konden hebben, ofschoon toch één Leibniz tienmaal meer was dan Confucius met heel China op de koop toe.
Uit zijn lectuur bleek Agatopisto voorts dat de Assyriërs weinig neiging tot zelfmoord gevoelden; de Perzen en de Turken hielden er evenmin van; de Hebreeuwen hadden een te zuivere moraal om daarin hun heil te zoeken.
In Afrika was ten tijde van Cleopatra de zelfmoord zeer in zwang. Toen Marcus Antonius zich in eenzaamheid had teruggetrokken in een huis dat hij, uit bewondering voor Timon van Athene, de aartsprediker der zelfvernietiging, Timoneum had genoemd en zich daar weldra verveelde, liet hij zich uitnodigen in het paleis van Cleopatra en te zamen met haar stichtte hij de academie der Commorienten, een soort Suicide Club, welker leden zich verbonden zich in groepjes te zamen van kant te maken. Zij deden dat even vlot als de leden van de academie Arcadia te Lucca hun sonnetten schreven. Cleopatra leidde het onderzoek naar de werking der vergiften, waarbij de proeven werden genomen op veroordeelden. Toen zij zich overtuigd hadden dat de beet van de adder het snelst werkte, met de minste ongemakken, maakten alle leden op deze wijze academisch een einde aan hun leven. Dit was, verzuchtte Agatopisto, tenminste ander werk dan in de academie van Parijs verricht wordt.
Bij de oudste bewoners van Europa, de Kelten, wordt de zelfmoord veelvuldig, omdat hun wijze mannen, de druïden, leerden dat de mensenziel een deel was van de Al-ziel. Agatopisto meende dat de antieke filosoof Pythagoras de fabel van de zielsverhuizing van deze druïden had overgenomen en dat zij, door hem aan volgende filosofen overgegeven, haar bestaan kon voortzetten. Plato, die immers zoveel van de pythagorici overnam, schijnt niet tegen de zelfmoord geweest te zijn, hoewel hij dit niet uitdrukkelijk verklaarde, wellicht bevreesd door het voorbeeld van Socrates, en hoewel hij zeide dat het de mensen niet veroorloofd is het leven zonder vergunning te verlaten.
Met de cynici en de stoïcijnen was het erger gesteld. De eerstgenoemden vooral, met hun ongekamde haren en hun walgingwekkende tunieken, koningen en magistraten bespottende, al wat schoon en verheven was verachtende, wetenschap, kunst, roem, rijkdom, lusten en geneugten, waren de gevaarlijkste bevorderaars van de zelfmoord. Van Diogenes was bekend dat hij kranken een zwaard bracht om zich van de pijnen te verlossen