Geuzenliedboek 1940-1945
(1975)–H.M. Mos, M.G. Schenk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |
Naamloos vers voor de naamloozen.aant.Het was een gewone jongen,
Misschien was de mond wat te breed
En de houding iets te gewrongen,
Een man die het nog niet weet.
Een eenvoudige zoon van zijn vader,
Van zijn moeder en van zijn land,
Die niet wist nog: wat is er nader,
Lier of beitel, aan deze hand?
Die uit veelheid veel heeft gezwegen,
Het woord was te zwaar en te groot;
Die zich koos uit vele wegen
Een weg uit...... en die liep dood.
In angstuur en heen-en-weer-loop
Werd onzekerheid tot beslist,
En een kind tusschen muur en geweerloop
Een man die te sterven wist.
Geen beitel, geen lier was hem nader
Dan het hart onder eigen hand.
Nooit stierf er één vastberader
Met den blik, die de blik was van vader,
Van moeder en van zijn land.
|
|