| |
| |
| |
7
Het verhaal van den vriend
Toen mijnheer Walewijn mij schreef dat hij midden December van het vorig jaar met mevrouw naar de stad zou komen, mij wenschte te spreken en uitvoerige inlichtingen van mij verwachtte, besloot ik terstond, uit overwegingen van persoonlijken aard, hem alles te vertellen wat ik wist. Natuurlijk kon ik zekere onderwerpen, waarvan ik begreep dat Daniel ze onbesproken wenschte, zoo kiesch mogelijk aanroeren. De persoonlijke overweging, om het maar dadelijk te zeggen, is van financieelen aard. Toen mijn vader overleden was kon ik mijn studie niet voortzetten. Daniel bood ongevraagd aan mij te steunen en ik meende dat ik dit van een vriend aanvaarden kon. Ik stond er op dat hij voor den verstrekten bijstand mijn schuldbekentenis aannam, zoodat zich later bij terugbetaling geen vergissingen konden voordoen. Ik achtte mij nu verplicht mijnheer Walewijn hiervan op de hoogte te stellen en daar heb ik goede reden voor. Er is namelijk van Daniels ruime hand veel misbruik gemaakt, vooral door vrienden die hij nauwelijks kende en ook niet heeft teruggezien, en het zou onaangenaam zijn als zijn ouders
| |
| |
den indruk kregen dat de vriendschap tusschen hem en mij eveneens op eigenbelang mijnerzijds gebaseerd was.
Het was een namiddag met sneeuw toen mijnheer Walewijn bij mij boven kwam. Ik had bedacht dat het beter was geen gesprek met hem te voeren op mijn kamer en het eenvoudigste was hem zonder omwegen de reden daarvan te zeggen. De dikste muren zijn eigenlijk niets anders dan gehoorapparaten voor de ploerterij, dat wisten Daniel en ik al van onze dagen bij Deursting, die ook maar een soort huisploert was. Daarom verzocht ik hem mij de eer te willen aandoen met mevrouw mijn gasten te zijn en te dineeren bij Kras. Hij aarzelde even, maar nam de uitnoodiging met een vriendelijk lachje aan, er bij voegend dat ook mevrouw het zeker heel aardig zou vinden. Dus liet ik Knuppel een vigelant bestellen en we reden naar het hotel om mevrouw af te halen. Toen zij van de uitnoodiging hoorde zei ze: O ik dacht dat mijnheer Rosenhoff onze gast zou zijn, maar dat mogen we dan zeker voor een anderen dag houden. Mijnheer Rosenhoff, zei haar man, liet mij niet den tijd hem uit te noodigen, maar het is zeker even prettig de gasten te zijn van Daniels vriend als de gastheer. Mevrouw was spoedig gereed met het toilet en we gingen. Natuurlijk zorgde ik voor een rustige tafel in de witte zaal bij Kras.
Ik begon maar dadelijk na de soep over die persoonlijke zaak, om mijn verhouding tot Daniel duidelijk te maken, uitvoerig met mijn familieomstandigheden die er mij toe geleid hadden zijn hulp te aanvaarden. Ik vermeldde ook
| |
| |
de schuldbekentenis, die ik noodig gevonden had en die bijna ruzie tusschen mij en Daniel veroorzaakte, daar hij mij voor bourgeois had uitgescholden omdat ik stipt wilde zijn met geldelijke zaken. Ze namen het heel gewoon op, mevrouw glimlachte zelfs. Toen zei ze: Het is niet in de eerste plaats over zulke dingen dat we wilden spreken, maar wij hopen dat u ons zooveel mogelijk wilt vertellen wat u van onzen zoon hoort. U correspondeert met hem, nietwaar? En dan, u zal misschien het een en ander weten wat er vooraf is gegaan, en hoe hij vertrokken is. Laten wij daarover spreken.
Met genoegen, antwoordde ik, overtuigd dat die persoonlijke zaak was opgehelderd. Laat ik dan beginnen met te zeggen dat Daniel een bijzondere opvatting van het leven heeft. Het zal hem moeilijk vallen in het noodzakelijk gareel van de maatschappij te loopen. Hij heeft den aard van een kunstenaar, impulsief, ja, ik acht het niet onmogelijk dat hij zich ontwikkelt tot dichter of musicus. De muziek, en vooral de studie van de danskunst neemt hem volkomen in beslag. Wij hebben het daar veel samen over gehad. De slotsom van onze discussies was altijd dat een individu den plicht heeft zijn beste gave te ontplooien, daarbij rekening houdend met de belangen van de gemeenschap. Ook de danskunst kan men daartoe dienstbaar maken, hetzij men haar opvat als vermaak, hetzij als een vorm van de schoonheid. Maar men moet er niet tegen opzien tegen het vooroordeel te strijden, want dat de dans een kunst kan zijn wordt nog lang niet algemeen toege- | |
| |
geven. Ik geloof zelfs dat ik onder de vrienden de eenige ben die hierin met Daniel overeenstem. Dat hij zich dus aan de danskunst wilde wijden, dat kon ik begrijpen. Maar de weg die hij daartoe koos, daar had ik bezwaar tegen.
Ik moet openhartig met u spreken. Daniel heeft een eigenschap die hem, zoolang ik hem ken, veel last heeft veroorzaakt en die misschien nog tot teleurstelling kan leiden. U wil mij excuseeren, mevrouw, als ik het maar precies zeg. Hij heeft de attractie voor het vrouwelijk geslacht. Natuurlijk weet hij het, omdat hij er genoeg mee geplaagd is, maar in hoe sterke mate hij het heeft beseft hij niet eens. Ik mag niet onkiesch zijn en u de zaak concreet voorstellen, het is genoeg als ik zeg dat hij van morgen tot avond door vrouwen wordt nageloopen. Het ergert hem en hij neemt er zoo weinig mogelijk notitie van. Dat hij een goed hart heeft, hoef ik u niet te zeggen. Er was dus de mogelijkheid dat hij alleen uit goedhartigheid of uit medelij zwichtte voor den aandrang die er op hem geoefend werd. Daarvoor hebben zijn vrienden hem gewaarschuwd en hij heeft dan ook ingezien dat in een materie als deze de goedhartigheid misplaatst is. Ik kan u de verzekering geven dat hij zich jegens dames altijd nauwgezet gedraagt. Zoo is het in het algemeen met hem gesteld.
Nu zijn er twee dingen die hem dieper treffen dan dit oppervlakkig succes. Het eerste, ik zei het al, is de dans, die hem heelemaal vervult. Het tweede, u moet mij excuseeren dat ik ook dat onderwerp aanroer, is de op- | |
| |
rechte liefde die hij voor een zeker meisje heeft opgevat, en die helaas niet beantwoord werd.
Maar laat ik eerst iets meer zeggen van het eene onderwerp, om u dien kant te toonen van hetgeen hem gedreven heeft om weg te gaan.
Hij is om zoo te zeggen ontoegankelijk voor de vrouwelijke bekoringen als zoodanig. Maar als zij zich aandienen met den dans, die op hem werkt als een toovermiddel, verliest hij het oordeel en is dadelijk bereid tot bewondering. Ik zal daarvan een voorbeeld moeten geven, zonder u te vervelen met details. Het vorig jaar zagen wij in een café chantant een gezelschap van drie Engelsche dames die, als matroosjes verkleed, een Engelsche jig dansten. Hij was zoo opgetogen dat hij achter het tooneel wist door te dringen en den volgenden middag had hij die drie al bij zich op de kamer, omdat hij de jig wilde begrijpen. Een van die dames, de beste danseres trouwens, Lily Low, vatte die bevlieging van hem verkeerd op als een bewondering van haar persoonlijke charmes. Het is vreemd dat een kunstenares soms niet begrijpen kan dat het de kunst is, en niet de persoon, die men in haar waardeert. Hij heeft haar niet kunnen overtuigen dat hij geen andere relatie dein die van den dans wenschte. Het gezelschap bleef twee weken langer hier in de stad, zonder engagement, omdat Lily niet zonder hem vertrekken wilde. En toen zij er eindelijk toe genoodzaakt waren ontving Daniel tweemaal in de week een brief of een portret van Lily, uit allerlei oorden van Europa. Het was dus, als ik mij duidelijk
| |
| |
heb uitgedrukt, in dit geval alleen de dans, geenszins de vrouw, waarin het gevaar voor Daniel school.
Dezen keer ontsnapte hij, maar het Spaansche geval werd noodlottig omdat het zich toevallig voordeed op een dramatisch oogenblik van zijn leven, waarover ik straks zal moeten spreken.
Voor Spaansche muziek en dans heeft Daniel altijd een zwak gehad, misschien een voorbeeld van atavisme. Wanneer hier ook Spaansche dansers optraden, was hij er bij. Zoo ook in September van het vorig jaar. Ik moet bekennen dat dit gezelschap het beste was wat ik op dit gebied gezien heb, al wil dat niet veel zeggen, want op je twee-en-twintigste kan je nog niet veel gezien hebben. Maar u hebt ongetwijfeld in de krant gelezen van La Hermosa Morena, ze heeft een Europeesche reputatie, zegt men. Mij persoonlijk kon de tweede danseres van het gezelschap, La Azucena, meer behagen, minder hartstocht, meer gracie. Er waren ook twee mannen bij, die de guitaar bespeelden en op hun beurt deelnamen aan de dansen. Maar op het oogenblik dat Daniel ze bij zich thuis inviteerde lag een van die mannen, de partner van La Hermosa Morena, om het zoo eens te zeggen, met een gebroken been in het Binnengasthuis. Bij het dansen van de bolero schijnt fractuur niet zeldzaam te zijn. Een paar maal heb ik er bij gezeten dat de drie overigen Daniel op zijn kamer de dansen instudeerden. Hij kende ze in een wip, geen wonder. Toen verzochten zij hem voor den invalide in te springen, omdat zij zonder dien de voornaamste
| |
| |
dansen niet konden uitvoeren. U zal het buitensporig vinden, mijnheer Walewijn, maar op onzen leeftijd doet men dikwijls dingen waartoe wij op onze veertigste zeker niet meer in staat zullen zijn. Daniel liet den kleermaker met spoed twee pakken maken, met nauwsluitende broek en kort jasje, en de andere Spanjaard, Ramon, knipte zijn haar op zijn Sevillaansch. Hij vertelde mij in het geheim wanneer hij zou optreden. Maar er waren dien avond een paar clubgenooten in de zaal, die hem herkenden en brulden van Viva Don Moralis! Een overweldigend succes was het. Objectief gesproken, ook zonder het oog van de vriendschap, ook zonder het reuzen-rumoer van de heeren was het een verdiend succes, want Daniel danste correct, met veel meer stijl dan die Ramon. Er zat feu sacré in iedere beweging, of de maat uit hem kwam en niet uit de muziek. Allebei de danseressen werden er door aangestoken en dansten dat het een lust was.
Nu hadden ze een engagement voor de Alhambra in Londen voor een vastgestelden datum en ze vroegen Daniel mee te gaan omdat de invalide voorloopig in het gasthuis moest blijven. Dat hij zonder aarzelen toestemde vindt zijn verklaring in het tweede motief, waarvan ik nu even moet spreken. Ik zal kort zijn, want het is mij niet aangenaam de intimiteiten van mijn vriend mede te deelen.
Daniel, Puffers en ik, wij maakten de vorige vacantie een voetreis door Brabant, een heerlijk land waarvan ik ben gaan houden en waar ik mij graag zou vestigen. Na- | |
| |
tuurlijk gingen we ook naar de vennen van Oisterwijk. Toen we daar op een Zondagochtend in de bosschen liepen hoorden we een uitbundige muziek en we vonden aan den oever van een van die meertjes een idyllischen kring van jongens en meisjes, met bloemen getooid, het leek wel een herderspel waarvan men in de literatuurgeschiedenis leest. Nu en dan stonden er twee of drie op om op de muziek van een paar straatmuzikanten een boerendans uit te voeren, waarbij de anderen joedelden en in de handen klapten. Tot mijn groote verbazing zag ik een van die meisjes opstaan en regelrecht naar Daniel toe komen en met hem weggaan. Puffers bleek haar te kennen en noemde mij haar naam, hij zei dat Daniel haar een paar jaar geleden in Brussel had ontmoet en als ik mij niet vergis was dat zelfs in uw gezelschap, mevrouw. Juist, zij heette Marion. Zeer bekoorlijk en bevallig. We bleven drie dagen in Oisterwijk en in dien tijd zagen we Daniel haast niet. Toen brak hij de voetreis af en keerde naar Amsterdam terug. Voor mij was de aardigheid er af, omdat ik met Puffers niet overweg kon. Ik heb later heelemaal met hem gebroken en dat was ook naar aanleiding van Daniel. Maar dat doet hier niet ter zake.
Toen ik ook in de stad terug kwam, twee weken later, nam Daniel mij in vertrouwen. Hij had, en al lang, voor het meisje die genegenheid waarin men zich niet vergist. Nu hij haar weerzag had hij haar gevraagd, maar er was oneenigheid tusschen beiden ontstaan, wegens een derde in het spel. En daarom wou hij weg. Ik heb mijn best
| |
| |
gedaan hem te overtuigen dat het geen onherstelbare breuk hoefde te zijn, ik zie zoo dikwijls bij mijn vrienden dat het niet altijd langs een pad van rozen gaat. Maar hij zei: Neen, onmogelijk, wij verschillen te veel in rhythme. Een stokpaardje van hem, dat rhythme. Hij was niet tegen te houden, hij vertrok, zooals u bekend is.
En uw correspondentie met Daniel, mogen wij daar iets van hooren, mijnheer Rosenhoff? vroeg mevrouw.
Ja, mevrouw, in het begin kreeg ik regelmatig brieven van hem, uit Londen, Birmingham, Liverpool, met uitknipsels van kranten waarin hij geprezen werd onder den naam van Fausto de Moralis. De Spanjaard met het gebroken been is al lang hersteld uit het gasthuis vertrokken, maar hij heeft zich niet meer bij zijn gezelschap gevoegd. En volgens een bericht dat ik uit Rijssel ontving heeft ook die andere danser, Ramon, ze verlaten zoodat Daniel alleen optreedt met La Hermosa Morena en La Azucena. Hij schreef uit Antwerpen dat hij er over denkt van die dames te scheiden, want er was voortdurend ruzie tusschen de Morena en de Azucena, de zwarte en de lelie, waarbij zij hem als de inzet van het spel beschouwden. Een gewetensbezwaar belet hem nog de Spaanschen los te laten. Want zij dansen goed, schrijft hij, maar als ik ze niet begeleid vervallen ze weer in het banale van gemakkelijk succes, en dat zou jammer zijn. Vooral de Morena is een artiste. Toch vrees ik dat het misloopt, want ze stelt hoe langer hoe meer de liefde boven de kunst, en ik ben niet van plan toe te geven.
| |
| |
Ziedaar, mijnheer en mevrouw, alles wat ik u kan mededeelen. Ik voor mij twijfel geen oogenblik aan Daniel, want hij heeft een recht karakter. Alleen spijt het mij dat hij nu de music-hall tot leerschool volgt.
Ik moest nog van dit en van dat vertellen en zoo ging de avond vlug voorbij. Den volgenden dag was ik hun gast in het hotel. Voor het eten nam mijnheer Walewijn mij terzijde en verzocht mij de financieele zaak tusschen Daniel en mij voortaan te beschouwen als een zaak tusschen hem, mijnheer Walewijn, en mij, en zonder schuldbekentenis, want hij was het eens met zijn zoon dat die onder vrienden niet past. Het was prettig het te hooren. Hij kan er van op aan dat ik mijn best zal doen het vertrouwen waard te zijn.
Behalve dit bezoek kreeg ik nadien verscheiden keeren bezoek van anderen, die over Daniel navraag deden. In Mei kwam er een dame uit Breda, een zekere mevrouw Hadee, een allergemoedelijkste dame. Eerst wou ze niet zeggen waarom ze de inlichtingen wenschte, maar toen ik gezegd had: Met uw verlof, mevrouw, men kan een oprecht antwoord alleen verwachten op een oprechte vraag, - lachte ze even en kwam er mee voor den dag. Zij interesseerde zich voor haar vrindinnetje juffrouw Ringelinck en zij hoopte innig dat het misverstand met Daniel opgehelderd kon worden, want zij was overtuigd dat het meisje van hem hield. Ik heb haar toen verteld dat ik gunstige berichten kreeg van mijn vriend, die zich in het buitenland bekwaamde in de danskunst, maar van
| |
| |
de Spaansche dames heb ik maar gezwegen, dat geval zou maar verkeerd geïnterpreteerd worden. Toevallig dat dat meisje ook in het buitenland voor den dans studeerde.
En dan waren er de talrijke bezoeken van meisjes. Knuppel begon mij wantrouwend aan te kijken. Er dienden zich zooveel aan dat ik hem moest verzoeken niet thuis te geven. Een dusdanige overdracht van sympathie brengt alleen maar last.
Een uitzondering maak ik voor die goede Aaltje Honingblom. Het meisje weet al lang dat ze niets meer dan vriendschap heeft te verwachten en toch zit ze graag bij me om maar even over Daniel te praten. Hij kon zoo mooi dansen, zegt ze dan. En soms staat ze van haar stoel op en doet me de pasjes voor, zooals Daniel het haar geleerd had.
En dan onze Keetje, de dochter van onzen huisploert, een schriel dingetje dat men heusch niet om haar uiterlijk zal verkiezen. Daniel heeft haar nooit aanleiding gegeven om aan teederheden te denken, maar zulke dingen komen ook zonder zichtbare aanleiding, schijnt het. De studie van de sentimenten is een vak voor specialisten en ik zal al tevreden zijn als ik een gewone practijk krijg, het is al zwoegen genoeg voor de examens. Als Keetje me de post boven brengt en ze treuzelt wat, dan is er een brief van Daniel bij. En zoodra ik dien open maak vraagt ze: Wat schrijft hij? Gaat alles goed? Ja, Keetje, zeg ik dan, en je moet de groeten hebben. Misschien was het
| |
| |
beter dat niet te zeggen, maar ach, het doet haar zoo'n genoegen.
Toen kwam die brief uit Straatsburg, gelukkig juist voor de vacantie. Mijn eerste impuls was mijnheer Walewijn terstond op de hoogte te stellen, maar bij nader inzien vond ik het beter de ouders niet aan het schrikken te maken en zelf te gaan zien wat er aan de hand was. Dus nam ik den trein naar Straatsburg en toen ik daar om zes uur in den namiddag aankwam begaf ik mij regelrecht naar het hotel Zum Weissen Rössl. Hier vond ik Daniel te bed, maar al beterend en zonder koorts. Hij was blij dat het nu tenminste uit was met de schoone Morena en de Azucena. Wat was het geval? Op een avond na een laatste optreden had Daniel gezegd dat hij aan verdere verbintenissen geen deel zou nemen, hij had zelfs een vergoeding aangeboden voor geldelijk verlies. Daarop was er ruzie ontstaan tusschen de Zwarte en de Lelie, die mekaar met messen te lijf gingen. Toen hij tusschenbeide kwam keerde La Hermosa Morena zich tegen hem en stak hem in de borst. Gelukkig stootte het mes af op een rib. Toen ze bloed gezien hadden namen de dames ijlings den trein.
Ik heb hem daar een paar weken gezelschap gehouden en we hebben weer heel wat afgepraat. Maar ik heb hem niet kunnen overtuigen dat music hall en revue niet de leerschool voor de kunst zijn. Henk, zei hij, let maar op je eigen toekomst. Een uitstekende leerschool aan de universiteit en dan later met je tong uit den mond op
| |
| |
een fiets trappen om hier en daar doveri-poeders voor te schrijven of broomkali en zoo. Wat een leven! Denk dan nog eens aan mijn woorden dat alle beroerdigheid van jullie banale leven voortkomt uit je gebrek aan rhythme, gebrek aan dans. Noem mij dan maar een verwilderde in de music hall als je dat een troost is voor eigen ellende.
Ik heb hem toen tot verder herstel naar het Schwarzwald begeleid. Hij was vol plannen voor het Engelsche ballet. Eén keer sprak hij over dat meisje in Oisterwijk, maar hij zweeg dadelijk weer. Dat scheen toch diep te zitten.
Vrouw Fortuna mag een grillig spel met de menschen spelen, het is nog niets vergeleken bij dat van Amor. Daar smachtte er een in het Schwarzwald, een ander in den Haag of wie-weet waar, en hoeveel anderen stonden er te wachten bij dat stuivertje-wisselen?
Eén daarvan kreeg ik nog in September te zien, toen Berendientje Deursting bij mij kwam, die ik in geen drie jaar ontmoet had. Ik beken dat dit bezoek mij diep geroerd heeft. Zij kwam vragen naar Daniel en of ik werkelijk dacht dat zij geen hoop mocht koesteren. Want een jongeman had haar hand gevraagd en haar ouders waren er sterk voor dat zij het besluit zou nemen, maar dat wou zij niet doen voor zij zeker wist dat zij op Daniel niet meer hopen mocht. Het ging mij aan het hart dat ik haar alle hoop ontnemen moest. Of die aanstaande van haar ervan wist, vroeg ik, dat zij eerst bij mij kwam om deze inlichting? Ja, antwoordde ze, hij houdt nu eenmaal van me.
| |
| |
Zoo gaan er twee het leven in met verschillend rhythme, om met Daniel te spreken, de een lento, de ander presto. Maar misschien leeren ze nog wel de passen met mekaar.
|
|