Nou, op die vergadering, waar vader heen was gegaan, was het een gepiep van je welste. Tenslotte ontstond er hevige ruzie, zodat veldwachter Mikmans herhaaldelijk van de blanke sabel gebruik moest maken, om de orde te herstellen. Maar ondanks alle gepiep en gepraat kwam de muizenmenigte niet tot een besluit.
‘Dan neem ik een besluit op m'n eigen houtje!’ piepschreeuwde vader Piepjanus ten leste. ‘Want thuis liggen onze vrouwen en kinderen in het water. Ik ben voor niemand ooit op de vlucht gegaan, voor geen kater, geen val en geen muizengif. Maar water, daarvan heb ik niet terug, daarvoor verlaat ik zelfs dit muizendorp, mijn geboortegrond. Ik ben geen waterrat en daarom vertrek ik, basta!’
‘Piep! Piep! Pieperdepieperdepiep, piep!’ klonk het van alle kanten. ‘Waarheen ga je dan, Piepjanus? Piep! Piep!’
‘Al moet ik naar de woestijn, alle graantjes en grutjes bij elkaar, als het er maar droog is!’ piepschreeuwde Piepjanus.
Het was een hevig lawaai, zodat de veldwachter opnieuw tussenbeide moest komen. In de algemene wanorde liep Piepjanus ook nog een gevoelige klap op, waardoor hij een bloedende wang had, toen hij eindelijk heel laat en moe de vergadering verliet.
‘Hé, vader’, piepte Speksnoetje blij. ‘is U er eindelijk? We waren zó ongerust.’
‘Ga maar gauw slapen’, pieplachte vader, ‘want we moeten morgen vroeg op, om te pakken. We gaan verhuizen!’
‘Verhuizen?’ piepgilde Speksnoetje. ‘Ga maar slapen’, had vader gezegd, maar voorlopig zou er wel niets van slapen komen. Het was al meer dan muizen-bedtijd, toen Speksnoetje nog druk zat te knabbelen. Voor de gezelligheid had hij gauw de veroverde amandelen gehaald.
Moeder voelde niet zoveel voor verhuizen, want muizen doen dat niet zo graag als mensen. Toen Speksnoetje moeder echter van de boordevolle lappenmand vertelde, maakte ze geen bezwaren meer.
‘Wel te rusten!’ zeiden de muizen elkaar die avond. ‘Dit is onze laatste avond hier in Muizensteyn.’