Virginia Woolf Byron en Boatswain
Lord Byron was een beroemd dichter, wiens gedachten en gevoelens men echter niet alle ernstig kan opvatten. Maar zijn vriendschap voor zijn hond Boatswain schijnt oprecht geweest te zijn, al maakte hij ook daarin te veel vertoon. Na de braspartijen, met zijn andere vrienden gevierd in het adellijk landhuis Newstead Abbey, dwaalde hij met die newfoundlander door de bossen en noemde hem de enige ware vriend.
In een van zijn sombere buien ontbood hij zijn oude majordomus en sprak hem aldus toe: ‘Ik zal in de tuin een praalgraf laten bouwen. Wanneer wij sterven zullen wij daar onder de gewelven te zamen liggen, ik en Boatswain en gij.’
De dienaar boog zonder antwoord. De volgende dag verzocht hij zijn lordschap te spreken en hij zeide: ‘Ik heb uw lordschap trouw gediend, evenals uw vader en zijn vader daarvoor. Maar het is tijd voor mij Newstead Abbey te verlaten. En ik zal u de reden zeggen. Ik ga heen wegens dat plan om de hond en mij te zamen te begraven. Uw lordschap weet dat honden maar weinig jaren leven. Boatswain is niet jong meer, hij sterft wel het eerst van ons drieën. Dan laat u hem begraven onder dat monument. Daarna is het mijn beurt, want ik ben over de zeventig. En als ik nog in uw dienst was zou u mij naast Boatswain laten leggen. Uw lordschap is even in de twintig, mogelijk heeft u nog zestig jaren voor de boeg. Zestig jaren zijn genoeg om mij en Boatswain te vergeten. En wanneer u komt te vallen begraaft men u in Westminster Abbey bij de groten. Dan, op de dag des oordeels als de doden uit hun graven verrijzen, staan daar Boatswain en ik naast mekaar. Wat zouden Gabriël en Sint-Pieter en de anderen wel van mij denken als zij zagen dat mijn medemensen mij goed genoeg vonden om naast een hond te liggen? Neen, uw lordschap, ik vertrek morgen.’
Kort nadat de majordomus Newstead Abbey had verlaten werd Boatswain ziek van de hondsdolheid. Hoewel Byron het gevaar kende verpleegde hij zelf zijn vriend. Maar toen de hond gestorven was toonde de smart zich op Byrons wereldse wijs, er werd een prachtige grafsteen in de tuin opgericht met een inscriptie waarvan de laatste regels waren: