Van Gitje en Witje. Een verhaal uit poesenland
(ca. 1930)–Willy Schermelé– Auteursrecht onbekend
[pagina 32]
| |
's Morgens hadden ze heel wat werk...
iedereen Zondags kon uitslapen. Waarom het feest 's avonds viel? Ja, dat was nu juist het leuke. Het zou om zeven uur donker worden en dan werden de lampions aangestoken in den tuin. 's Morgens hadden Gitje met Vader en nog wat schoolvriendjes heel wat werk gehad, om de groene slingers tusschen de boomen te hangen. Daarna kwamen de lampions aan roode linten, terwijl op verborgen plekjes, in boschjes, óók lampions werden gehangen. Omdat het af en toe al een beetje frisch was, had de moeder van Gitje aan alle feestvierenden gevraagd, om gecostumeerd te komen, maar dan in een lekker, dik pakje. Nu, dat was werkelijk nòg leuker, een echt maskeradefeest! Witje, die pas ziek was geweest, verscheen dien avond in een dik, wit wollen pak met een massa pompons. Ze stelde Vrouw Sneeuw voor en had het meteen lekker warm. Gitje, die al zijn goede voornemens wilde toonen, was als Padvinder gekleed, omdat hij dat toch wilde worden. De vader van Gitje had lange en ronde tafels in den tuin gezet en, zoo versierd met | |
[pagina 33]
| |
vlaggetjes en slingers, zag het er heel gezellig uit. Gitje's moeder was niet minder knap in koken en braden dan Witje's moeder, want er werd van alles en nog wat aangedragen. Ja, die kleine poesen houden echt van smullen. Vader, die met al 't kleine grut meespeelde, hield er een beetje orde onder en verzon van allerlei spelletjes. Ze speelden kat en muis, groene zwanen en nog veel meer. De partij, die begonnen was met oliebollen en chocolade, werd, toen ze allen aan tafel zaten, een echte smulpartij. Gitje's moeder had ook een taart gebakken. Wel niet een met kaarsjes, want 't was geen verjaardag, óók niet een met muizestaartjes, maar met vruchten en slagroom. Rondom de taart stond met dikke suikerletters ‘Ter eere van Witje's beterschap’ geschreven. Was dat niet leuk voor Witje? Allen klapten in de handen, toen de taart en de letters bewonderd waren en er werd drie keer ‘hoera!’ geroepen voor Witje en drie keer voor Gitje. Toen de taart door Gitje's vader verdeeld werd, kreeg ieder een glaasje bessenwijn en hierbijVader hield er een beetje orde onder.
| |
[pagina 34]
| |
stond Gitje boven op zijn stoel en zei: ‘Dames en Heeren Poesenkinderen.’ Iedereen moest daarom natuurlijk lachen, maar Gitje ging voort: ‘Ter eere van Witje, die Maandag weer naar school gaat en gelukkig weer heelemaal beter is, word ik van af heden Padvinder. Ik zal dan iederen dag een goede daad verrichten en word dus de beste jongen van heel Poesenland.’ ‘Ik ook!’ ‘Wij ook!’ riepen er een heeleboel katertjes, maar Gitje lachte trotsch en antwoordde: ‘Neen, ik word de beste van heel Poesenland.’ ‘Ja, ja!’ riep Witje en nu durfde niemand meer tegenspreken, want ter eere van Witje was immers het feest gegeven? Na den maaltijd stak Vader op een ladder alle lampions aan en dat stond zoo gezellig, dat hij zijn harmonica haalde en genoeglijk begon te spelen. En net als wij, zijn poesjes dol op dansen, dus er werd menig dansje gedaan. Het was een grappig gezicht, al die dansende poesjes. Ze hipten en tripten, terwijl hun staartjes wipten. Soms rolden er eenHierbij stond Gitje boven op een stoel.
paar op den grond. Dat waren de domooren, die niet goed dansen konden, maar de meesten deden het heel goed. Natuurlijk danste Gitje met Witje. Witje vond Gitje nu toch zoo'n lieven jongen, dat ze eigenlijk niet kon begrijpen, hoe hij vroeger zoo stout had kunnen zijn. En Gitje zelf begreep evenmin, waarom hij toch altijd zoo onaardig tegen Witje was geweest. | |
[pagina 35]
| |
Maar hij lachte er nu om. ‘Weet je hoe je nog eens 't puntje van mijn mooie witte staartje in den inktpot hebt geduwd, toen ik boven op een bank stond?’ vroeg Witje. Ja, Gitje wist het nog best, maar daar hij niet heelemaal een zoet jongetje was geworden, zei hij:
Natuurlijk danste Gitje met Witje.
‘Zeg Witje, staartjes in inktpotjes duwen, doe ik nog wel eens, hoor! Maar, niet bij jou. Wij zijn voortaan vrienden!’ ‘Dikke vrienden!’ vond Witje. ‘Dikke vrienden!’ sprak Gitje haar na. En dat zijn ze altijd gebleven. Gitje en Witje waren onafscheidelijk. Ze haalden nog heel wat kattekwaad uit, maar onaardig was Gitje tegen niemand meer. | |
[pagina 36]
| |
Hij nam het nu altijd voor iedereen op en deed niemand ooit kwaad. Plagen deed hij altijd nog wel graag, want om heelemaal een zoet, lief poesje te worden, vond Gitje niet leuk. En zoo eindigde dus dat feest in Poesenland. Ook het verhaal over Gitje en Witje is hiermee uit. Maar al hun kattestreekjes en avontuurtjes heb ik opgeschreven, dus die vertel ik later nog wel eens. Dikke vrienden zijn ze altijd gebleven...
|
|