Woord vooraf
Arthur van Schendel was een geboren verhalenverteller. Ook wanneer hij het potlood waarmee hij zijn romans en verhalen schreef had neergelegd, amuseerde hij zijn vrouw en kinderen, en zichzelf, met het vertellen van verhalen. Fictieve personages speelden dan niet langer de hoofdrol, maar zijn eigen jeugd in Haarlem, Den Haag en Amsterdam werd nu eens in fragmentarische, dan weer in zeer gedetailleerde beelden opgeroepen, afhankelijk van wat hij zich kon herinneren.
Eind jaren dertig schreef Arthur van Schendel op verzoek van zijn kinderen Corinna (Kennie) en Arthur (Sjeu) deze jeugdherinneringen op, als een familiedocument dat alleen voor hen bedoeld was en dat uitdrukkelijk niet voor publikatie was bestemd. Van Schendel was afkerig van belangstelling voor zijn persoon: hij vond dat het werk van een schrijver belangrijker is dan diens leven en hij rekende deze jeugdherinneringen niet tot zijn literaire werk. De getypte tekst heeft dan ook geen titel gekregen, hetgeen haar karakter van een voor de familie bedoeld geschrift nog eens onderstreept.
Toch zijn er in de loop van de tijd fragmenten uit dit document als fotobijschrift verschenen en is eruit geciteerd in