Geuzenliedboek 1940-1945(1975)–H.M. Mos, M.G. Schenk– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Jodenkind. Dit mooie kind, dit kleine jodenkind, ik moet het brengen naar het tramstation; vandaar gaat het weer verder. Waarheen het gaat? ik zou 't niet kunnen zeggen, en waar vandaan? ik weet het niet, en wie het verder brengt? het is mij onbekend... Dit kleine kind, waarheen, vanwaar? ik weet het niet, maar, o, ik houd van haar! Ze is zoo lief ontroerend mooi en teer; haar huid is glanzend en volkomen gaaf, de oogen donker en diep, de wimpers lang, gebogen en glinst'rend zwart. Ik neem haar koude hand die koud is en heel zacht; ze kijkt me aan en lacht - er beeft iets in mijn hart - Ach, waar is mijn verstand, m'n koel verstand gebleven? ik vecht en slik iets weg en voel dan heete tranen in bei' m'n oogen beven. Vorige Volgende