dat ik verplicht ben hem met een muilkorf te laten lopen. Hij heeft een onoverwinlijke afkeer van soldaten, en dat is lastig in een streek waar veel militairen zijn. Zo wild is hij dat hij gisteren, hoewel goed gemuilkorfd, midden in een troep soldaten sprong die hier voorbijmarcheerden en er een op de grond smeet. Maar als hij niet zo geprovoceerd wordt is hij voor mij zo zacht en gehoorzaam als een hond maar zijn kan.’
In een andere brief vertelt hij dat de tuinman op een landloper, die hem had aangevallen, geschoten had en dat hij daarop zelf met Sultan naar buiten was gegaan om die man te achterhalen. Hij ontmoette twee politieagenten en hij moest dadelijk Sultan vasthouden om te verhinderen dat de hond ze aanviel, maar Sultan was zo sterk dat hij hem haast niet houden kon, zodat hij de agenten toeriep gauw weg te lopen.
‘Ik kan u niet genoeg danken voor Sultan,’ schreef Dickens weer. ‘Hij voegt zich naar de gewoonten van ons gezin met de gratie en waardigheid die de gentleman kenmerken. Hij komt mij van het station halen, volkomen onverschillig voor mijn opinie over hem, hetgeen ik bewonder.’
Maar Sultans woestheid en vechtlust waren hem niet af te leren, bijna elke dag ontving zijn baas een briefje van een der buren, die zich beklaagde over schade in zijn hoenderhok, over een doodgebeten hond, over aanvallen op kinderen, steeds met een eis tot schadeloosstelling. Dickens was zuinig van nature, bovendien had hij hard moeten werken voor zijn brood, dus was het niet te verwonderen dat het hem zwaar viel steeds te moeten betalen voor de wandaden van zijn hond. De mensen ergerden zich over de man die een gevaarlijk beest hield, een schrik van de omgeving. Keer op keer stond de politie voor de deur wegens klachten, wegens ruzie en dreigementen. Hij hoorde meer dan eens van mensen die Sultan wilden doodschieten of vergiftigen, telkens en telkens weer moest hij iets goedmaken, met geld en met verontschuldiging.
Die overlast had al jaren geduurd toen Sultan het al te bont maakte.
Het dochtertje van een buurman, van school komende, bleef staan kijken naar het huis van mijnheer Dickens. De hond, die voor het hek lag te slapen, sprong eensklaps op het kind af, wierp het op de grond en beet het zo erg dat het naar het ziekenhuis moest.