de mensen staan te kijken met de mond geopend tot de letters der bevolkingsdagen in verband met zich zelf geleund over de donkere laden met de etiketten der gewijzigde populaties om een gesprek te houden in de open lucht bijgestaan door de getemde dieren die het onderling verkeer onderhouden en bewaken en spreken mede in het moeilijke der sociologische invloeden met bezorgd gezicht en het raadsel in de binnensmondse tongen tegen de eigen droge hemel die onbegrijpelijk klank geeft aan de adem en de verwording der verzen aanziet op straat met het ijs tussen de tanden en de handen tot hulp geheven wij allen wij de mensen die leven en zijn onder de hemel en de aarde onze voeten laten slijten en het vuur uit de hiel tot een overpact willen slaan voor de vrede het maal en de maag van al wat is zo het in ons te lezen zou zijn voor wie kan