| |
| |
| |
III
Het schip dat toen kwam, elf jaren nadat Cook er geweest was, toonde de eilanders dat de vreemdelingen ook onder elkaar weinig vrede hadden.
De heren van de Westindische Compagnie in Londen hadden gehoord van de weldadige boom die zonder enige zorg bijna heel het jaar overvloedig voedzame vruchten draagt en zij besloten die boom op hun bezittingen in de West in te voeren. Met steun van de Admiraliteit rustten zij een schip uit van ongeveer tweehonderd ton, dat volgens de aanwijzingen van de natuurkundige, die vroeger op Tahiti geweest was, ingericht werd voor het vervoer van een groot aantal boompjes. Het kreeg de naam Bounty en William Bligh, die onder Cook schipper geweest was op de Resolution, werd met de rang van luitenantter-zee tot commandant benoemd. De bemanning bestond uit een schipper, twee stuurlieden, vijf adelborsten, een chirurgijn en tweeëndertig koppen voor de mast; bovendien voeren er twee tuinlieden mee. In december 1787 begon het scheepje van Spithead de reis die de namen Bounty en Bligh berucht zou maken in de geschiedenis der Engelse marine en een der wonderbaarlijkste avonturen voort zou brengen.
Bligh was een stoer, moedig zeeman met een harde wil, hij werd een bulderende commandant die met vrees gehoorzaamd werd. Voor het bevel over een oorlogsschip miste hij zekere eigenschappen, rechtschapenheid, billijkheid, nauwkeurig geweten, behorend bij wie in Engeland een gentleman heet en door zeelieden een eerlijk man genoemd wordt. Aan een kwade, heftige commandant die onrechtvaardig de ergste straffen oplegt, heeft de zeeman een hekel, maar zolang er geen oneerlijkheid is kan hij veel verdragen, hoezeer ook mopperend, onwillig en soms onbeschoft; een commandant echter die liegt, misbruik maakt van de macht en, gelijk van Bligh op sterke gronden gedacht werd, hem besteelt, veracht hij. Bligh was van schipper tot officier bevorderd zonder, zoals men zeide, onder | |
| |
adelborsten de manieren geleerd te hebben die op de kampanje gepast zijn.
Velen zijner minderen hadden een betere opvoeding gehad dan hij, de stuurman Fletcher Christian, de vijf adelborsten, jongelieden tussen zestien en twintig jaar, en twee der mannen voor de mast, een chirurgijn, die om de verre Zuidzee te zien als gewoon matroos gemonsterd had en later ook de plaats van de scheepsarts kreeg, en de bootsmansmaat, die een dagboek hield.
De zeelieden waren allen met de strengste eisen van bekwaamheid gekozen, sommige werden zelfs voor buitengewone bekwaamheid geprezen en het is zeker dat enkele ook beschaafder mensen waren dan hun kapitein. Flinke mannen waren zij allen die een scheepje, niet groter dan menig riviervaartuig, bedienden op een uitreis van zevenentwintigduizend mijlen van Engeland.
Kort nadat de Bounty was uitgevaren werd zij door een storm overvallen, die een groot deel van de deklading wegsloeg en de achtersteven indeukte, waardoor het binnenlopend water het scheepsbrood bedierf.
Het scheepje ging voor Tenerife ten anker om de schade te herstellen. In die dagen begon de ontevredenheid en rees de eerste twijfel aan de eerlijkheid van de kapitein. Onder de victualie bevond zich een aantal kazen, die in het vorige ruim lagen te beschimmelen. Aangezien er aan boord geen plaats was voor een commies voor de administratie droeg Bligh ook de verantwoordelijkheid voor de levensmiddelen, hij kocht ze en beheerde ze. Toen hij nu de kazen liet ophangen om ze te luchten en ze telde, beweerde hij dat er enige ontbraken, die gestolen moesten zijn, en hij gelastte dat het rantsoen kaas ingehouden zou worden tot het tekort ingehaald was. Op de bak vertelde de kuiper hoe hij zelf gezien had dat voor het vertrek, toen het proviand al geladen was, de kazen naar het huis van de kapitein vervoerd waren en later terugkwamen. Geen man geloofde dat er aan boord gestolen was.
Daar er veel beschuit door het water bedorven was verminderde Bligh ook dit rantsoen van ieder man met een derde. En hierna, bij het vertrek uit Tenerife, deelde hij mede, dat de bestemming Tahiti was, langs de kortste weg, wind en weer die- | |
| |
nende, een reis van vier maanden. Maar de weg om Kaap Hoorn was de moeilijkste, zeer gevreesd wegens de geweldige stormen met sneeuw en hagel, die het zwaarste werk eisten. Er waren mannen aan boord die Kaap Hoorn gedaan hadden en konden vertellen van ijskoude kleren dag en nacht. Er werd gevloekt met nijdige blikken naar het achterschip. Nog voor zij de linie passeerden gedroeg een der ruwste klanten zich weerbarstig zodat hij gestraft moest worden. Deze man, Matthew Quintal, was de reus onder het volk, hij kon een anker en een aambeeld dragen, samen zeshonderd pond, en een boot van achtentwintig voet op zijn schouders aan land zetten; hij werd gebonden en kreeg twee dozijn zweepslagen. De matrozen zagen dat de schipper, de stuurlieden en de adelborsten even slecht behandeld werden. In Tenerife was een grote hoeveelheid pompoenen gekocht en om scheepsbrood te sparen stelde de kapitein vast dat een ieder, ook de officieren, in plaats van twee pond brood één pond van die pompoenen zou krijgen, die bovendien merendeels bedorven waren. Toen Cole, de bootsman, hem kwam zeggen dat de bemanning ontevreden was over dit voedsel, sprong hij woedend aan dek, liet allen aantreden en de pompoenen uitdelen, schreeuwende: Vervloekte duivelse schurken, joului zullen eten wat ik je voorzet, ik zal je gras laten eten voor ik met je heb afgerekend!
Iedereen nam zijn deel, ook de officieren.
Toch werd er kort daarna weer geklaagd, nu over de uitdeling van het vlees. Toen de grieven eerbiedig en volgens de voorschriften voor de kapitein gebracht werden, antwoordde hij dat het geen zin had te morren omdat hijzelf het best wist wat goed of slecht was en dat hij de eerste die de mond durfde opendoen zou laten geselen. Er werd voortaan gezwegen, tenminste de kapitein hoorde niets, want de mannen hadden besloten bij hun terugkomst de klachten voor de Admiraliteit te brengen. En Bligh meende dat hij zijn minderen goed genoeg behandelde en dat zij geen enkele grief konden hebben.
Bij Kaap Hoorn, in koud bar weer, zagen de matrozen het aan dat een der jongste adelborsten, Peter Heywood, zestien jaar, gedurende acht uren op de mars moest staan. Hij was een ferme jongen, van het hout dat de vloot machtig maakte, hij klaagde niet en deed het ook nooit, maar de oudere zeelieden wisten wat een harde proef hij doorstond.
| |
| |
Daar om Kaap Hoorn was het zwaar werk. Bligh wilde hardnekkig langs deze weg in de Zuidzee komen, hoewel in dit seizoen de poolstormen zo geweldig raasden dat geen schip ertegenop kon varen. Er moest gestookt worden en een paar man waren dag en nacht bezig de bevroren kleren te ontdooien en te drogen. Eindelijk begon het scheepje ongemakkelijk te werken, er moest om het uur gepompt worden en het dek werd zo lek dat er voor de officieren hangmatten in de kajuit gehangen moesten worden. Nadat de bemanning dertig dagen overwerkt was in de vergeefse pogingen om tegen storm en stroom op te varen, zag Bligh zich genoodzaakt het roer om te leggen en koers te zetten naar Kaap de Goede Hoop. Hoewel de reis veel langer zou duren hoorden de matrozen met verlichting dit bevel. Al voor zij aan de Kaap kwamen, vijf maanden na het vertrek uit Engeland, toonden zich verschijnselen van de kwalen die door een langdurig verblijf aan boord met slecht voedsel veroorzaakt worden. De ene dag gezouten spek, de andere gezouten vlees, met hard muf scheepsbeschuit, troebel, brak drinkwater met een scheutje azijn; een benauwde slaapruimte; natte kleren en als enige verkwikking een beetje rum. De meesten hadden ongemak van de ingewanden en allen waren prikkelbaar en onwillig. Bligh, die raasde en tierde zonder onderscheid en de officieren even grof behandelde als de mannen vooruit, opvliegend van nature, vond hoe langer zo meer aanleiding om te vloeken. Als de harde gezagvoerder was hij de vijand van zijn minderen en daar hij genegenheid noch eerbied van de officieren had gewonnen, was er onder hen niemand met wie hij vertrouwelijk kon spreken. Met opgesloten gedachten stond hij op de kampanje, altijd spiedend naar bedrog of ongehoorzaamheid. Hij werd achterdochtig en bitter, omdat hij meende sommigen een weldaad bewezen te hebben, anderen mild behandeld, en daarvoor dankbaarheid noch onderdanigheid in ruil kreeg. Hij was zo zeer gewoon grove taal te gebruiken als schurk, hond,
schooier, dat hij zelf niet besefte dat hij beledigde. Op een bevel met zulke scheldwoorden gegeven ontving hij altijd een gepast antwoord in de voorgeschreven houding, maar de blikken konden niet verborgen worden.
Voor Kaap Hoorn had hij het ondercommando, met een schriftelijke aanstelling, gegeven aan een der stuurlieden, Fletcher Christian, een jongeman die reeds enige reizen met | |
| |
hem gevaren had. Wanneer er ontevredenheid heerst op een schip heeft de tweede commandant de moeilijkste lasten omdat enerzijds de matrozen hem eerder hun kwade luimen durven tonen en hij, anderzijds, voor de gevolgen daarvan jegens de commandant verantwoordelijk is. Christian moest schelden verdragen en murmureren tekeergaan. Hij was geduldig en hij deed zijn best het in hem gestelde vertrouwen te verdienen, want het was een eer in deze rang, die hem tot plaatsvervanger van de kapitein zou kunnen bevorderen, een grote en belangrijke reis te maken. Hard troffen de barre woorden, maar hij meer dan een ander had de plicht zich te beheersen en een voorbeeld van tucht te geven.
Vijf weken lang lag de Bounty voor Kaapstad, de matrozen verkwikten zich aan wal en toen de zeilen weer gezet werden was de stemming fris en opgewekt. De wind woei gunstig in de streek van de loeiende stormen en na slechts zeven weken bereikte het schip Adventure Baai in Tasmanië. De officieren en de matrozen deden naar gewoonte een ieder voor zichzelf ruilhandel met de inboorlingen, voor een paar kleinigheden kregen zij vruchten, vis, gevogelte, varkentjes.
Morrison, de bootsmansmaat, schreef in zijn dagboek dat hier de diepe tweedracht tussen de commandant en zijn officieren openbaar werd. Iedereen was in zijn schik met zijn stapel kokosnoten, een frisse afwisseling van de zoute voeding. Toen moesten zij het aanzien dat de kapitein weer zijn voordeel zocht te hunnen koste. Zonder te vragen aan wie zij behoorden beval hij de slager de varkentjes te slachten en hij liet de kokosnoten uitdelen aan de gehele bemanning, daarmede op zijn proviand besparende.
De schipper, John Fryer, sprak er hem over, zeggend dat de officieren en sommige matrozen de voorraden toch uit hun eigen zak betaald hadden. Kapitein Bligh antwoordde: Alles wat aan boord komt is van mij, ik neem negen tiende van wat iedereen bezit en ik zou wel eens willen zien of iemand daar iets tegen te zeggen heeft.
Wie een varkentje gekocht had mocht het als een gunst beschouwen dat hij er iets van kreeg boven zijn rantsoen. De schipper, die kwaad werd en ronduit zei dat hij het onbillijk vond, werd uitgescholden. William Purcell, die hetzelfde deed, misschien ruwer, kreeg de boeien met de daarbij behorende bestraffing.
| |
| |
De ontevredenheid nam toe, er werd gemord in groepjes van drie of vier op het achterschip zowel als vooruit. De officieren vonden dat het volk slecht behandeld werd en de matrozen beklaagden hun meerderen.
Eindelijk, na een reis van tien maanden, zagen zij aan de einder de berg Orahena. Sedert Bligh met de Resolution op Tahiti was geweest, hadden de eilanders geen schip gezien. Zij herinnerden zich Cook en zijn weldaden, er groeiden nu vele planten die zij vroeger niet gekend hadden, Spaanse peper, pompoenen, ananassen, zij hadden ook geiten en kippen. Het nieuwe schip, dat in de baai Matavai ten anker kwam, bracht zeker weer geschenken en zij wisten nog dat zij in de omgang met de vreemdelingen gehoorzaam moesten zijn en dat zij iets in ruil moesten geven indien zij iets begeerden. Bligh vond een volk dat geleerd had te handelen en daarbij onderdanig te zijn.
Bij tientallen voeren de kano's naar de Bounty, de eilanders klommen aan boord en vroegen naar Cook en anderen die er vroeger geweest waren. Bligh had noch de kennis, noch de belangstelling van Cook, hij kwam om broodvruchtboompjes te halen en daartoe bepaalde zich zijn omgang met de mensen. Hij deelde het opperhoofd zo spoedig mogelijk het doel van zijn komst mede: de koning van Engeland zond aan zijn vriend Ooti geschenken en wilde in ruil broodvruchtbomen ontvangen. Ooti liet zijn volk zoveel mogelijk helpen de beste planten te zoeken en in de kuipjes te zetten, een werk dat misschien zes of acht weken gevorderd kon hebben. Toch lag de Bounty zes maanden in de baai.
Van de eerste dag had iedere matroos zijn vriend en vriendin, de vriend om hem te helpen in zijn werk aan wal en hem van vruchten te voorzien in ruil voor spijkers en een zakmes, de vriendin om hem te vermaken in ruil voor een lintje of enige kralen. Het eiland was hun een lustoord. Zij hadden weinig te doen, zij kregen beter voedsel en fris water, en de vriendschap der zachtaardige inboorlingen hield hen vrolijk bij het werk in de bossen ondanks de barsheden van de kapitein.
Bligh wist in zijn journaal niet veel meer te schrijven dan over diefstallen, ongehoorzaamheden en bestraffingen.
In het begin werd er niet gestolen, hoewel er heel de dag inboorlingen aan dek waren. Op een dag werd Bligh gemeld dat van de sloep, waarin de matroos Martin de wacht hield, de | |
| |
roerpen verdwenen was. De kapitein gaf de matroos de schuld en daar hij verder diefstallen wilde voorkomen, beval hij dat hij gestraft zou worden. Ten aanschouwen der eilanders, die dicht te zamen stonden, werd Martin aan de mast gebonden, ontkleed en geslagen met de gesel van geknoopte touwen. De mannen van Tahiti jammerden, de vrouwen schreiden en allen smeekten om genade.
Kort daarna ontvluchtten drie matrozen in de kotter, musketten en kruit meenemende. De schipper, die hen in de sloep inderhaast moest achtervolgen, was nog niet ver gegaan toen enige inboorlingen al de boot kwamen brengen. De diefstal was niet door iemand van het eiland gepleegd, maar de Bounty had kanonnen aan boord die vreselijk konden straffen. Op bevel van het opperhoofd werden de matrozen gevangen en gebonden; zij ontsnapten echter nogmaals en zwierven enige tijd in de bossen.
Op andere wijze werd het verkeer tussen schip en eiland niet meer verstoord, behalve één keer toen de ankerkabel op één streng na doorgesneden werd gevonden. Bligh toonde weer zijn onrechtvaardigheid. Hij wist dat de eilanders er geen schuld aan hadden, hij moest wel aannemen dat de kabel alleen door het koraal op de bodem doorgesneden was, en toch eiste hij van het opperhoofd de schuldigen te ontdekken, onder bedreiging met straf. Ooti en de sprekers deden al wat zij konden die angstige nacht en in de morgen kwamen zij met tranen aan boord, bezwerend dat niemand van het dorp de kabel had aangeraakt, waarop Bligh hem vermaande met de gramschap van de koning van Engeland.
Hij had toen nog geen argwaan tegen zijn eigen volk, hoewel hij bijna dagelijks een aanleiding vond om te straffen. Voor de ontvluchting der drie matrozen wreekte hij zich op Young, de oudste adelborst, op wiens wacht zij gedrost waren. Bligh had nooit iets anders op hem aan te merken gehad dan dat zijn voorkomen hem niet beviel, hij achtte hem integendeel een bekwaam, flink zeeman. Hij ontnam hem zijn rang en zond hem als gewoon matroos voor de mast, waar hij hem in de boeien liet zetten. Young zat elf weken opgesloten.
Toen de kapitein beval de zeilkooi te openen en de zeilen te luchten bleek dat er vele gebroeid hadden en op enige plekken beschimmeld waren of vergaan. Fryer, de schipper, en Cole, de | |
| |
bootsman, moesten het ontgelden, de kapitein schold en zei dat hij hen eveneens voor de mast zou zetten indien hij hen door anderen vervangen kon. Na enige weken op het eiland gezworven te hebben, vervolgd door de inboorlingen die hen goedschiks of kwaadschiks terug wilden voeren, keerden de pleziergangers aan boord. Zij werden gegeseld en bij de adelborst Young in de boeien gezet. Daarna liet de kapitein de officieren voor zich op de kampanje komen. Hij zei dat zij allen dezelfde straf verdienden, maar dat hij het deze keer door de vingers zou zien; alleen de noodzaak dwong hem het bij een berisping te laten, omdat hij hen niet voor een krijgsraad kon brengen. Hij voegde eraan toe dat zulke overtreders als zij schaamteloze, eerloze schurken waren.
Misschien waren er onder de officieren die dachten dat de kapitein geen rum kon verdragen. Er werden in de kajuit grote hoeveelheden gedronken.
Dat Bligh de beledigingen, die hij een berisping noemde, eerst uitsprak bij de terugkeer der gevluchte matrozen, kwam omdat hij grillig werd in zijn prikkelbaarheid. Natuurlijk verslapte de tucht onder zeevolk dat nu al drie maanden werkeloos ter rede lag. In plaats de mannen te geven wat zij hebben moesten, werk en varen, trachtte hij de steeds groeiende ontevredenheid met barsheid en geweld te onderdrukken. Reeds in het begin van de uitreis, toen zij gedwongen waren de rotte pompoenen te eten, hadden de matrozen zowel als de officieren zich voorgenomen alles te dulden en bij thuiskomst hun grieven voor de Admiraliteit te dragen. Maar het viel menigeen moeilijk de onrechtvaardigheid langer te verduren.
Als zij aan wal waren bij hun taio, die hen hielpen de kleren te verstellen, spraken de mannen erover dat het veel beter zou zijn hier te blijven dan weer tien maanden onder deze kapitein te varen, ook al zouden zij Engeland nooit terugzien. De eilanders wezen hun dat er grond genoeg was voor een woning, broodvruchten genoeg. Maar er was geen kans op ontvluchten of achterblijven.
Voor het vertrek vond Bligh nog een gelegenheid om de adelborst Stewart te straffen, volgens aller getuigenis de braafste en zachtmoedigste jongen aan boord. De kapitein had een inboorling in de boeien laten zetten en opsluiten. De verhouding tussen hem en zijn officieren was zo gespannen geworden | |
| |
dat hij sommige bevelen door de scheepsklerk liet opschrijven en zo, schriftelijk, opdat zij niet konden zeggen dat zij niet begrepen hadden, aan de officieren overbrengen. En zo had hij vastgesteld dat zij verantwoordelijk waren voor de gevangenen. Stewart had de wacht toen de Tahitiër de grendel wist los te werken en ontsnapte. Hij werd beledigd en vooruitgezonden.
Meer dan een derde deel der bemanning had overdreven straffen ondergaan toen de Bounty het anker lichtte voor de thuisreis. De broodvruchtplanten stonden in kuipjes in het ruim, op het dek tussen de kanonnen lagen voor vers voedsel kokosnoten en yamknollen opgestapeld. De mannen wisten dat zij vele beproevingen moesten doorstaan, maar bijna alle hadden besloten in Londen recht te vragen.
|
|