Rassen
Men neemt aan dat de verscheidenheid der rassen ontstaan is uit enkele typen van het geslacht hond in verschillende delen van de wereld en dat de oudste typen diegene waren welke gebruikt werden voor de jacht en voor de bewaking van huis en kudde. De Semitische volkeren kenden alleen herdershonden. Ieder land had zijn herdershond met bijzondere kenmerken, vandaar dat er van deze soort ettelijke rassen bestaan. Bij de Egyptenaren diende de hond enkel voor de bewaking, bij de Grieken voor de jacht en voor de krijg. De hazewind, voor de lange jacht gebruikt, wordt pas in de middeleeuwen bekend, maar ook van deze soort bestonden er vele rassen in Azië en in Europa. De oudste honden van Amerika moeten de trekhond van de Eskimo's en een soort mastiff geweest zijn.
Buffon classificeerde volgens de oren: staande, halfhangende en hangende.
Cuvier deelde de rassen, volgens de beenderen van de schedel, in bij drie grote families: mastiffs, doggen, spaniels.
De hedendaagse kynologen onderscheiden elf klassen: honden dienende tot bewaking en tot nut; terriërs voor de jacht; Engelse honden voor de lange jacht; Franse dito; van andere nationaliteit dito; kleine jachthonden; Engelse staande honden; continentale dito; hazewinden; dashonden; honden voor luxe, gezelschap, genoegen.