesteld opdat zij onzichtbaar werden op een ogenblik dat hun schijnsel te fel werd? Een revisie niet slechts van het net, een revisie ook van het weefgetouw. Een herordening van het oude om het nieuwe te kunnen plaatsen en beelden. Een beweeglijke visie op een beweeglijk organisme. De mazen in het net zijn nog altijd groot genoeg.
Wat moet Sesjat doen?
Zij zal afdalen in die stille delen van haar hersenen, die nog geen stem konden krijgen of gestalte in het net zover zij het weefde. Niet slechts het vergeten verleden, maar ook de vragende toekomst zal zij moeten verenigen en vormen in het ‘nu’, en elk moment dient gevangen in deze dwarsdoorsneden van menselijke mogelijkheden; vormen waarin wij met onze verwachtingen kunnen wonen en onze vermoedens over de wordende mens een plaats kunnen geven. Geen axioma's maar ritmische bewegingen waarin de bewegende totaliteit steeds in één van haar aspecten gevangen kan worden, zonder haar verder vast te leggen dan in open beelden, beelden van in- en uitgang niet alleen, maar van doorzicht en doorgang.
Sesjat heeft haar eigen weefsel te doorbreken om Apap opnieuw te herkennen en hem te beteugelen. De mensen zullen ‘böser werden’, meer realiteit zullen zij omarmen en herkennen, omdat zij de dualiteit waarin zij eeuwenlang
| |
| |
leefden, een gemeenschappelijke wortel hebben gegeven.
Sesjat ziet dat een net niet alleen het weefsel is, maar ook bestaat dankzij de mazen, de open plaatsen van samenkomst, waarop stelling en tegenstelling elkaar ontmoeten. Principes worden weer wat zij waren: beginselen. Stellingen waaruit men zijn omgeving niet alleen kan verkennen, maar ook eigen maken, stellingen om de verovering voort te zetten. De verovering van het eigen beeld waarin de totaliteit zich reflecteert en haar beweging verzekerd is.
Sesjat leert nieuwe talen en hergeeft aan vroegere omschrijvingen der werkelijkheid de kracht om te herademen. Zij opent haar bestaande vormen en herademend komen zij in een beweging zo universeel dat zij wederom mens-onthullend werken.
Onthuld worden de plaatsen van stilte waar de adem ontbrak. Sesjat weet: oude goden staan weer op uit de stoffige hoeken waar zij werden begraven. De offers der mensheid, gebracht op hun altaren, vertonen opnieuw hun gezicht en de vraag op hun lippen: Waarom? Waarvoor? Pessimisme zou ons onbeweeglijk maken en tot zelfmoord leiden. Acht levens staan er voor het Nirwana, voor de Boeddha en zoveel levens meer voor hen die uit het licht treden in de duisternis om dat licht te laten zien. Mensen van licht en boosheid!
Sesjat weet: Apap is een deel van mijn net, mijn wereldschrift. De mens is één geheel waarin de krachten ten goede en ten kwade geborgen liggen. Maakt zij hem groter, een reflecterend heelal van visie, hij zal groter worden in het goede en het kwade en in de beheersing van beide. Een
| |
| |
mens in staat tot meer geluk, en een die meer pijn zal kunnen en moeten verdragen. Een mens die staat binnen zijn wedergeboorte, waarin genot en pijn gegeven zijn.
Sesjat exploreert die uitgebreide zwijgende gebieden binnen het menselijk lichaam, die hun stralen nog nauwelijks aan het stralingspatroon hebben kunnen toevoegen. De computer wordt het bewuste deel van ons ontvang- en uitzendapparaat. Het elektronisch systeem dat wij uitdachten is de uiterlijke vormgeving aan wat innerlijk aanwezig was. De nog verstopte poriën van het menselijk organisme openen zich, en laten zich herkennen door de geheimzinnige krachten die zij uitstralen en vorm geven in een apparatuur van grotere actieradius dan onze herkenbare ledematen. Ons sensorisch systeem wordt opengebroken, vertakt zich in steeds fijnere geledingen, ent zich aan nieuwe gegevens. Elk moment is heden, verleden en toekomst, elk moment is het brandpunt waarin verticaal en horizontaal elkaar ontmoeten en het brandpunt wordt open beeld, een punt van vertrek, van verder gaan, van bevreemding en vervreemding, van verwonding en heling. Sesjat ontmoet Apap, haar slang en herkent hem.
En Sesjat schreef:... ik stichtte vreemde rijken vol stroomversnellingen en onderkerken en een geweldige transfiguratie van dit ik-centrum nam een aanvang om de valse gaafheid van mijn vroeger gezicht te vernietigen in een ontmanning zo ingrijpend en een afbrokkeling langs lijnen zo vol kiemcel en garantie voor een geheel nieuwe schoonheid dat het mijn vrienden tot onbekenden deed reageren en ik alleen in deze vreemde onthulling kwam te staan zonder ge- | |
| |
nade voor het eigen oog of oor want wat er in mij aan vruchten had gelegen diep weg in de cellen der weefsels kwam door scheuring tot openheid en vormde uitwendig voor mijn oog een lichtnevel en prisma die de kleuren der schijn kon ontleden in zijn samenstellingen tot werkelijkheid en zo begon ik te zien een realiteit groter dan menig mensenoog ooit zal verdragen omdat het blind maakt tot op het bot van het woord...
Sesjat schreef verder: ...nu dan ieder ogenblik de grote werkingen der massa's ontsluierd kunnen worden en dit kosmisch heelal zich tot in het kleinste kristal aan ons bloot geeft en nieuwe kalenderwetenschappen ons de tucht aandoen en zo weer nieuwe tijdsbepalingen zal opwerpen en een nieuwe tijddienst onze bloedgangen opent en voorstellingen omtrent de loop die de wereld gaat nemen in het wezen der mensen dat staat te staren achter vele ongedroomde verten waarin de dingen komen open te liggen en eigen leven gaan leiden en de mens in de ogen zien en geen woord zeggen... niet zeggen dat zij ontstonden in de stilte der cellen uit de duisternis ver in de gewrichten door de scheenbeenderen van doden en levenden heen tot hoog boven de graven als een nieuwe wereld waaraan het oog nog nooit is uitgekeken: een planetaire bewogenheid vol vlegeljaren en hemelbestormingen en imaginaire grootheden een wereldlichaam vol verrekijkers en woord en hart en hand geworden bewegend op de adem der mensen...
Wat deed Sesjat? Sesjat vrat Apap op. Zij schreef daarna verder in een nieuwe toonsoort op een adem van bewegende ritmische eenheden om het boven- en ondergebeuren te
| |
| |
verinnerlijken tot een stem en gestalte waarin de mens zich herkent en de richting van zijn veelvormige stilstand en gang. Een vreemde alchemie van moment, stilstand en beweging waarin de aarde behemeld wordt en de hemel geaard. Daartussen de mens met zijn vangarmen: een nieuwe schoonheid, een nieuwe schaamte, schaamteloos en schuldeloos, bewust en verinnerlijkt de gezichten van in- en uitgang. Een mythologisch dier dat voortdurend van huid verwisselt en zijn eigen beweging richting en gestalte geeft. Een sprong naar een droom. Een afgrond en een keel vol stem.
Formentera - Amsterdam, juni - november 1964
|
|