| |
| |
| |
Aantekeningen
Er behoort vermeld te worden dat vele Shakespeareans-zo worden diegenen genoemd die zich bezighouden met de studie van de werken van Shakespeare en al wat daarover geschreven is-niet geloven dat men des dichters persoonlijkheid, of gelijk zij het noemen, zijn karakter, uit zijn werk kan leren kennen. Het karakter van Shakespeare, zeggen zij, is in het werk niet te vinden, immers wijl het dramatisch is. Zij prijzen hem juist daarom zo groot omdat hij, de meest verschillende figuren verdichtende, zijn eigen aard wist te verbergen; - het zou dwaas zijn te menen dat de eigenschappen niet slechts van een Hamlet, doch ook van een Autolycus, een Iago, een Lear, van zoveel anderen, de vrouwen nog daargelaten, ook de zijne waren.
Natuurlijk zijn de kenners die zo denken niet genoeg geleerd, want zij weten niet dat een boek een mens betekent, althans iets van een mens; dat iedere figuur, ieder karakter niet alleen, maar iedere zin, ieder woord iets van een mens betekent. Zij zijn ook kinderlijk, want zij menen dat iemand zich verbergen kan, iemand die zich uit nog wel. Zelfs een Shakespearean die enkel feiten noemt, verbergt zich niet. En wat karakter betreft, zie Sherlock Holmes.
Over de autobiografische waarde der sonnetten bestaan twee opvattingen. De ene school beweert: die sonnetten zijn louter academische oefeningen; het sonnet was in zwang aan het hof; met sonnetten verwierven de dichters de gunst der heren; het is waarschijnlijk dat edellieden dichters van beroep opdroegen een begeleidend sonnet te vervaardigen, wanneer zij iemand een geschenk wilden geven; indien Shakespeares sonnetten zijn eigen gevoelens weergeven, dan was zijn opofferende vriendschap ver wij fd, dan was hij een zwakkeling onze eerbied onwaardig. - De andere school antwoordt dat een dichter niet veinst, en dat men oren moet hebben om te horen.
Een enkel woord over de identiteit diergenen tot wie de sonnetten gericht zijn. De opdracht luidt: ‘To The onlie begetter of these insuing sonnets Mr. W.H. all Happinesse and that | |
| |
eternitie promised by our ever-living poet wisheth the well-wishing adventurer in setting forth. T.T.’ - Er is veel geschreven over Mr. W.H. en over de betekenis van het woord begetter. Men heeft daarbij vaak vergeten dat het een opdracht is van de drukker Thomas Thorpe, niet van Shakespeare. Degelijke geleerden beschouwen dan ook de identiteit als een onopgelost vraagstuk. Volgens de overlevering moet er vriendschap bestaan hebben tussen Shakespeare en Southampton, aan wie Venus and Adonis en The Rape of Lucrece opgedragen waren; Rowe, die het van Davenant hoorde, Shakespeares would-be onwettige zoon, verhaalt van een geschenk dat Southampton zijn vriend, of gunsteling in 1593 gegeven zou hebben. De toneelspelers Hemynge, Condell, Burbage en Phillips niet medegerekend, is er van enige andere verhouding van de dichter tot een vriend niets bekend. - In 1819 vermoedde iemand dat Mr. W.H. William Herbert betekende, die in zijn tijd bekend was als Lord Pembroke; en in 1890 vermoedde een ander dat dan de ‘dark woman’ Mary Fitton was, een erejuffer van Elizabeth en de rninnares van Pembroke. Maar dit zijn gissingen. Een andere uitlegging van Mr. W.H. is dat deze letters zouden beduiden Henry Wriothesley (Southampton). Southampton werd echter evenmin bij zijn geslachtsnaam genoemd als Herbert. De koelbloedige Shakespeareans, die niet voorbijzien dat het een opdracht van de drukker was, zoeken in Mr. W.H. een kopijbezorger die de drukker de sonnetten, in afschriften reeds een poos van hand tot hand gaande, wist te verschaffen, en dat zij werden uitgegeven zonder kennis van de schrijver. Over de identiteit van vriend en vrouw mag men nu naar willekeur fantaseren.
In de voorgaande schets wordt met de aanzienlijke vriend Southampton bedoeld. De opdrachten van Venus en van Lucrece, de overlevering van Rowe, Southamptons bekende schoonheid, zijn enige gronden.
De vereenzelviging van des dichters aard met die van Hamlet moge gebillijkt worden door het verschijnsel dat in zovele stukken telkens en telkens Hamlet onder andere namen wederkeert. Romeo acht het grafgewelf een geschikte plaats voor bespiegeling (Rom. & Jul V. 3), evenals Macbeth en Hamlet is hij afkerig van bloedvergieten (‘Good gentle youth, tempt not a desperate man’, Rom. & Jul. V. 3; ‘Of all men else I have avoided thee’.
| |
| |
Macbeth V. 7; ‘I prithee take thy fingers from my throat’, Hamlet V. 1). Jaques kent zijn eigenaardige droefgeestigheid, ‘a most humourous sadness’; uit de mond van Lear smeekt de gebroken Hamlet om voor waanzin behoed te worden; later als Prospero, heeft hij zijn enige wijsheid teruggevonden. Zij die in Hamlet de dichter zien, de man van verbeeldingen, van geloof en twijfel, die de man van daden bewondert, begrijpen wel waarom de stem van Hamlet zo vaak wordt gehoord.
Natuurlijk moet men Shakespeare ook in zijn andere schepselen zoeken, die, aan verwante eigenschappen kenbaar, in groepen bij elkander horen. Zo bijvoorbeeld: Autolycus, Falstaff, Touchstone; Berowne, Mercutio; Faulconbridge, Hotspur, Othello; Macbeth, Hamlet, Jaques; Lear, Timon; Isabella, Imogen, Hermione; Julia, Silvia, Portia, Rosalind; Perdita, Miranda.
Blz. 309. Versregel uit Marlowes Hero and Leander, door Shakespeare aangehaald in As you like it III, 5.
Blz. 311. Shake-scene. Greenes Groat's Worth of Wit bought with a Million of Repentance, in 1592 kort voor zijn dood geschreven: ‘Yes, trust them not: for there is an up-start Crow, beautified with our feathers, that with his Tyger's Heart wrapt in a Player's Hide, supposes he is as well able to bumbast out a blank verse as the best of you; and being an absolute Johannes Factotum is in his own conceit the onely Shake-scene in a countrie.’ Tyger's Heart zinspeelt vermoedelijk op een gedeelteijke omwerking door Shakespeare van Henry VI.
Blz. 312. Stratford. Er staan nog verscheidene huizen uit de zestiende eeuw, onder andere het geboortehuis in Henley Street. Men weet alleen door overlevering dat hij daar geboren is. Van New Place, het huis dat hij in 1597 kocht en dat eertijds The Great House heette, bestaan alleen nog de grondvesten, zorgvuldig bewaard in een rustige tuin waar een moerbezieboom groeit, een afstammeling, zegt men, van de boom die Shakespeare plantte.
Blz. 315. Doopdoeken, ‘chrisom-cloth’, Henry V, II, 3. Het kind droeg deze doek tot de eerste kerkgang der moeder.
| |
| |
Blz. 315. 1564 was een der hevigste pestjaren; dan 1593, 1603 nog heviger, en sedert keerde de pest bijna jaarlijks terug tot de grote brand van Londen. 1603 vindt men beschreven in Dekkers Wonderfull Yeare. - Geboortedag: Volgens het kerkregister werd Shakespeare gedoopt 26 april, overeenkomende met 6 mei nieuwe tijdrekening. Zijn sterfdag, 23 april, heet ook zijn geboortedag te zijn.
Blz. 315. Wandversieringen, ‘painted cloths’: Love's Labour's Lost II, 2; As you like it III, 2; Lucrece 245. Er waren er twee in de nalatenschap van Mary Ardens vader.
Blz. 316. De najaarsmarkt, ‘Hiring Fair of Mop’ van Stratford is een der weinige die nog in Engeland gehouden worden.
Blz. 316. Eerste toneelvoorstelling. De reizende spelers waren verplicht wanneer zij in een stad kwamen de baljuw vergunning te vragen om te spelen en voor hem, in de Guild Hall, een vertoning te geven. Toen John Shakespeare baljuw was, 1568-69, speelden de Earl of Worcesters spelers in Stratford. Het beschreven stuk is The Cradle of Security, dat Wilton in zijn jeugd had zien spelen.
Blz. 317. De Grammar School, door Eduard VI gesticht, staat nog onveranderd zoals in Shakespeares tijd, het oude gildehuis. - Raadsels in The Book of Riddles. - Verlos-verban-je, base, Cymbeline II, 3. - Bramen zoeken, Henry IV, 1st, II, 4, ‘a blackberry moocher’, micher is een stukjesdraaier. - Synoniemen in de moedertaal: L.L.L. IV, 3; vragen en antwoorden volgens het boek, L.L.L.V, 1. - Heilige Schrift: Er waren veel trouwe katholieken in Warwickshire. In 1605 kwamen enkele deelgenoten in de Gunpowder Plot in Clopton House bijeen. In sommige kerken van het graafschap werd na de verschijning van Cartwrights Admonitions de puriteinse dienst openlijk gevolgd.
Blz. 319. De vasten. Evenals de wolnijverheid beschermd werd door een wet bepalende dat een ieder op zondag een muts moest dragen in Engeland vervaardigd van Engelse wol, zo trachtte de regering na de afval van Rome nog de visserij door de vasten | |
| |
te begunstigen. Het niet houden van de vasten werd later als een blijk van betrouwbaarheid beschouwd. Lear, I, 4.
Blz. 319. Lammerbierfeest, Winter' s Tale IV, 2. Vergelijk ‘leetale’, ‘church-ale’, ‘Whitsun-ale’, ‘bride-ale’.
Blz. 320. Morris Dancers kan men nog heden in Stratford zien. Zij worden in de spelen vaak genoemd: Gentlemen IV, 1; L.L.L. III. 1; ‘Hobby Horse’ in Hamlet III, 2; Beaumont en Fletcher, Woman Pleased IV, 1. De puriteinen hadden zich verzet tegen het optreden van Friar Tuck en van de Hobby Horse, vandaar het spotlied, het refrein waarvan: ‘The Hobby Horse is forgot’, een straatroep werd.
Blz. 322. Valkerij. Uitdrukkingen aan de valkenjacht ontleend waren in zwang, evenals rechtstermen. Troil. & Cress. Ill, 2; Othello III, 3; Rom. & Jul. II. Jonson spot er mee, Every man in his Humour, I, 1.
Blz. 322. Een meisje in Temple Grafton, een gehucht in de nabijheid. De registers van het bisdom Worcester vermelden een bijzondere vergunning tot een huwelijk, gegeven aan William Shakespeare van Stratford-on-Avon en Anne Whately van Temple Grafton, en de dag daarna, 28 november 1582, een andere, waar eveneens haast bij scheen te zijn, aan William Shakespeare en Anne Hathaway. De geleerden beweren dat er een schrijffout was van de klerk; fantasten maken er van dat William in moeilijkheden verkeerde met twee meisjes; dat de ouders van het eerste, voor de naam hunner dochter beducht, een bijzondere en kostbare vergunning voor het huwelijk vroegen, en dat de vrienden van de tweede, dit horende, zich naar Worcester haastten om een vergunning voor een nog sneller huwelijk te vragen. Hoe het zij, de vergunning was kostbaar, William was achttien jaar en zijn vader arm. De inschrijving van de huwelijksvoltrekking heeft men nergens kumien vinden, de bladzijde waar zij gestaan kan hebben ontbreekt in het Worcester register. Een oud verhaal wil dat het huwelijk plaats had in Aston Cantlow; het kerkje daar is eens afgebrand en wat er van de registers is overgebleven heeft men nog niet volledig onderzocht. - Met de in de voorgaande bladzijden voorgestelde | |
| |
aanleiding tot het huwelijk zijn volstrekt niet alle biografen het eens: vele menen dat er niets onregelmatigs plaatshad en staven dit door een precontract aan te nemen, een verloving die met een huwelijk gelijk stond. Dit zijn de brave lieden die niets dan braafs in hun afgod zien, en zo ongeveer denken: Een hoogstaand man is zeer zedelijk; en moet een gelukkig huwelijk hebben gehad; zinnelijk was hij, toegegeven, althans in zijn jeugd; maar met de sekse kwam hij nooit buiten de perken; de traditie van Davenant (die zich zijn onwettige zoon het noemen) is een schandaal; eenmaal 's jaars bezocht onze dichter zijn echtgenote en kinderen te Stratford, en keerde dan in Londen weer, waar hij, met zijn wonderlijk waarnemingsvermogen, door aanschouwing, verstand van mannen en vrouwen kreeg; dat van de appelboom, waaronder hij beschonken heet geslapen te hebben, dat van het drinkgelag met Jonson en Drayton, is schaamteloos verzinsel.
Blz. 324. Het verhaal van de stroperij in Charlecote berust geheel en al op overlevering.
Blz. 325. Hamnet Sadler wordt in Shakespeares testament genoemd; hij en zijn vrouw Judith hidden ongetwijfeld de tweelingen ten doop.
Blz. 329. Vagebonden. De ‘Poor Law’ van 1563 noemt onder vagebonden ‘fencers, bearwards, common players in interludes, and minstrels not belonging to any lord, jugglers, pedlars, tinkers, petty chapmen wandering about without license from the justices: scholars of the universities begging without license from the university authorities’.
Blz. 331. Voor de vriendschap van Marlowe zijn geen bewijzen. Een van de zeldzame zinspelingen op een tijdgenoot komt in As you like it III, 2 voor:
Dead shepherd, now I find thy saw of might:
Who ever loved that loved not at first sight.
De herder was natuurlijk de dichter van ‘Come live with me and be my love!’ Van Dr. Faustus bestaat een uitnemende Hollandse vertaling van Albert Verwey.
| |
| |
Blz. 333. De ‘Steelyard’ werd in 1598 gesloten als vergelding voor de hulp die de Hanzeaten de Spanjaarden boden, tevens als weermiddel tegen de verbanning der Engelsen uit Stade.
Blz. 333. De ‘Mermaid’. Men weet niet zeker of de ingang in Cheapside of in Bread Street was. In Bread Street werd in 1608 Milton geboren.
Blz. 334. De verkorte voornamen. Heywood zegt in Hierarchie of the Blessed Angels dat de nieuwere dichters bij hun voornamen worden genoemd:
Mellifluous Shakespeare, whose enchanting quil
Commanded mirth and passion, was but Will.
Blz. 335. Inzijn voorrede tot Greenes Menaphon, 1589, spreekt Nash over notarisklerken: ‘Yet English Seneca, read by candlelight, yields many good sentences, as Blood is a beggar, and so forth; and if you entreat him far, in a frosty morning, he will afford you whole hamlets, I should say, handfuls of tragical speeches.’ Wie was de notarisklerk? Men vermoedt dat Kyd toen reeds een Hamlet had geschreven.
Blz. 337. Er was een aardbeving in 1580. Rom. & Jul. I, 3.
Blz. 341. De godsdienstige herleving in het laatste tiental jaren der eeuw. De gestrenge vervolging door Whitgift van de Brownisten, of Separatisten. De eerste puriteinse bannelingen vestigden zich in Nederland.
Blz. 341. Bezoek aan Stratford. In 1594 kwamen de Lord Chamberlain's Players in Coventry. Dit was Shakespeares gezelschap.
Blz. 344. Hemynge en Condell woonden in Aldermanbury; de eerste had dertien kinderen. Shakespeare woonde, volgens een belastingaanslag, voor 1595 en na 1597 in St. Helen's, Bishopsgate; daartussen nabij de Bear Garden in Southwark. De jongste ontdekkingen van Wallace tonen aan dat hij van 1598 tot 1604 bij een zekere Mountjoy woonde, op de hoek van Monkwell en Silver Streets, en dat hij ook later vermoedelijk daar vertoefde | |
| |
wanneer hij voor zaken uit Stratford in Londen kwam.
Blz. 344. De mening heerste nog dat interest woeker was, en woekeraars werden joden genoemd. In Lodges Looking Glass for London and England leent iemand ₤ 40, ontvangt een vierde daarvan in geld en de rest in luitsnaren die bij verkoop ₤ 5 opbrengen. Men heeft lang gemeend dat er tussen 1287 en 1652 geen joden ïn Engeland waren; maar evenals in vroeger eeuwen reizende joodse handelaars zich soms Moren of Arabieren noemden, zo waren er ook thans verscheidene in Londen die uit Spanje afkomstig en vandaar naar de Nederlanden verhuisd, Hollanders heetten. De lijfarts van de koningin, Rodrigo Lopez, was een jood. Om de haat tegen Spanje aan te wakkeren bracht Essex een zekere Antonio Perez naar Engeland, die vreselijke verhalen van Spaanse gruwelen deed. Kort daarna werd doctor Lopez beschuldigd zich te hebben laten omkopen om zowel de koningin als Antonio Perez te vergiftigen. Bewijs was er niet, maar hij werd in juni 1594 ter dood gebracht. De 25ste augustus daaraanvolgend werd The Merchant of Venice in ‘The Rose’ opgevoerdj-tenminste, indien The Venesyan Merchant Shakespeares stuk was. Behalve Marlowes Jew of Malta was er nog een vroeger stuk The Jew geweest, door Stephen Gosson, School of Abuse, 1579, vermeld.
Blz. 345. Shakespeares wapen. Het wordt ernstig betwijfeld of hij werkelijk recht had een geslachtswapen te voeren. Het tweede verzoek aan de wapenkoning was niet om het wapen, maar om bevestiging van het recht het te voeren.
Blz. 345. Falstaff, oorspronkelijk Sir John Oldcastle genoemd (Henry IV, 1st, I, 1: ‘Sir John of the old castle’) was zeer bemind. Men heeft wel eens gemeend dat Chettle het model was.
Blz. 347. De heer leefde weelderig. Zie de beschrijvingen van Thomas Decker in The Gull's Hornbook, ed. Grosart.
Blz. 347. Duurder levensbehoeften. Er was geen verschil tussen lonen in 1560 en 1610, ofschoon de prijzen de helft gerezen waren.
| |
| |
Blz. 353. De sterrenwichelaar Dee. Hij reisde vaak naar het vasteland, en zijn boek Stenagographia of Trithemius heet een handleiding voor geheimschrift te zijn.
Blz. 356. Het pestjaar 1603. De overheid zocht de oorzaak van de verwoestende ziekten immer in de vuile toestand der achterbuurten buiten de muren, waar ook de schouwburgen stonden. De sterfte bedroeg dit jaar een vijfde van de Londense bevolking. Andere vreselijke kwalen waren ‘Gentle Correction’ (influenza), ‘goal fever’ en ‘French pocks’.
Blz. 358. De King's Players ontvingen ieder 4 ½ el rood laken om een mantel te maken voor de kroningsoptocht in 1604.
Blz. 361. Hekserijen. De wet van Henry VIII tegen duivelskunst (‘tricesimo tertio of Henry’, Jonson, Alchemist), in 1562 bevestigd, werd in 1604 herroepen en door een gestrengere vervangen, die in tachtig jaren ruim 70.000 mensen het leven kostte. - Met de ‘hekserijen van een vijftien jaar geleden’ wordt bedoeld de Warboys Case van 1593.
Blz. 364. Deze vrienden werden in Shakespeares testament genoemd, of zij waren naaste buren.
Blz. 376. Dit is de kleding volgens het borstbeeld boven het graf in de kerk. Dit borstbeeld en de gravure van Droeshout in de eerste Folio zijn de meest betrouwbare beeltenissen; immers het eerste werd geplaatst met goedkeuring der verwanten, en het Droeshout-portret, vermoedelijk gegraveerd naar een schilderij dat thans in de Memorial Library te Stratford hangt, werd in de eerste volledige uitgaaf door zijn vrienden Hemynge en Condell opgenomen.
Uitgaven van Shakespeares werken. Gedurende zijn leven werden, zonder zijn toestemming, door verschillende boekverkopers zestien spelen gedrukt naar aantekeningen die zij in de schouwburg maakten. Dit zijn de Quartos.
In 1623 verscheen, in folio, de eerste volledige uitgave van zesendertig spelen, bezorgd door Hemynge en Condell en gedrukt door Blount en Jaggard. Andere Folios volgden in 1632, 1663 en 1685.
| |
| |
Tot de beste nieuwe uitgaven, samengesteld naar de tekst van Quartos en Folios, behoren: Variorum edition van H. Furness; The Old Spelling Shakespeare, Furnivall; N. Delius; Cambridge ed. van Clark en Wright; Gollancs, Leopold, Globe, Arden editions; en vooral ook de Shakespeare Head Press edition van Bullen. En kleinere: Temple, Clarendon Press, Morley.
De volgorde der stukken, zoals zij in de voorgaande schets is aangegeven, komt ongeveer overeen met de berekeningen van Dowden en Furnivall. Zij is met de jaartallen: Love's Labour's Lost 1589; Gentlemen of Verona 1590; Comedy of Errors 1591; Romeo & Juliet 1591; Richard III 1592; Midsummernight's Dream 1593; Richard II 1593; King John 1594; Merchant of Venice 1594; I Henry IV 1595; II Henry IV 1596; The Taming of a Shrew 1597; Merry Wives of Windsor 1598; Henry V 1598; Much Ado about Nothing 1599; Twelfth Night 1600; All's Well That Ends Well 1600; Julius Caesar 1601; Hamlet 1602; Measure for Measure 1603; Troilus and Cressida 1603; Othello 1604; King Lear 1605; Macbeth 1606; Timon of Athens 1606-07; Anthony and Cleopatra 1607; Coriolanus 1607-08; Cymbeline 1609; Winter's Tale 1610; The Tempest 1611.
|
|