Begrip en klaarheid
De beginselen van de schrijver. Wat de schrijver wil, en waarom hij bovenal duidelijk behoort te zijn.
Hij die, gelijk een kind, zijn leven lang leert te spreken en leert te schrijven, leert wijsheid. Want wie niet voortdurend leert, vergeet waarom hij spreekt en schrijft. En wijs is het ook in de ervaren man van iedere innerlijkheid, gedachte of gevoel, welke hij uiten wil, het begin te zoeken. De oorsprong immers is het begrip, bevat althans het begrip. In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God.
Wijs die het begrip zoekt, en goed die uitspreekt wat hij ervan kent.
De beginselen van de schrijver zijn:
ten eerste de gaven: begrip, bezieling, aandacht;
ten tweede de toerusting of de middelen: taal en kennis;
ten derde de uitvoerende machten: wil, evenwicht, vaardigheid;
ten vierde de bekoring: toon, maat en klank.
Zonder de eerste drie kan de schrijver zich niet uiten; het vierde beginsel bepaalt de schoonheid der uiting.
Vermits het doel van iedere uiting is verstaan te worden, zij het middel daartoe juist. Wie honger heeft en om brood vraagt, voert niet een omslachtige rede over de honger, maar vraagt om brood met zulke woorden en zulke toon die de verlangde mededeelzaamheid verwekken; wie de vreugde over de schoonheid der wereld naar de keel stijgt, jubelt slechts opdat anderen zijn vreugde met hem delen, niet opdat zij zijn zang bewonderen. Nut en schoonheid, welk nut is niet schoon, en welke schoonheid niet nuttig?
Veelvuldig zijn de middelen waardoor al wat geschapen is zich uit. De aardbeving, de overstroming en de donder tonen de overvolheid van aarde, zee en hemel; de plant ontwikkelt haar schoonste bladeren naar het zuiden vanwaar het licht haar toekomt; de dieren hebben geluid om hun overvloed of hun be-