Op een morgen was hij opgewekt en sterker dan de dag tevoren. Op haar arm geleund kwam hij buiten en ging tot aan de populieren bij de beek. Hij zag haar gedurig aan terwijl hij met vertedering sprak van vroegere tijd, zonder een enkel der fraaie woorden. Rose-Angélique had weinig antwoord. En toen zij hem teruggeleidde zweeg hij en ging moeilijk.
De dag daarna hoorde zij hem in de slaap haar naam fluisteren, en er was in de toon iets dat de blos op haar wangen wekte. Met onrust keerde zij huiswaarts toen het reeds schemerde.
Daar vond zij de verrassing waarop haar ziel gewacht had. Alphonse Lheureux wandelde er voor het bloemperk met haar oom heen en weder, een rechte, eerlijke gestalte. Na de korte begroeting ging zij binnen, daar zij zeer vermoeid was.
En toen zij de andere morgen reeds bij de dageraad uitging zag zij hem zitten op een bank nabij de laan, en zonder overweging vroeg zij hem haar te helpen bij een kranke. Hij neeg, bereid haar te volgen. Zij zwegen beiden terwijl zij gingen.
In het paviljoen vonden zij hem met gesloten ogen, licht doch moeilijk ademend; zij bogen over hem neder aan de ene en de andere zijde. Na een poze rees Alphonse Lheureux zonder te spreken en ging voorzichtig naar buiten, zij zag hem daar onder een tak met groene bladeren terwijl hij zijn uurwerk uit de zak nam en langzaam verder ging.
Toen hij terugkeerde stond Rose-Angélique in de deur met gekruiste armen. Zij week opdat hij binnen kon gaan en schouwde toe. Zij zag hoe hij nederboog en even tastte, dan staarde en rustig, langzaam, de bloem uit zijn knoopsgat nam en die nederlegde op de stille borst. Toen rees hij en vouwde de handen en bad. Rose-Angélique schouwde toe, maar zij moest leunen tegen de deur en haar tranen vielen. En weder buiten komende nam hij haar hand en voerde haar mede. Eerst nabij het kasteel klonken hun stemmen weder, waar de kleine Marcelline met uitgelaten kreetjes tot hen kwam.
In de laatste dagen van de maand augustus keerde Alphonse weder in Martigny-du-Bois. Haar oom vertoonde zich eerst laat en ook Germaine, die ziekelijk was, bleef in bed. Het was stil in de zalen en in de bloementuin.
De eerste morgen, toen de zon nauwelijks was opgegaan, vond Rose-Angélique hem voor het rozenperk, geknield om aan een bloem te ruiken. Hij rees en kuste haar de hand, zonder