Geuzenliedboek 1940-1945
(1975)–H.M. Mos, M.G. Schenk– Auteursrechtelijk beschermdCelbrief.aant.In memoriam H. Nu ga ik niet alleen:
Gisteren kwam hij er bij.
Wij zijn als broeders één
En straks gaat hij met mij.
Hij noemde mij zijn naam,
Keek de vier muren om,
Toen naar het tralieraam
En lachte om de zon.
Ik zei: ‘Jij die zoo lacht.
Je ziet de zon misschien,
Maar wat je hebt verwacht
Zul je toch nooit meer zien.
Ik heb geloof gehad
En op mijn plaats gestaan,
En ach, hoe weinig! -
Toen een daad scheen gedaan
En ik heb niet gebeefd,
Toen deze celdeur sloot.
Want slechts wie vrij is, leeft,
Dacht ik: vrijheid of dood!
Maar nu ik al zoo lang
Tuur naar wat ik verloor,
En alles gaat zijn gang,
Denk ik zoo vaak: waarvoor?
Waartoe een cel en dan
Dood op een doodstil plein?
Jij die nog lachen kan
Om een reep zonneschijn,
Zeg het mij toch. Men sloot
Jou en mij in één cel:
Heerscht over ons de dood?
Wint hij dit duivelsch spel,
Die ons maar altijd door
| |
[pagina 117]
| |
Vrijheid en leven rooft?
Broeder, waar sterf ik voor?
Zeg mij wat jij gelooft!’......
Plots wordt dan onze cel
Licht, want hij lacht naar mij:
‘God overwon de hel’,
Zegt hij, ‘voor jou en mij’.
Jij, die de vrijheid zocht,
Streed in een goeden strijd.
God heeft je vrijgekocht,
Hij wil geen dienstbaarheid.
Zal bij een goed begin
Ook niet het eind goed zijn?
Treed tot de vrijheid in!
Lach om den zonneschijn!’......
Morgenvroeg als ik ga,
Ga ik samen met hem
Dien ik door Gods genâ
Nu als mijn broeder ken.
En met een blijden lach
Groeten wij dan elkaar:
Dit is de vrijheidsdag!
Dit is het jubeljaar!
De Zon der eeuwigheid
Omstraalt ons zoo vol licht,
Dat wij, voorgoed bevrijd,
Aad'men met oogen dicht.
Achter ons zinkt de muur,
Ver is het peloton.
En als een stem roept: vuur!
Zien wij alleen de Zon.
De lucht is hier zoo warm,
Dat wij, als vallend graan
Gevangen in Gods arm,
Liggen en slapen gaan.
|
|