| |
| |
| |
XVIII Het verhaal van de werkster
Vreemd is het, dat die dansers zoveel voor me zijn geweest. Sinds die tijd kijk ik met andere ogen naar een dansend paar en dan denk ik, ja, met de maten van de muziek gaan jullie mooier naar je einde.
Twee jaar lang, van maand tot maand, later van week tot week, heb ik ze achteruit zien gaan, met de gezondheid, met het gebrek, maar ze bleven toch mensen van hun stand en, wat nog beter is, ze bleven elkaar hoog houden, je zou het niet mooier wensen. Als mijn man het beleefd had zou hij daar ook eerbied voor gehad hebben. Dat is de reden dat ik aan ze gehecht raakte en het heeft me dikwijls dwars gezeten dat ik niet meer voor ze kon doen.
Hoe ik aan ze kwam was heel gewoon, door een briefkaart aan de Incorporated Charwomen, dat was een oude vereniging, maar na de oorlog kwam er veel meer vraag naar vrouwen die uit werken gaan. Maar toch was het een toeval dat ik juist eropuit gezonden werd, zoals het leven meer van toeval samenhangt dan je denken zou, of van beschikking, zoals mijn man het altijd noemde. Toen ik die briefkaart in handen kreeg, dat is twee jaar geleden, was het me of ik die naam weleens gehoord had en toen ik er kwam en hoorde dat het Hollanders waren, schoot het me ineens te binnen. Het zal wel zowat twintig jaar geleden zijn, maar de dingen die mijn broer vroeger vertelde waren zó dat ze je bijbleven, van een rijke student voor wie hij elke dag briefjes en bloemen moest bezorgen bij allerlei dames, en die ervandoor ging onder een valse naam. Dat zijn van die dingen waar je over leest en die je je soms beter herinnert dan de dingen uit het werkelijke leven. Ik zei dadelijk dat ik een zuster was van Justus Klaver en dat ik hem in de oorlog, toen mijn man geïnterneerd was, nog in Amsterdam had opgezocht. En mijnheer Moralis herinnerde zich mijn broer nog wel. Dus mag ik het wel een toeval noemen dat een Hollandse, die al zo lang hier woonde dat | |
| |
ze Engels was geworden, bij Hollanders kwam werken, waar zij vroeger de naam van had gehoord.
Neen, rijk was hij niet en ook geen deugniet met de vrouwen. Je kon wel zien dat hij knap geweest moest zijn, maar nu was het een afgezwoegde, ziekelijke man. En met haar had ik dadelijk medelij. Hoewel ik maar drie keer in de week hoefde te komen gaf ze mij de huissleutel, omdat ze 's morgens te moe was om op te staan. Ze dansten toen nog in een eerste klas restaurant waar het, met souper na het theater, natuurlijk heel laat werd, en als ze dan van een uur of zeven al gedanst had was ze doodmoe, dat is te begrijpen. En in die dagen al was het soms zo erg met haar dat ze in bed moest blijven, met een kleur op het gezicht dat ik vroeg of ze de koorts had, en rusten kon ze niet van al dat hoesten. Dan moest hij alleen eropuit en met een andere dansen. En ik bleef dan 's avonds omdat ik het niet over mijn hart kon krijgen om haar alleen in huis te laten. Hij kwam zo gauw mogelijk thuis en nog voor hij zijn jas uittrok ging hij op de tenen naar haar toe en zat bij het bed. Maar langer dan drie dagen bleef ze niet liggen. Dat gaat niet, zei ze, ik moet dansen.
Er moest ook verdiend worden. Misschien gaven ze te veel uit, het is mogelijk, want hij kon het niet laten altijd wat voor haar mee te brengen en zij had van geld nog minder begrip dan een kind, ze gaf mij haar portemonnaie maar als ik boodschappen ging doen en dikwijls zat er niet genoeg in. Misschien verdienden ze ook niet genoeg en als dansers moesten ze er keurig uitzien. In die tijd, toen ze nog de mooie kamers in de Edgware Road hadden, ontvingen ze nog wel eens een wissel uit Amsterdam, voor geld dat hij uitgeleend had, en zij bezat nog wat van waarde, zoals een dunne halsketting van paarlen, die verkocht werd toen ze de achterstallige huur moesten betalen. Toen ik hoorde wat ze ervoor gekregen hadden zei ik dat ze het mij moesten laten doen als het nog eens voorkwam, want ik kende Edward Lewis, die een arme niet bedriegen zou. En de gelegenheid kwam gauw genoeg, want na de oorlog was de mode, net als alles, zenuwachtig en ongedurig, de rokken zag je met sprongen korter worden, zodat er weer extra uitgaven waren. En zo kwam Mrs. Lewis bij ze thuis en kocht een paar dingen, die ze goed betaalde. En die was ook met haar begaan en heeft later nog in stilte geholpen. Als ze het geweten hadden zouden ze het niet aangenomen hebben, daar heb ik voorbeelden van gezien.
| |
| |
Maar behalve dat mijnheer Moralis erg voorzichtig met haar was, dat zij zich niet te veel vermoeide, maakten zij zich geen zorgen. Die mensen, die voor hun beroep moesten dansen, dansten waarachtig nog voor hun pleizier ook. 's Middags, zodra zij zich gekleed had, kwam zij voor hem staan en boog, en hij boog, en ze deden tegenover elkaar en rondom een ouderwetse dans, die Spaans was, zoals zij zei. Je zou zeggen dat men vroeger zo aan het hof danste. Ik kon mij voorstellen dat zo'n elegant paar neerkeek op de onbenullige dansen die zij 's avonds voor het publiek moesten doen.
Het was nog in de Edgware Road dat die sukkel van een Ben Morgan nu en dan aan kwam lopen, met zijn viool, en als hij erbij speelde danste Mrs. Marion met haar shawl, veel te groot, van het hoofd tot de voeten, zwart en van het allerfijnste kant, zo mooi bestaat er zeker geen tweede. Ik liet het werk staan om dat te zien. Zij veranderde helemaal. Zo tenger als ze was zag ze er ineens uit als een prinses op een schilderij en het gezicht werd zo ernstig dat je er haast bang van werd, net van iemand die de dood zag en hem uitdaagde, trots. En hij had dan een manier, ja, ik wist niet wat ik ervan denken moest. Soms was er iets in zijn beweging, zoals hij om haar heen liep op de maat, of hij haar onverwachts aan zou grijpen, dan weer maakte hij nederig zijn buiging, met een strak gezicht. Ik dacht dat die dans iets moest voorstellen. En Morgan raakte er helemaal het hoofd kwijt van, hij kwam gedurig dichterbij spelen, met de hals uitgestrekt en de ogen wijd open. Hij was nog maar een jongen, pas zeventien, maar hij speelde mooi. Hij had de tering, al zo ver weg dat hij eigenlijk naar het gasthuis moest, maar hij was alleen en niemand keek naar hem om.
Daar in de Edgware Road kregen zij nog bezoek van vrienden uit Holland en die brachten slechte berichten. Eerst, in juni, kwam er een dokter, een hele bedaarde man. Ik hoopte dat hij Mrs. Marion eens goed onderzoeken zou, maar hij zei alleen dat zij moest oppassen met kouvatten. En 's avonds wilde zij niet uit om te dansen omdat zij gehoord had dat er een vriendin gestorven was, een oude dame die haar vader tot het laatst verpleegd had. De volgende dag moest zij nog telkens huilen. En toen die dokter weer kwam was het mijnheer Moralis die nare berichten kreeg, gelukkig niet van een sterfgeval. Hij was kwaad, maar liet er niet veel van blijken. Zij kwam bij mij in de keuken en zei dat | |
| |
het om een van zijn oudste vrienden was, een advocaat, die gemeen bedrogen had met de zaken van haar vader, en ook tegen hem had hij vals gehandeld. Daar trok zij zich weinig van aan. Het is maar over geld, zei ze.
Ja, maar het duurde niet lang voor zij merken kon dat je het geld niet helemaal moet verachten. In augustus hoefden ze niet te dansen, omdat er weinig te doen was in het restaurant. Mijnheer Moralis ging wel eens uit en danste in kleinere gelegenheden, en hij had een leerling, maar het bracht niet genoeg op. Hij stond erop dat zij goed te eten kreeg en de medicijnen waren duur, dus moest hij weer naar Lewis met een ring van haar, de laatste, behalve dat kleine ringetje dat zij altijd droeg. En toen het geld hiervan weer uitgegeven was kwam het tweede bezoek en bij die gelegenheid kon ik zien hoe hoog hij de borst hield. Het was een grijze, dikke heer, mijnheer Jonas heette hij, die met een ander kwam. En van hem, die in zaken was, hoorde mijnheer Moralis dat er van de erfenis van zijn vader, het vorig jaar gestorven, niets was overgebleven. Er was zelfs nog een proces en veel geharrewar over met de familie van Mrs. Marion, en zij vertelde mij dat die advocaat daar weer gemeen in had gedaan. Nu, die heer kwam dan vertellen dat ze niets te verwachten hadden. De oudere was een vriend van zijn vader geweest en voor hij wegging nam hij mijnheer Moralis mee in de gang en wou hem geld geven, ik kon het horen omdat ik in de keuken stond. Heel beleefd was mijnheer Moralis, maar zijn stem klonk afgemeten. Wij hebben u al zoveel te danken, zei hij, want u hebt ons de mooie dans gebracht toen mijn vrouw nog een kind was en dat is meer voor ons geweest dan wat ook. En hij heeft niets aangenomen. Verstandig was het niet, vooral omdat die heer het immers goed bedoelde en zeker had gezien dat de toestand hier niet rooskleurig was.
Even later, kort nadat ze weer in het restaurant waren gaan dansen, werd hij ziek en daarmee begon de narigheid pas echt. Zij ging alleen en moest maar optreden met de eerste de beste die zich voordeed, maar natuurlijk bracht zij maar de helft van de verdienste thuis, ook wel minder. En het werd haar te veel, hij zag het. Toen stond hij op, hoewel hij nog altijd de koorts had en nu ook begon te hoesten. Waarom het was weet ik niet, dat de directie ze niet langer hebben wou, misschien was zij niet fijn genoeg gekleed. En tot overmaat namen ze Ben Morgan nog in | |
| |
huis, omdat die jongen zijn baantje kwijt was, ook door ziekte. Van die tijd af ging het van kwaad tot erger.
Ik moet zeggen dat ik de enige was om het te beseffen, want dat ze het zelf merkten was niet te zien. Ze bleven onbezorgd, behalve dan dat hij zich hoe langer hoe ongeruster maakte over haar. Soms kwam er een boodschap dat ergens een danser werd gevraagd en dan verdiende hij weer een paar avonden, en soms werd er om haar gezonden, maar het ging op en af en geen vast loon. Veel om te verpanden of te verkopen was er ook niet meer. Zij had nog maar drie dingen die waarde hadden, maar daar kon zij niet van scheiden. En toen, in december, had de huisheer geen geduld meer, ze moesten hier weg, en zo kwamen ze op die armzalige verdieping in Drummond Street, achter Euston, donker, uitgewoond. Met Kerstmis kregen ze gelukkig een engagement in de pantomime, een maand lang, en daarna dansten ze weer een maand in Blanch Restaurant, een veel minder soort, maar ze waren er al blij mee. Ik kon een voor een haar japonnen uit het pandhuis terughalen, en het voornaamste was dat ik weer voor genoeg eten kon zorgen.
Mrs. Lewis, die hier vlakbij woonde, kwam soms even aan. Zij wou Mrs. Marion allerlei goede raad geven, zij vroeg of er in Holland geen vrienden waren die helpen konden, want ze zag dat het misging met de gezondheid, en met de onregelmatige verdienste kon je voor het ergste komen te staan. Mrs. Marion dacht na, zij kende niemand meer die in staat was te helpen. Later heb ik gezien dat zij zich vergiste. En bovendien, zei ze, zou haar man daar niet van willen weten, ze hadden het dansen gekozen voor het leven en daar moesten ze dan maar de gevolgen van dragen.
Mrs. Lewis gaf haar ook de raad Ben Morgan, die nu in een soort hokje lag, naar het gasthuis te zenden. Daar was zij verontwaardigd over. Als hij toch niet beter kon worden, vond ze, was het beter bij vrienden te blijven, en hier kon hij immers nog viool spelen. Soms stond hij ook nog van het bed op en speelde die dans met de shawl, maar in dat kamertje was het zo eng dat zij en mijnheer Moralis niet voor- of achteruit konden en alleen maar de bewegingen maakten.
In het begin van de zomer verdienden ze weer tamelijk, maar het was een erg vermoeiend leven, ze hadden een lang nummer in The Star Music-Hall, Brixton, en moesten dan gauw met de | |
| |
trein terug om nog te dansen in Poole's in Soho. Dat zijn afstanden, een tenger schepseltje kon dat niet lang verdragen.
Maar ze kreeg in die tijd bezoek van haar vroegere kamenier in Parijs en dat monterde haar helemaal op. Het was een vrouw die veel van haar. hield. Ze had het nu beter dan Mrs. Marion en ze gaf me geld om allerlei dingen te kopen, keukengerei en zo, ze keek ook al haar kleren na, waar ze het hoofd over schudde, dat alles zo verwaarloosd was, en ze verstelde ze. Al kon zij dan niet veel helpen, een echte vriendin was ze toch wel. De dag dat ze vertrekken zou zat ze te huilen en met de zakdoek voor de ogen zag ik haar in de taxi weggaan. Ja, ik kon het begrijpen, van iemand die haar in de mooie dagen had gekend.
En toen kwam de zomer, weer zonder werk. Dat was maar goed, want ze konden allebei uitrusten, anders zouden ze het zeker niet volhouden. Maar zonder werk moest het weer armoede worden. En nu was er een onverwachte uitkomst en dat was weer een toeval.
Op een morgen, toen ze nog sliepen, belde er een man aan die ik niet dadelijk herkende, dat was mijn zwager James Woode, die ik in geen zes jaar had gezien, en hij kwam mij hier zoeken omdat hij mij nooit thuis vond. Wat hij van mij wilde, dat doet er nu niet toe, hij moest iets weten over mijn man. Maar toen hij bij me in de keuken zat vertelde hij dat hij mijnheer Moralis kende, hij wou van alles weten, en ik liet niets los omdat ik wist dat hij overal de neus in wil steken, net als een politiehond. En om te bewijzen dat hij hem kende vroeg hij tot mijn verbazing of hij die zwarte shawl nog had. En zo, pratende over het een en ander, hoorde hij toch dat het hier armoede was, wat hij trouwens ook wel kon zien. En twee dagen later kwam hij weer en hij deed geheimzinnig, hij vroeg of mijnheer Moralis hem niet horen kon en hij gaf mij tien pond. Hier, zei hij, het is van sir Randells, die heeft hem eens zien dansen en daar heeft hij nog altijd bewondering voor. Help jij ze daar de slechte tijd mee door. Maar je houdt je mond, want het zou mij mijn betrekking kosten als iemand te weten kwam dat sir Randells geld aan dansers gaf. Zorg er nu maar voor dat ze die shawl niet verkopen. En hij ging stilletjes de trap af.
Hoe hij dat van die shawl wist is me een raadsel gebleven. Maar het voornaamste was dat ik nu geld in handen had waar ze tot een eind in september mee toe konden. En zo weinig idee van | |
| |
geld hadden ze dat ze niet eens vroegen hoe ik altijd maar eten op tafel kon zetten.
Behalve op zondag kwam ik nu elke dag, omdat er met die zieke jongen veel te doen was en Mrs. Marion zat wel bij zijn bed, maar om hem te wassen stonden haar de handen verkeerd. Ben werd met de dag vrolijker, hoe meer hij achteruitging, en dat was een slecht teken. Hij wou met alle geweld opstaan, dan zat hij in de voorkamer op de oude waggelende sofa naar buiten te kijken. Soms speelde mijnheer Moralis wat voor hem op de gitaar en soms moest hij zijn viool hebben en speelde een beetje, altijd dansmuziek. Met het hoofd maakte hij dan bewegingen hoe het moest en hij lachte tegen Mrs. Marion, die dan allerlei pasjes deed. Ze begreep hem niet altijd want ze kende niet goed Engels. En het liefst zag hij haar enige buigingen maken uit die ouderwetse dans. Eens hoorde ik hem zeggen dat hij het later ook zou dansen, zodra hij zich wat beter voelde.
Misschien kwam het omdat hij zich te veel vermoeide, dat hij in september een erge inzinking kreeg, en dat was zó dat ik zelf maar een dokter ging halen. Toen die hem onderzocht had zei hij niets, maar hij kwam bij mijnheer Moralis en zei dat de jongen in een gasthuis verpleegd moest worden. En nadat hij Mrs. Marion eens goed had aangezien zei hij dat zij ook verpleging nodig had. Zij haalde er de schouders over op en tegen mij zei ze later: Ben moet dan maar gaan, wie weet of het goed is. Maar over mij vergist die man zich. Ik moet dansen, dat is mijn lot.
Mijnheer Moralis kon ik het aanzien dat het hem geschokt had, wat de dokter had gezegd. Die avond wou hij dat zij thuisbleef, hij zou wel met een andere vrouw dansen, maar dat gaf zo veel huilen, dat hij toegaf en toch met haar uitging.
Toen Ben het hoorde, van het gasthuis, klaarde zijn gezicht op. Dat wist ik allang, zei hij. En hij wilde dat zij nog één keer samen voor hem dansten. Ik kwam kijken, het was geen vrolijk gezicht. Die jongen, voor wie de viool te zwaar was, achterovergeleund, misschien speelde hij voor het laatst en misschien wist hij het. En zij tweeën, met de shawl, in de kleine ruimte tussen de tafel en de muur. De muziek klonk ook niet vrolijk, heel langzaam.
Vreemd, dat het ineens zo stil werd toen de jongen weggehaald was. Wanneer ze opgestaan waren, mijnheer Moralis en zij, hoorde je ze haast niet. Ze dansten nu bij Flanders, een goedkoop restaurant bij King's Cross, waar winkelmeisjes en zo | |
| |
kwamen, en ze verdienden weinig, maar het werd er niet zo laat.
En kort daarop ging het hard naar beneden. Ik merkte nu voor het eerst dat Mrs. Marion soms treurig naar buiten keek. Eens, toen we alleen waren, zei ze dat ze er genoeg van kreeg, ze was toch eigenlijk niet voor het dansen geboren. Ja, wie is dat wel? vroeg ik. Zij antwoordde alleen: Het had anders met me kunnen gaan.
Toen werd eerst mijnheer Moralis ziek, met hoesten dat je er naar van werd, maar hij deed of het niet erg was en moest en zou 's avonds uit voor zijn werk. Een paar weken ging het. En juist toen hij zich had laten overhalen een dag of wat op bed te blijven, kwam er een bevel, zonder de minste waarschuwing vooraf, dat ze het huis uit moesten. Tijd om naar een ander te zoeken was er niet, en zo kwamen ze op die twee ellendige kamertjes in Albion Street, de hokjes waren zo klein dat hun bedden niet eens bij elkaar konden staan, het ene achter en het ander waar ik koken moest. Ach, ach. Er was een nieuw rose behang, dat maakte het nog triestiger.
Ik zal er maar niet veel meer van zeggen. Hij is er dadelijk op bed gaan liggen. Zij verdiende nog wat bij Flanders, maar na een paar weken bleef zij ook op bed. Voor zij mij met de shawl zond, om bij Lewis te belenen, stonden zij allebei even op, en zij deed hem om, over de nachtjapon. Ze keken elkaar aan en maakten een buiging voor elkaar. Het was me of hij het zich erg aantrok, dat dit ding weg moest, maar dat het voor haar een verlichting was.
Ik kreeg er drie pond op en daar konden ze een paar weken mee door. Daarna heb ik van Mrs. Lewis nog wat gekregen en ik ben nog bij Woode geweest, die mij twee dagen later weer tien pond bracht. Maar na Kerstmis kon ik zien dat het niet lang zou duren of ze zouden geen geld meer nodig hebben. De dokter sprak niet eens over het gasthuis, hij vroeg alleen of ze geen familie en vrienden hadden.
Ja, één vriend hadden ze nog wel, misschien was hij familie, dat wist ik niet, en die zou zeker veel goed hebben kunnen doen als hij eerder was gekomen.
Op die morgen met dikke mist, toen Moralis was gestorven, om de toestand waar zij in was had ik het haar nog niet gezegd, stapte hij binnen, zonder iets te zeggen, en hij zat dadelijk aan haar bed. Hij voelde haar pols. En hij wenkte mij buiten de deur,
| |
| |
waar hij mij het een en ander vroeg. Toen ging hij weer bij haar zitten. Na een kwartiertje deed zij de ogen open, zij keek hem aan en kwam bij kennis. En ik hoorde een zucht, een zucht zo diep dat ik dacht dat nu het hart stil zou staan. Maar zij ademde weer en zij kon haar hand bewegen, die hij nam en bleef vasthouden. Wat later boog hij het oor dicht bij haar mond en luisterde. En verder keken zij elkaar aan.
Ik had niets te doen, alleen wat opruimen. En om drie uur, toen ik het licht opstak omdat het zo donker was, zat hij nog zo. Toen was het gedaan. Wij wachtten tot de dokter kwam. Daarna gingen wij samen weg en ik sloot de deur.
Hij nam me mee naar een tearoom, waar hij me van alles vroeg, en hij verzocht mij voor het nodige te zorgen, voor de beleningsbriefjes, voor het inpakken van enige dingen en zo. Ik had nog wel iets willen vragen, uit nieuwsgierigheid, maar daar schaamde ik mij toch voor. Het was voor mij ook een leegte. En hij zorgde zo goed het maar kon voor de begrafenis, de volgende morgen kwam er daarvoor al iemand uit Holland. Tot het laatste toe bleef hij en hij gaf mij haar broche van bloedkoraal voor herinnering. Hij droeg zelfde gitaar toen wij de deur uitgingen.
|
|