Ontdekking van Groningen
Er was eens een reiziger die voor het eerst in Groningen kwam en een ontdekking deed. Hij zag dat Nederland veel groter was dan hij gedacht had. Hij kende Holland en Zeeland, zelfs Gelderland en Brabant, ook landen ver buiten de grens, maar in het Noorden was hij nooit geweest. Vroeger had hij geen andere voorstelling van dit oord dan die hem op school was gegeven: een vette streek van tarwe en koeien, aangevuld met de beschrijving die hem uit de regententijd was overgeleverd: een uithoek, koud en saai en plattelands.
Al in de trein vroeg hij zich af waarom men hem nooit gezegd had dat hier de weilanden met een andere tint van groen even mooi waren als die van de Hollandse polders. Toen hij uit het station kwam, begon zijn verbazing over de gulheid waarmede hier met ruimte was gespeeld; over de heldere, ordelijke hoofdstraat, bijna te vol van kloeke gestalten; over het marktplein, waar menig ander plein op dansen kon, een plein zo groot dat hij van de toren die daar stond alleen kon zien dat hij zeer hoog moest zijn door de huizen die eronder stonden. Men had er zelfs twee zulke pleinen, al eeuwenlang.
Die reiziger bleef er een zomer, een herfst, een winter en hij zag meer dan de voorbijganger. In de zomer scheen het hem dat de bomen in de plantsoenen hoger waren en frisser schaduw gaven dan ergens anders. Hij zag, tussen een zandstreek met dennen en veenplanten, en een wijd meer met zeiltjes, hemels en wolken die Walcheren niet stralender had. Aan dit meer wilde hij een zomerverblijf bouwen, maar hij had geen geld genoeg. Hij zag er zeeschepen in de stad zelf, die toch niet aan zee lag. In de herfst, onder regens en windvlagen, die hier in dit seizoen even veelvuldig als in Holland waren, keek hij de straten aan; de namen van die straten en de kinderen die er Sinte-Maarten vierden, deden hem denken dat hij in de zeventiende eeuw liep, toen de nachtwacht met een ratel ging. Des avonds zaten de mensen er in hun huizen om een koffielichtje, anno 1840, luisterend naar muziek uit alle hemelstreken. In de winter zag hij sneeuw op de