Verzameld werk. Deel 7
(1978)–Arthur van Schendel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 692]
| |
aan de weefstoel zitten, even vlijtig als altijd. Zij gingen de predikant roepen, die dadelijk meekwam, en beneden aan de trap staande het geluid van de spoel hoorde. ‘Knowles,’ riep hij, ‘kom beneden, het is hier geen plaats meer voor je.’ - ‘Jawel, dadelijk,’ antwoordde de wever, ‘zodra ik dit af heb.’ ‘Neen, man,’ riep de predikant weer, ‘je hebt meer dan genoeg gewerkt, kom dadelijk beneden.’ En toen die geest beneden kwam wierp de predikant hem een handvol aarde van het kerhof in het gezicht en zij zagen hem opeens veranderen in een zwarte hond. ‘Kom mee,’ zei de predikant, en de hond volgde hem naar het bos. Het was daar of alle bomen samendrongen, zo erg was de wind. De predikant nam een notedop met een gaatje erin en bracht de hond naar een poel. ‘Als je toch werken moet,’ zei hij, ‘neem dan deze notedop, en zodra je daarmee die poel hebt leeggeschept mag je rusten, niet eerder.’ 's Middags en ook te middernacht kan men daar nog altijd die hond aan het werk zien. |
|