Verzameld werk. Deel 8(1978)–Arthur van Schendel– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 500] [p. 500] [Het regent, regent onophoudlijk, eindeloos] L'Espoir, vaincu, pleure. Ch. Baudelaire Het regent, regent onophoudlijk, eindeloos Ruischt regen neêr en eindeloos, en eindeloos Een vreemd gerucht van droeve toekomst, droef verleden - Ach, niet van droever, stervend, afgestorven heden! - Waart in en rond mij, duister als het wiekgeruisch Dat 's avonds plotsling maakt een zwarte vledermuis. Of helder als het beeld dat in wanhopig peizen Een moede wandlaar wel verwonderlijk ziet rijzen, En wijkend, hemelsch lachend door zijn tranen gloort... O 'n enkel klein geluid in de avondlucht gehoord, Een lach, een fluistring, of verwijderd kinderdrensen Roert soms in eenzaam gaande en droomerige menschen Een dood verlangen en een heimelijken lust Van nieuwe liefde, onsterflijk bloeiend, onbewust. Maar men vergeet zoo kalm door verveling en regen Dat nog het leven duurt in wie 's terneêr gelegen In zwakheid... Ach, een dood verlange' en een vreemd gerucht Gaan saêm vervluchten in een smartelooze zucht. augustus 1894 Vorige Volgende