Geuzenliedboek 1940-1945
(1975)–H.M. Mos, M.G. Schenk– Auteursrechtelijk beschermdFrans Vergonet, de verrader.aant.Hoort het lied van een verrader,
Beeld van schrik voor kind en vader,
Hoort verraders mee en let
Op het zwerven
En het sterven
Van uw vriend Frans Vergonet.
Vergonet had vrouw en kindren,
't Kon de snoodaard niet verhinderen
Om met huichelend gezicht
Vrije meiden
Te verleiden,
Hoort wat hij al heeft verricht.
Frans zwierf heen naar vreemde steden,
Heeft daar liefde en trouw beleden
Aan een drietal meisjes zoet,
Met zijn oogen
Haar bedrogen:
Frans ontstal haar geld en goed.
In het muf cachot gesloten,
Heeft dit Vergonet verdroten,
Dacht hij sluw: wie waagt die wint.
Nieuwe heeren,
Andre kleeren:
Vergonet werd Duitschgezind.
| |
[pagina 236]
| |
Vergonet speelt schoone troeven,
Immers komen zulke boeven
't Moffenzoodje zeer van pas,
Daar hij sprekend,
Uitgeteekend
Goed voor de Gestapo was.
Eerlijk volk zucht in de bajes,
Maar het godvergeten gajes
Stampt met laarzen over straat:
Frans zal winnen
En beginnen
Aan het diepst en vuilst verraad.
Wie daar zwierven, onderdoken
Heeft hij valschlijk aangesproken
En zijn bijstand toegezegd;
Moet je vluchten
Wil niet zuchten,
Vergonet brengt jou terecht.
Militairen en studenten
Bracht hij voor wat lieve centen
Bij de goede burgers thuis.
Hij verliet ze
En verriedt ze
Prompt aan 't helsche Duitsch gespuis.
Groenen kwamen, groenen namen
Vluchteling en gastheer samen
Mee naar 't wreede moordnaarskamp.
Fransje grijnsde,
Fransje peinsde;
Mij het geld en jou de kramp.
Vergonet kon 't nu niet harden
In de goede stad Leeuwarden
En week snel naar Groningen uit,
Gladde vogel,
Maar een kogel
Blies hem ras hier 't leven uit.
't Was een meisje om kwart voor zeven
Die naar 't werk zich zou begeven
En zijn zielloos lichaam vond,
Frans versteven,
Dood gebleven
Met een vloekwoord in den mond.
| |
[pagina 237]
| |
Vergonet is niet ontkomen
't Veemgerecht heeft wraak genomen
En zijn onontwijkbaar schot
Los doen branden
Uit de handen
Van een eerlijk patriot.
En op Lekkums doodenakker
Brengt het boevenpak zijn makker,
Ziet de Lekkumer verstoord,
Hoe de slaven,
Frans begraven
Daar waar geen verrader hoort,
Doch dien nacht, trots groene wolven,
Werd 't cadaver opgedolven
En geplonst als dooden hond,
Waar in 't water,
Nu noch later
Mof noch N.S.B.-er 't vond.
Frieslands goede en vrije aarde
Die sinds eeuwen 't stof bewaarde
Van zoo menig Christenman,
Euveldaders
En verraders
Spuwt ze uit en gruwt ervan.
Zoo ten afschuw van de dorpen
Zoo van God en mensch verworpen
Was het eind van Vergonet.
Ieder vreeze
Die dit leeze
's Hemels ijzren wraak en wet.
|
|