doen, zij keerde haar mandje om en liet Pili vallen in de zee.
Daar zwom de hagedis op de eindeloze zee en niemand weet hoe lang. Maar Taga Loa a Lagi, Man van de Grote Hemel, sprak tot zijn zoons de zeemeeuw en de duif: Gaat, zoekt uw oudste broeder, zijn zuster heeft hem kwaad gedaan. Zij vlogen uit, zij vonden Pili zwemmend op de zee en hij sprak: Brengt mij waar mijn zuster is. Zij namen hem op, zij vlogen en zij zetten hem neer op het strand van de geurende bloemen.
Daar begon Pili te planten, yam en taro. Toen het land vol van de planten was vroeg hij: Weet een van jullie waar Sina is? Ik, zeide de taro, laat mij gaan, ik zal haar vinden met mijn wortelstok.
Nu heerste er grote hongersnood en Tui Fiti maakte zich gereed zijn mannen Sina tot voedsel te geven. Zij weende, zij ging naar de kookplaats, zij krabde op de stenen of er nog resten waren en zo lang krabde zij tot daar de wortelstok van de taro te voorschijn kwam. En terstond kookte zij voor Tui Fiti en de mannen, en zo deed zij alle dagen, nemend van de wortelstok tot zij kwam aan de plaats waar Pili was. Je hebt kwaad tegen mij gedaan, sprak hij, maar ik heb je lief, daarom zal ik je de bruidsschat geven. Hij toonde haar de planten met de vruchten voor de mond, de vezels voor de kleding, zo veel dat de mannen niet alles nodig hadden. En zo kwam het dat die van Fidsji konden leven.
Pili ging toen naar de hemel om van Taga Loa a Lagi te leren en toen hij geleerd had wat de mens behoort, viel hij op het land van Samoa. Daarom werd hij voortaan Van-de-Hemel-Gevallene genoemd.
Pili wist nu welke werktuigen nodig waren, hoe er gedaan moest worden met de stenen en het hout en de schelpen om ze te maken. Hij bezat stokken, messen, bijlen, priemen, zagen. Die in Samoa woonden wisten dit nog niet want zij waren nog geen mensen.
Toen zij nu zagen dat Pili overal taro plantte zodat er overvloed van voedsel was, en kano's maakte voor de visvangst, kwamen zij voor hem en zeiden: Wees Tui Manua, onze koning. Als gij mijn werktuigen kunt gebruiken, zeide hij, zal ik hier Tui zijn. Wij zullen ze goed gebruiken, antwoordden zij. Waar is de bijl? Hoe is de speerpunt? Waar is de zaagschelp? Hoe is de plantstok? Toen verliet hij het landschap Manua.