| |
| |
| |
Aantekeningen
nb Voor de vele straten, markten, grachten en poorten in Gorinchem en Haarlem die Van Schendel noemt in respectievelijk De waterman en Een Hollands drama, verwijzen we naar de kaarten van die steden die staan afgedrukt op p. 562 en 563.
| |
De waterman
9 |
de stapel rijshout: rijshout (de dunne uitlopers van de wilg) wordt gebruikt voor dijkaanleg en -versteviging. Het wordt in de griendlanden, onder meer langs de Merwede, geteeld en geoogst. |
|
de schans: een verdedigingswerk, dat in het open veld is opgeworpen. |
|
een douaneman: in 1806 had Napoleon een handelsboycot met Engeland afgekondigd: een aantal maatregelen dat bekendstaat als het Continentale Stelsel. De ‘douanes impériales’ (onder wie ook Nederlanders), ambtenaren met een semimilitaire bevoegdheid, hadden onder meer tot taak de levendige smokkelhandel in Engelse producten en koloniale waar tegen te gaan en werden daartoe vooral langs de kust en de grote rivieren ingezet. Bovendien lag Gorinchem binnen de zogenaamde douanelinie. Deze moest de tariefgrens bewaken met het eerder onder Frans bestuur gekomen gebied beneden de Waal, waar lagere accijnzen golden. Na de inlijving van de noordelijke gewesten bij Frankrijk (1810) bleef deze tariefgrens bestaan. |
|
een steek: een hoofddeksel waarvan de rand op twee of drie plaatsen is opgeslagen, dat deel uitmaakte van het uniform van (onder anderen) de douaniers. |
| |
| |
|
Schelluinen: het dorp Schelluinen ligt aan de Merwede ongeveer vijf kilometer ten westen van Gorinchem. |
12 |
de consistoriekamer: de kamer waar de kerkenraad vergadert, waarvan Maartens vader kennelijk lid is. |
13 |
dat de boten... brachten: zie de aantekening bij p. 9 betreffende het Continentale Stelsel. |
|
adjunct-maire: na de inlijving bij Frankrijk kregen de stadsbestuurders (burgemeester, wethouders en vroedschappen) nieuwe titels: maire, adjunct-maire en municipale raad. Zij werden door Napoleon benoemd. Het overkoepelend bestuur werd gevormd door een prefect, in het geval van Gorinchem van het Departement der Monden van de Maas. Op 8 augustus 1811 werd door de onderprefect van het Arrondissement waaronder de stad viel, het nieuwe stadsbestuur geïnstalleerd: P.A. Rouws als maire, H.J. van Goudoever en J.H. Snoeck als adjunct-maire, plus een municipale raad van vijfentwintig leden. |
|
Op het plein... exerceren: in de stad waren geen kazernes, wel de volgende militaire gebouwen: de Hoofdwacht op de Grote Markt, gebouwd in 1798 (waaraan hier wordt gerefereerd), de Lingewacht bij de Korenbrug, plus het arsenaal en de affuitenloods in de Boerenstraat. Het militair commando in de stad berustte bij luitenant-kolonel Langlois. |
|
twee broers... genomen: dat wil zeggen: dienst hadden genomen in het leger van Napoleon, dat zich voorbereidde op de veldtocht naar Rusland. |
14 |
de grote school: de aanduiding ‘grote school’ werd wel gebruikt voor een openbare school, tegenover de kleinere particuliere schooltjes. Meestal echter betrof het dan de Latijnse school, dus een vorm van middelbaar onderwijs (in Gorinchem bevond zich zo'n ‘grote’ Latijnse school in de Knipstraat). Maar Van Schendel doelt hier kennelijk op een lagere school. |
|
het ging er goed Hollands toe: het ging er nog toe zoals vóór de Franse tijd, dat wil zeggen: rechtzinnig-gereformeerd. Met de schoolwet van 1806 was namelijk het openbaar |
| |
| |
|
onderwijs ingesteld. Bovendien wilde Napoleon na de inlijving het Frans op termijn als een verplicht vak op alle scholen invoeren. |
|
onder de Hoge Toren: aan de voet van de toren der Grote Kerk. |
|
bij het opzeggen: de schoolwet van 1806 schreef klassikaal onderwijs voor, maar op deze school werd kennelijk nog hoofdelijk onderwijs gegeven, waarbij de kinderen om de beurt naar voren moesten komen om zich de geleerde les te laten overhoren. |
15 |
de almanak: een kalender-jaarboekje waarin allerhande informatie die in een bepaalde streek of voor een bepaalde beroepsgroep belangrijk is, wordt opgeslagen (zoals feest- en marktdagen, waterstanden, weersvoorspellingen), dikwijls aantrekkelijk gemaakt door ingeschoven liedjes, verhaaltjes, raadseltjes of plaatjes. De almanak was vaak de enige lectuur van de gewone man. |
16 |
de maire: zie de aantekening bij p. 13. |
|
Toen in de herfst... gekomen waren: in 1811 maakte Napoleon, in gezelschap van zijn echtgenote Marie-Louise van Oostenrijk, een inspectietocht door de Nederlanden. Op 5 oktober bezocht het keizerlijk paar Gorinchem, waar de stadswallen werden geïnspecteerd. Na de nacht te hebben doorgebracht in het huis van oud-burgemeester Van Lom in de Nieuwstad (thans Kolfbaan), vertrok de keizer op zondagmorgen 6 oktober per koets naar Utrecht. |
|
een werk in de Bommelerwaard: een water- of dijkwerk in de Bommelerwaard. Kennelijk was Rossaart opzichter bij een waterschap. |
|
de achtergehouden waren: de clandestien gehamsterde goederen. Het Continentale Stelsel verbood de handel in producten uit de in Engelse handen gevallen koloniën. Over de koloniale waren (zoals koffie en tabak) die winkeliers nog in voorraad hadden toen dit stelsel van kracht werd, moest een zeer hoge accijns betaald worden (40 tot 50%). Als een winkelier betrapt werd op het ontduiken van deze verplichting, werd zijn voorraad op straat verbrand en werd hij bestraft. |
| |
| |
|
gedrost: gedeserteerd. |
|
tolbeambten... verdienden: douaniers die hun soldij (kennelijk) aanvulden met inkomsten uit omkoping. |
17 |
Ook met de vrienden kreeg hij verschil: ook met zijn vrienden kreeg hij onenigheid. |
|
een praam: een klein vaartuig dat geboomd wordt en op de binnenwateren gebruikt voor vervoer van bijvoorbeeld vee of mest. |
|
Sleeuwijk: het dorp Sleeuwijk ligt aan de zuidzijde van de Merwede, tegenover Gorinchem. |
18 |
hard geklapt: stevig met de hand ‘aangestampt’. |
19 |
de catechisatiemeester: de protestantse godsdienstonderwijzer. |
|
de regel: de liniaal. |
|
als er maar schepen... gaan: zie de aantekening bij p. 9. |
20 |
die het merk droeg: na de moord op zijn broer Abel kreeg Kaïn van God een merkteken op zijn voorhoofd gedrukt. Zie Genesis 4:15: sedertdien een teken van laagheid. |
|
zwerverspak: gespuis zonder vaste woonplaats. |
|
als voor drie jaren: zoals drie jaar geleden. Eind januari 1809 vond in de Betuwe, de Bommelerwaard en vervolgens de Alblasserwaard een ernstige watersnood plaats, waarbij het water in het door Linge en Waal, dus van twee zijden bedreigde Gorinchem, door de bekisting brak en de binnenstad instroomde. Dijken nabij de stad (onder meer de Dalemse dijk en de Diefdijk) werden weggeslagen. |
21 |
priksleden: kleine ijssleden die met prikstokken worden voortbewogen. |
|
Woudrichem: het dorp Woudrichem ligt tegenover Gorinchem waar Maas en Waal tezamenvloeien. |
|
een schouw: een zeilboot met een platte bodem. |
|
of hij met hem op mocht leggen: of hij bij het schaatsen zijn hand mocht leggen in die van zijn voorman. |
|
Brakel: het dorp Brakel ligt aan de Waal, ongeveer negen kilometer ten oosten van Woudrichem. |
|
las: uit de Bijbel voorlas. |
22 |
het schoutshuis: het huis waar het hoofd van het gerecht en de politie was gevestigd. |
| |
| |
23 |
de noodraden: leden van het bij dreiging van watersnood ingestelde raadscollege. |
|
steigerden de schollen: schoven de ijsschotsen tegen elkaar omhoog. |
|
het Huis: ten zuidoosten van het dorp Brakel ligt de ruïne van het kasteel Brakel, waarvan de geschiedenis volgens de overlevering teruggaat tot 870. Het kasteel werd in 1672 door de Franse troepen, die optrokken tegen Zaltbommel, verwoest. In 1768 werd aan de oostzijde van het terrein een versterkt landhuis gebouwd, het huidige Huis Brakel, dat in 1811 aanmerkelijk werd gewijzigd, waarbij ook het park opnieuw werd aangelegd. De ruïne liet men intact. Het nieuwe Huis bood in de negentiende eeuw bij hoog water een toevluchtsoord voor de bevolking. |
|
horden: platte vlechtwerken van bijvoorbeeld rijshout, gebruikt ter wering van het water. |
|
op deze plek... gekweld: op deze plaats was het water al door de dijk gesijpeld. |
24 |
voor drie jaar: drie jaar geleden. Zie de aantekening bij p. 20. |
|
het herenhuis van Poederoyen: Poederoyen ligt aan de Afgedamde Maas, ongeveer acht kilometer ten zuidwesten van Brakel. Er is een kasteel Poederoyen geweest, onder meer bewoond door Maarten van Rossum, Heer van Poederoyen; dit kasteel is echter in 1672 verwoest. Het is niet duidelijk waarnaar Van Schendel hier verwijst. |
|
beneden de Meidijk: de Meidijk is een uit de veertiende eeuw daterende binnendijk, gelegen tussen de rivierdijken van Maas en Waal; hij scheidde het laagste westelijke deel van de Bommelerwaard van het hogere oostelijke gedeelte. |
25 |
dat het bij Gameren begon in te lopen: dat het water bij Gameren (elf kilometer ten oosten van Brakel aan de Waal gelegen) begon binnen te lopen. |
27 |
tien mud: tien hectoliter (van het volksvoedsel aardappelen). |
|
Er valt geen musje... zonder zijn wil: een verwijzing naar Mattheüs 10:29: ‘Worden niet twee muschjes om een penningsken verkocht? En niet een van deze zal op de aarde |
| |
| |
|
vallen zonder uwen Vader’. Zie tevens Lucas 12:6. |
28 |
Er gingen karren... hielden stil: na de overwinning van de geallieerde Pruisische, Russische en Zweedse troepen op Napoleon in de slag bij Leipzig (16-19 oktober 1813) was de Franse macht gebroken. Vanaf midden november werd Gorinchem vanuit het noorden en oosten overstroomd door Franse vluchtelingen, voornamelijk ambtenaren die hun post in de steek hadden gelaten. |
|
nationale gardes: leden van de nationale garde, de Franse versie van de Nederlandse gewapende burgerwacht of schutterij, die als taak hadden het departementale grondgebied te beveiligen en te verdedigen. |
|
op de Markt voor de Wacht: zie de aantekening bij p. 13. |
|
een vuurmaker: houtkrullen met terpentijn of hars besmeerd, waarmee men gemakkelijk een vuur aanmaakt. |
29 |
de rechter: God, in het Laatste Oordeel. |
|
Het werd nog stiller... halen: De Graaff, Van Schendels belangrijkste bron voor het bombardement, vermeldt in een aantekening bij 8 december 1813 dat zich ‘eene doodelijke stilte’ begon te verspreiden in alle werkplaatsen. |
|
voor de inrichting van het hospitaal: Gorinchem had geen militair ziekenhuis. In een aantekening bij 3 december meldt De Graaff dat men een hospitaal in gereedheid gaat brengen. |
|
voor werk aan de kazematten: vanaf 2 december werd in het zuidelijk gedeelte der binnenstad een soort binnenvesting gebouwd, die met palissadering werd omgeven. Alle timmerlieden en arbeiders werden tegen 12.00 uur op de Grote Markt bijeengeroepen om mee te werken aan het slopen van de gebouwen buiten de wallen, nodig om een vrij schootsveld te krijgen. De bronnen maken op uiteenlopende wijze gewag van kazematten: Telders vermeldt de bouw van kazematten bij de wallen en meer van dergelijke bomvrije schuilplaatsen in de binnenstad (p. [11]), Sabron heeft het over slechts één kazemat in de vestingwerken en de verbouwing van de Vleeshal tot bomvrije plaats (p. 29-30). |
| |
| |
|
hoewel in die maand... Den Helder: voorafgaand aan het beleg door de geallieerden telde het garnizoen in het strategisch belangrijke Gorinchem (door Napoleon aangewezen als de plaats waarover de eventuele terugtocht der Fransen zou moeten verlopen) een bataljon infanterie uit Den Helder, een compagnie veteranen, een compagnie nationale gardes uit Friesland, plus een compagnie kanonniers. Op 17 november 1813 krijgt het garnizoen versterking van een afdeling garde soldée uit Amsterdam; op 18 november trekt een regiment nationale gardes van 1700 man uit Antwerpen de stad binnen. De totale militaire bezetting van de stad bedroeg toen ongeveer 5000 man. |
|
ieder huis had inkwartiering: De Graaff maakt gewag van deze als zeer ‘drukkend’ ervaren inkwartiering (p. 5). |
30 |
Toen de omroeper... overgegeven: op 17 november 1813, om 10.00 's ochtends, wordt op keizerlijk bevel de stad in staat van beleg verklaard en komt zij onder militair gezag te staan van commandant Langlois. Met de Antwerpse troepen komt generaal Rampon mee, die vervolgens als gouverneur het opperbevel krijgt, terwijl Langlois stadscommandant blijft. Dergelijke proclamaties werden altijd bij bekkenslag in alle straten van de stad aangekondigd. |
|
om de voorraden op te schrijven: de bij de burgerij aanwezige voorraden brandstoffen en levensmiddelen werden schriftelijk geïnventariseerd door de adjunct-maire en een adjudant. |
|
Vele gegoeden verlieten de stad: behalve de (echtgenoten van de) gegoede burgers, trokken ook prefect De Stassart en onder-prefect D'Entraignes op 2 december 1813 uit de stad weg. Tot ‘groote blijdschap’ van de bevolking sloeg ook een corps douanebeambten de weg naar Breda in (De Graaff, p. 12). |
|
de bedeling: de uitreiking van onder andere voedsel aan de armen. |
|
het Tuighuis: het Tuighuis of Arsenaal in Gorinchem, gelegen tussen de Boerenstraat en de Schuttersgracht, werd in 1753 gebouwd door Peter Roomer, naar een ontwerp |
| |
| |
|
van Jan Philip Prevost en diende als een munitiemagazijn. |
|
voor wie nog meer... weggehaald: tussen 27 november en 15 december 1813, toen de stad nog niet geheel ingesloten was, werden verschillende expedities ter fouragering ondernomen, onder meer naar Sliedrecht. |
|
woningen... omgehakt: tijdens de voorbereidingen voor het beleg in eind november werden opstallen en bomen gekapt teneinde een vrij schootsveld te krijgen. |
|
de burgers moesten zorgen... leeftocht hadden: dat de burgers voor een jaar proviand in voorraad moesten hebben, wordt vermeld door De Graaff (p. 31). |
|
niemand mocht... poorten: op 1 december werd een verbod uitgevaardigd om zich zonder permissie op de wallen te begeven; op 3 december werden de poorten van de stad gesloten en werd geen verlof tot uittocht meer verleend. |
|
de tijdingen... land: Telders meldt dat de Pruisen op 6 december onder meer Meerkerk, Asperen, Geldermalsen en Tiel hadden veroverd (p. [13]). Over de geruchten: Sabron, p. 39. |
|
de geallieerden: de Pruisische, Russische en Zweedse legers. |
|
van de torens... woeien: vanaf 15 december kon men de Hollandse vlag op de toren van Woudrichem zien wapperen; op 4 december zag men in de Merwede bij de Sleeuwijkse troepen kanonneerboten met de Hollandse vlag in top. |
|
bidstonde: gebedsdienst. |
|
oefening: godsdienstoefening. |
|
toen de weg... vrij was: tussen 2 december en 15 december was de stad aan de noordzijde ingesloten: bij Schelluinen lag een Pruisisch bataljon; aan de zuidzijde (rivierzijde) was tot 15 december nog doorgang mogelijk. |
31 |
paaps volk: rooms-katholieken. |
|
gerechte straf: gerechtvaardigde straf. |
|
wat ik... gedaan heb?: volgens de Mozaïsche wetten is de heer verantwoordelijk voor het gedrag van de leden van zijn huishouding: zijn kinderen, dienstknechten en dienst- |
| |
| |
|
maagden en wie binnen zijn poorten vertoeft. Zie Deuteronomium 5:14, 12:12, 12:18, 16:11. |
32 |
Wel liepen... parade voor de keizer: op 5 december werd de verjaardag van de kroning van Napoleon (5 december 1804) gevierd met een grote parade, een Te Deum, een rosière - een prijs (vaak een rozenkrans) voor een deugdzaam jong meisje - en een illuminatie. |
|
Te middag... lopen: op 1 december was de avondklok ingesteld vanaf 10 uur 's avonds; op 2 december werd het uitgaansverbod vervroegd tot vanaf 7 uur. |
|
Kort daarop... Dalemdijk: De Graaff vermeldt dat men musketvuur hoorde van de overkant van de rivier, eerst bij Werkendam en toen in het pal tegenover Gorinchem gelegen Sleeuwijk (waar de Muggenschans te vinden is) (p. 35). Op 14 december vindt er een vuurgevecht plaats in het nabijgelegen dorp Dalem, dat door de Dalemsedijk met Gorinchem verbonden is (Telders, p. [14]). |
|
dat er overal Kozakken reden: Kozakken zijn leden van een Slavische volksgemeenschap uit het zuidoosten van Rusland en Polen, beroemd om hun bekwaamheid als militaire ruiters. Zij verwierven in Nederland bekendheid doordat zij als onderdeel van het tsaristische leger een rol speelden bij de bevrijding van de Franse overheersing. Telders meldt dat op 8 december een afdeling Kozakken de Merwede overstak die de mariniers terugdrong, waardoor de verbinding Gorinchem-Sleeuwijk werd verbroken (p. [14]). Sabron meldt dat men op 9 december Kozakkenpatrouilles zag. |
|
de soldaten hadden... opengezet: volgens de bronnen valt de inundatie van het land eerder, namelijk op 1 december, te plaatsen. |
|
bij een hoge was: bij een sterk gestegen waterstand. |
|
zijn briefje: zijn bewijs van vrijstelling van de avondklok. |
33 |
op de Oudendijk: het dorpje Oudendijk ligt dicht bij Woudrichem aan de Merwede, recht tegenover Gorinchem. |
|
een batterij: de sterkte van de Pruisische belegeraars onder aanvoering van generaal Zielinsky op 15 december |
| |
| |
|
wordt door Telders als volgt beschreven:
‘in Schelluinen lag tweeënhalf bataljon met twee zesponders (kanonnen) en één houwitser (een kort, dik kanon); in Hoornaar één bataljon; in Blokland één bataljon met twee zesponders; in Arkel idem; in Meerkerk één compagnie en in Dalem één bataljon. Op de Merwede werden op 28 december zes kanonneerboten waargenomen, op 5 januari negen en op 7 januari nog twee erbij’ (p. [20]). |
|
zekere: betrouwbare. |
|
de generaal: generaal Rampon; zie de aantekening bij p. 30. |
|
de nationale gardes: zie de aantekening bij p. 28. De desertie van de (Antwerpse) nationale gardes wordt door De Graaff verklaard uit het feit dat die veelal remplaçanten waren (p. 56-57). Zie tevens de aantekening bij p. 27. |
|
voor de Fransen: omwille van de Franse strijd. |
|
De Hollanders... doen: nadat een groep van ongeveer twintig man uit Texel was gedeserteerd, werden de Hollandse soldaten ontwapend en moesten zij graafwerk verrichten. |
|
met dreigende en gemene taal: met dreigende scheldwoorden. |
|
onder geleide van de Brabanters... werden: De Graaff maakt gewag van schreiende en klagende vrouwen en kinderen die de stad werden uitgezet. |
|
de Brabanters: de regimenten uit Antwerpen; zie de aantekening bij p. 30. |
|
een brandje in de Hoogstraat: deze brand vond plaats op 28 december. |
|
Nadat... geantwoord: op 28 december vond de eerste beschieting der stad door de geallieerden plaats. |
|
omtrent Kerstmis... toegevroren waren: De Graaff vermeldt dat het vanaf 24 december ging vriezen (p. 64). |
34 |
een bom: een zware granaat. |
|
piketten: groepen van direct inzetbare soldaten. |
|
De mist... geworden: De Graaff signaleert zware mist tijdens de jaarwisseling (p. 70). |
|
Hoera: de uitroep ‘hoera’ werd pas rond 1815 in Nederland |
| |
| |
|
in gebruik genomen ter vervanging van het oude ‘hoezee’ (‘hou zee’), waarschijnlijk in navolging van de Pruisische soldaten (andere bronnen: Kozakken) tijdens de slag bij Waterloo. C.W. Staring (1777-1840) schreef een puntdicht ‘Hoera’, opgenomen in de bundel Nieuwe gedichten (1827). De tekst luidt:
‘“Is 't hòèra? is 't hoerà?” / Wat drommel kan 't u schelen? / Brul, smeek ik, geen Kozakken na! / Als Freedriks batterijen spelen / Als Willems trommen slaan / Blijv' Neêrlands oorlogskreet “valaan!” / Waar jong en oud de vreugd der overwinning deelen / Bij Quatrebra's Trofee / Blijve óns Gejuich “hoezee”’. |
35 |
Maar het bombardement werd heftig en geregeld: op 22 januari 1814 vindt een bombardement plaats van 12.00-16.00 uur, waarbij 300 projectielen de stad binnenkomen. 62 huizen worden beschadigd, maar er zijn alleen lichtgewonden. Het verzoek tot overgave van de stad in naam van de koning van Pruisen wordt door Rampon geweigerd. Op 25 januari is er een tweede bombardement met 400 projectielen. Men besluit vrouwen en kinderen de stad uit te laten gaan, maar zij worden door de belegeraars teruggezonden. De maire dringt aan op overgave, maar vindt geen gehoor.
Op 27 januari begint het derde bombardement om 11 uur 's avonds, waarbij veel materiële schade wordt aangericht, maar geen ernstige gewonden vallen. Hierna beginnen de onderhandelingen. Het zwaarste bombardement op de stad begint, onder noodweer, op zondag 30 januari. In de stad vallen 934 granaten, bommen en kogels, waarbij drie personen gewond raken. Door de ontploffing van kruitkisten op de Pelwal vallen er echter zeventien doden en zeven gewonden. Op 31 januari stonden er van de 1382 stadshuizen nog slechts 300 onbeschadigd, en dat waren vooral kleine woningen in stegen. Op 1 februari worden de onderhandelingen voortgezet, op 4 februari capituleert generaal Rampon in de pastorie te Schelluinen; de tekst van deze voorwaarde- |
| |
| |
|
lijke capitulatie wordt op 7 februari geratificeerd. Op 20 februari wordt de stad overgegeven aan de geallieerden en wordt de aanvaarding van de soevereiniteit van Willem 1 van de pui van het stadhuis afgekondigd. |
|
Eens was het verschrikkelijk... braken: De Graaff rapporteert dat de zieken bijna naakt en doodsbang door de straten liepen (p. 104). |
|
er was... weggeslagen: deze verwonding werd opgelopen door een dienstbode in de Arkelstraat. |
|
een vierentwintigponder: aan de zuidelijke oever van de Merwede bevonden zich negentien vuurmonden op acht plaatsen: mortieren, vierentwintigponders (kanonnen met kogels van vierentwintig pond) en houwitsers. |
|
rinkend: rinkelend. |
36 |
houwitsers: krombaangeschut, in dikte tussen een kanon en een mortier in. |
|
de lutherse kerk: in 1795 werd de kleine kerk op de Havendijk, tot dan toe in gebruik bij de Waalse gemeente, in gebruik gegeven aan de lutheranen. In 1799 werden de kerken opnieuw verdeeld: het Hervormd kerkgenootschap kreeg de Grote Kerk en de Kapel in de Arkelstraat, de luthersen hielden het gebouw aan de Havendijk, de rooms-katholieken het gebouw in de Haarstraat. De lutherse kerk werd tijdens de bombardementen verwoest. In 1816 kregen de lutheranen een nieuw gebouw aan de Langendijk. |
|
de roomse kerk: zie vorige aantekening. |
37 |
De pastoor... gestorven: dit wordt medegedeeld door De Graaff (p. 140). |
|
in genade was genomen: door God genadig was bejegend. |
38 |
de ingelanden: bezitters van land in een bedijkte polder, die daardoor lid konden zijn van een waterschap, een vereniging van grondeigenaren. |
|
juffrouw Goedeke: de aanduiding ‘mevrouw’ werd in de negentiende eeuw alleen gebruikt voor dames uit de hogere burgerstand. |
39 |
strijdigheid: conflicten. |
| |
| |
|
Hurwenen: Hurwenen ligt aan de Waal, ongeveer zeven kilometer ten oosten van Zaltbommel. |
40 |
baaien: dikwollen. |
|
op de wijze van een Sinte-Maartenslied: Sint-Maarten (geboren rond 316, vanaf 371 bisschop van Tours) ontmoette tijdens zijn jeugd, toen hij als soldaat in het Romeinse leger te Gallië diende, aan de stadspoort van Amiens een bedelaar, die hij de helft van zijn mantel gaf (de mantel was voor de helft eigendom van Rome). Op zijn naamdag (11 november) wordt vanouds een bedelfeest voor arme kinderen gevierd. Er zijn talloze Sint-Maartenliedjes. Een lied dat hier wat betreft tekst en ritme als inspiratiebron gediend kan hebben, hebben wij niet gevonden. |
|
rondom: om hem heen. |
|
de inzettingen: de instellingen. |
41 |
de dwaalleer: het tijdens de verlichting opgekomen deïsme. |
|
de geveinsde filosofen: de encyclopedisten en andere denkers uit de verlichting, die deze dwaalleer aanhangen. |
42 |
de dijkstoel: de vergadering van de dijkheemraden. |
|
een voorname ingelande: zie de aantekening bij p. 38. Omdat het lidmaatschap van een waterschapsbestuur aan grondbezit en niet aan personen was gekoppeld, bezaten ook vrouwen en jonge mannen onder de vijfentwintig jaar stemrecht. Zij moesten zich echter wel laten vertegenwoordigen door een volwassen man. |
|
Kerkwijk: Kerkwijk ligt op een stroomrug (oeverwal van een verdwenen rivier) ongeveer vier kilometer ten zuidoosten van Zaltbommel. |
|
de tentoonstelling in Gent: de eerste nationale, dat wil zeggen Groot-Nederlandse, Tentoonstelling van Nationale Nijverheid, die in 1820 in Gent werd gehouden onder auspiciën van de Divisie van Nationale Nijverheid. |
|
die Dekker... geld uit de zak kloppen: hoewel de rivieren krachtens een wet uit 1806 tot het staatsdomein behoorden, waren de dijken eigendom van de waterschappen en werden door deze ook beheerd. Het onderhoud berustte bij de zogenaamde dijkgeslaagden: de dijk was in vakken |
| |
| |
|
verdeeld en het onderhoud van zo'n dijkvak kwam ten laste van de dijkgeslaagde: de eigenaar van het belendend perceel land. De dijkbesturen bepaalden hoe hoog en breed een dijk moest zijn en zorgden ervoor dat de bepalingen werden opgevolgd. |
|
die bomen moeten eruit: het was vanouds gebruikelijk op of aan de dijken bomen te planten, tot ergernis van de waterbouwkundigen: ze stonden in de weg en hun wortels konden schadelijk zijn. |
43 |
het is daar voze grond: bij een zogenaamde zinkdijk, die op slappe, drassige grond was gebouwd, bestond groot verzakkingsgevaar. |
|
Maak de dijken hoger... dan zitten ze vaster: In de achttiende eeuw waren de grote rivieren ernstig gaan verzanden: er ontstonden zandplaten en eilanden, waardoor hun capaciteit om water en ijs naar zee te vervoeren danig was afgenomen. Bovendien bevonden zich in de winterbeddingen veel obstakels: beplanting in de uiterwaarden of te hoge zomerdijken die men had aangelegd om de eigen uiterwaard droog te houden. Wanneer in de vele strenge winters van de achttiende en negentiende eeuw het rivierijs loskwam, zette het drijfijs zich op deze obstakels vast, andere ijsschotsen schoven erover, zodat grote ijsdammen ontstonden die het water opstuwden. Dit water stroomde over de veelal in slechte staat verkerende dijken heen, die daardoor afkalfden en doorbraken. Tot het midden van de negentiende eeuw zocht men de oplossing vooral in dijkverbetering en de aanleg van overlaten (plaatselijk verlaagde dijkvakken waardoor het water zijdelings afgeleid kon worden). Rond 1850 ging men de remedie zoeken in rivierverbetering: het wetenschappelijk normaliseren van de rivieren door gestandaardiseerde breedtematen te hanteren. Maartens diagnose komt overeen met wat een hedendaagse beschrijving van de toestand te zien geeft: ‘Behalve de rivierbeddingen verkeerden ook de rivierdijken in slechte staat. Ze waren laag, de breedte op de kruin was niet groot en de dijkg- |
| |
| |
|
looiingen waren te steil’ (Lintsen 1992-1995, dl. 11, p. 105). |
|
een moddermolen: een baggermolen. |
44 |
tot Rossum toe: Rossum ligt aan de Waal, ongeveer tien kilometer van Zaltbommel. |
|
Maarten was de eerste... overgelopen: in de winter van 1820 vonden er in het rivierengebied ernstige overstromingen plaats. |
45 |
Dikwijls bleef hij... huis: dikwijls bleef hij bij Dapper de avondboterham nuttigen. |
|
Slijk Ewijk: dit dorp ligt aan de Waal, in de Betuwe. |
|
de pramen: zie de aantekening bij p. 17. |
48 |
de koperen spuit: een spuit waarmee de ruiten schoongespoten werden. |
51 |
En als zij dertig waren: op dertigjarige leeftijd mocht men in het huwelijk treden zonder toestemming van de ouders. |
|
de verdoemelijke verdraagzaamheid: vanaf de Franse tijd was de vrijheid van godsdienst in de grondwet gewaarborgd. |
52 |
het lof: namiddag- of avonddienst in de rooms-katholieke kerk. |
53 |
als het meer droog werd gelegd: al vanaf 1617 kwamen er steeds nieuwe plannen om de Haarlemmermeer droog te leggen, onder meer één van Leeghwater uit 1629 en het plan dat het resultaat was van een door de Maatschappij van Wetenschappen uitgeschreven prijsvraag in 1819. Na zware overstromingen in 1836 stelde Willem 1 bij Koninklijk Besluit een commissie in, die een definitief plan zou opstellen. Een van de discussiepunten was het gebruik van wind- dan wel stoomkracht. De stoomkracht won. In 1840 ging de eerste spade in de grond, in 1852 werd de Haarlemmermeer officieel in de Staatscourant drooggelegd verklaard. |
|
Hout: Haarlemmerhout, een bos aan de westzijde van de stad. |
|
Koppers sprak van dingen... wist: De geloofsgemeenschap waartoe Koppers blijkt te behoren is gemodelleerd naar het voorbeeld van de ‘Zwijndrechtse Nieuwlichters’ (1823-1843). De benaming is deze sekte gegeven door een |
| |
| |
|
vijandige buitenwereld: zelf noemden de leden zich de ‘gemeenschap der Heiligen’, of de ‘Christelijke broederschap’. De aanhangers, meestal afkomstig uit de lagere klassen, stonden een levenswijze voor die zou verwezenlijken wat de eerste christengemeenschap in Jeruzalem had beoogd en die beschreven staat in de Handelingen der apostelen (zie de aantekening bij p. 96). Op grond daarvan verwierpen zij het privébezit en leefden aanvankelijk geheel, later ten dele in gemeenschap van goederen. Behalve de plicht tot naastenliefde die tot een grote sociale bekommernis leidde, vormde de verwerping van de calvinistische preoccupatie met de zonde een centraal punt van hun geloof. Door de offerdood van Jezus was de oude, zondige mens verlost. Op basis van de tekst uit Romeinen 11:35 (‘want uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn alle dingen’) betoogde de broederschap dat de zonde niet van de duivel afkomstig was, maar een instrument uit Gods hand om de mens tot het goede te brengen. Met een beroep op dezelfde tekst verdedigde de broederschap haar houding tegenover de kerkelijke en wereldlijke overheid: zij kende geen doop en avondmaal, huwelijken werden gesloten zonder burgerlijke en kerkelijke bekrachtiging en men weigerde de militaire dienst. Op haar hoogtepunt kende de beweging 150 leden. Door interne twisten over de gemeenschappelijkheid van het bezit, de gehoorzaamheid aan de staat en de wenselijkheid van emigratie naar Amerika viel de broederschap ten slotte uiteen.
De hoofdfiguren waren de turfschipper Stoffel Muller (1769-1833) en Maria Leer (1788-1866), dienstbode en later naaister. Muller, afkomstig uit Puttershoek, werd door zijn vader al meegenomen naar samenkomsten van allerlei godsdienstige gezelschappen. Later, toen hij naar Waddinxveen was verhuisd, verwierf zijn vurige evangelisatiedrang hem aanhang onder de landarbeiders, met instemming van burgemeester Valk, een van de broeders van het eerste uur. Tijdens een verblijf in Amsterdam |
| |
| |
|
ontmoette Muller de geestverwante Maria Leer. Samen met enkele andere gezinnen vestigden zij zich in 1817 op een lege scheepswerf in Puttershoek. Onderweg kwamen zij in Waddinxveen aan op het moment dat daar een aanhanger werd begraven. Diens weduwe had in een droom een visioen gehad waarin zij Muller en Leer als Adam en Eva in het paradijs had aanschouwd en waarin zij beiden de begrafenisstoet leidden. Deze rol van voorgangers zijn zij blijven vervullen. Zij leefden samen voort als man en vrouw (Stoffel leefde gescheiden van zijn echtgenote en zoons). In Puttershoek werd op 20 april 1823 een officiële oprichtingsakte verleden. Daar - en overal elders waar de broederschap zich vestigde - werd zij door bevolking en overheid vijandig bejegend. Na een aantal omzwervingen (de broederschap verbleef in Polsbroekerdam, Dordrecht en weer in Puttershoek) vestigde zij zich in 1829 in Zwijndrecht, waar een bloeiperiode aanbrak. |
|
goed zijn brood had: goed de kost verdiende. |
54 |
Frederiksoord: op 1 april 1818 werd op initiatief van generaal Johannes van den Bosch de Maatschappij van Weldadigheid opgericht, die tot doel had behoeftigen aan een bestaan te helpen door kolonisatie van de woeste gronden in het grensgebied van Friesland, Drenthe en Overijssel. Frederiksoord was echter een van de vrije koloniën, waar men zelfstandig kleinschalige landbouw en nijverheid beoefende. Veenhuizen en Ommerschans daarentegen waren koloniën, waar bedelaars onvrijwillig in werden opgenomen en dwangarbeid moesten verrichten. In 1859 nam de staat het beheer van de dwangkolonies over van de Maatschappij van Weldadigheid. |
|
omdat hun lakenfabriek naar Gent was verhuisd: sedert de tweede helft van de achttiende eeuw waren de fabrieken in Gent en Brussel een geduchte concurrent voor de weinig florissante textielnijverheid in Haarlem. Dankzij het beleid van Koning Willem 1 via de door hem in 1824 opgerichte Nederlandse Handelmaatschappij werd de Vlaamse voorsprong nog groter: vooral Gent profiteerde van de |
| |
| |
|
door de vereniging van Noord- en Zuid-Nederland toegankelijk geworden exportmarkt in Indië. |
|
er was werk... Zederik: in 1825 ging het riviertje de Zederik tussen Ameide en Meerkerk op in een nieuw gegraven kanaal, dat deel ging uitmaken van de Keulse vaart. De wet tot het graven van deze Keulse vaart werd in 1821 aangenomen. Het kanaal moest Amsterdam via Utrecht verbinden met de Lek bij Vreeswijk, zoveel mogelijk via de bestaande waterwegen. In het verlengde lag het Zederikkanaal tussen de Lek bij Vianen en de Boven-Merwede bij Gorinchem. In 1825 was het project voltooid. Rond 1890 ging het kanaal op in het Merwedekanaal. |
55 |
O moeder die zeeman: het lied (dat met kleine tekstuele variaties is opgetekend) luidt: ‘O moeder, die zeeman / Die zeeman doet me de doodsteek aan / O moeder, die zeeman / Die zeeman heeft het gedaan’ (Meertens Instituut opn ogl 41509). |
|
het zeedijkje van de Wieringerwaard: de sedert 1610 ingepolderde Wieringerwaard grensde aan de oostzijde aan de Zuiderzee. In februari 1825 waren er in dit gebied grote overstromingen. |
57 |
omdat er tegen de Walen gevochten moest worden: omdat namelijk de Belgische Opstand (1830) was uitgebroken. Het krijgslustig elan waarmee Noord-Nederland ten strijde trok was bijzonder groot: vrijwilligers (onder meer uit de studentenkorpsen) stroomden toe. De vele redevoeringen en gedichten (de zogenaamde citadelpoëzie) getuigden van het enthousiasme om de nationale eer hoog te houden. |
58 |
want die is... tot God terug: een verwijzing naar Romeinen 11:36: ‘want uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn alle dingen’, het Bijbelwoord dat de kern vormde van Stoffel Mullers theologische denkbeelden. |
|
geloofden... gemeen: ‘En allen, die geloofden, waren bijeen en hadden alle dingen gemeen’ (Handelingen 2:44); ‘En de menigte van degenen, die geloofden was één hart en ééne ziel; en niemand zeide, dat iets van hetgeen hij had zijn eigen was, maar alle dingen waren hun ge- |
| |
| |
|
meen’ (Handelingen 4:32). Deze Bijbelteksten lagen ten grondslag aan de gemeenschappelijkheid van bezit die de Nieuwlichters predikten en werden aangehaald in het oprichtingsstatuut van 1823. |
|
de aak: dat hier plotseling sprake is van een niet eerder genoemde aak heeft een historische achtergrond: in 1816, toen Muller in Waddinxveen leefde met zijn aanhang, reisde hij naar Amsterdam (waar hij toen in contact kwam met Maria Leer) om een aak te kopen. Het was de bedoeling deze te slopen teneinde het hout te verhandelen. De aak heeft echter vooral als behuizing voor de broederschap gediend. Nadat de broeders zich in 1829 in Zwijndrecht hadden gevestigd, werd een tweede Rijnschip gekocht, dat als woonruimte werd ingericht. Het is duidelijk dat Van Schendel vrij omspringt met de tijdstippen en locaties van de vele gebeurtenissen die hij ontleent aan de geschiedenis van de broederschap. |
59 |
In de Warmoesstraat... gehouden werd: in haar gedenkschriften beschrijft Maria Leer een verstoorde oefening in de Warmoesstraat (Oversteegen 1965, p. 52). In de roman echter gaat het om een oefening van een aan de ideeën der broederschap vijandig gezelschap met kennelijk orthodoxere opvattingen. |
|
Dat neemt op de zaterdag... broederliefde: de Zwijndrechtse Nieuwlichters hadden een pacifistische overtuiging en weigerden dienst te nemen. Toen de Belgische Opstand uitbrak werden deze dienstweigeraars met grotere ijver vervolgd dan voorheen. |
|
het wachthuis: het politiebureau. |
60 |
de vrienden, die in Waddinxveen hadden gewoond... naar Polsbroek te gaan: de verhuizing naar Polsbroekerdam vond in werkelijkheid plaats omstreeks 1818. |
61 |
daar wilden zij... venten gaan: in Polsbroekerdam had een geestverwant zijn woning ter beschikking gesteld; in een gehuurde schuur begon men daar met de fabricage van zwavelstokken, die men verkocht in Oudewater, Gouda of Rotterdam. |
| |
| |
|
dat hij door het zwaard zou vergaan: een verwijzing naar Mattheüs 26:52: ‘want allen, die het zwaard nemen, zullen door het zwaard vergaan’. |
|
Als de een kwaad doet... doen: zinspeling op Romeinen 12:17: ‘Vergeldt niemand kwaad voor kwaad’. |
62 |
Hedel: Hedel ligt aan de Maas, tegenover 's-Hertogenbosch. |
63 |
In Maas en Waal... Nijmegen: in bepaalde katholieke delen van Nederland weigerden jongemannen dienst te nemen om tegen hun Belgische geloofsgenoten te strijden. Zij werden door het leger opgepakt. Van Schendel noteert in zijn aantekenboekje ‘woelingen’ in Eindhoven en Helmond en ‘oproer’ in Maas en Waal, waaraan hij toevoegt: ‘Katholieke boeren, onderdrukt door de jagers van [V]an Dam’. De Brabantse dichter E.J. van Dam van Isselt (1796-1860) verwierf zich roem als aanvoerder van een vrijwilligerskorps, de zogenaamde ‘Jagers van Van Dam’. In het Land van Maas en Waal werden schutters die weigerden de wapens op te nemen door deze jagers met niet altijd zachtzinnige middelen - boerderijen werden in brand gestoken, voedsel werd ingevorderd - op andere gedachten gebracht. In de slag bij Leuven tijdens de Tiendaagse Veldtocht streed zijn korps in de voorhoede. |
|
farizeeèn: huichelaars. |
64 |
gemene zaak had gemaakt: onder één hoedje speelde. |
|
lotelingen: in 1811 was in Nederland de algemene militaire dienstplicht ingevoerd, destijds ‘conscriptie’ geheten. Elke man van twintig jaar of ouder moest zich inschrijven. Door middel van loting werd bepaald wie in dienst moest treden. Tot 1898 kon een dergelijke ‘loteling’, als hij zich dat financieel kon veroorloven, een remplaçant huren. Daarna gold de persoonlijke dienstplicht. |
|
gemene dienstweigeraars: doodgewone dienstweigeraars. |
|
het zesde gebod: ‘Gij zult niet doodslaan’ (Deuteronomium 5:7). |
65 |
naar Dordrecht: Gorinchem lag en ligt in het juridisch arrondissement Dordrecht. |
| |
| |
66 |
van zeven keer zeven keer: Zinspeling op Mattheüs 18:21-22: ‘Toen kwam Petrus tot Hem, en zeide: Heere! Hoe menigmaal zal mijn broeder tegen mij zondigen, en ik hem vergeven? Tot zeven maal? Jezus zeide tot hem: Ik zeg u niet tot zevenmaal, maar tot zeventigmaal zevenmaal’. |
|
een poldergast: een dijkwerker. |
67 |
knappe kleren: kleren om mee voor de dag te komen. |
68 |
gemeenschap in het goed: gemeenschappelijk bezit. |
|
stobben: boomstronken. |
69 |
Wubbink had geschreven... advocaat kende: er zijn gevallen beschreven waarin de overheid inderdaad enige clementie betracht heeft door vervangende dienstplicht in plaats van gevangenisstraf op te leggen. Toen in 1830 een van drie jongens die bij de loting verstek hadden laten gaan, overleed in een militair detentiehuis, hebben Stoffel en Maria via de Leidse hoogleraar en rechtsgeleerde Hendrik Willem Tydeman (1778-1863) zich met succes tot koning Willem i gericht. De dienstweigeraars mochten in hospitalen vervangende arbeid verrichten. |
70 |
dat het leger... had: van 2 tot en met 12 augustus 1831 vond de Tiendaagse Veldtocht plaats, waarin het Nederlandse leger tegen de Belgische opstandelingen oprukte. |
|
ik wil... wat des konings is: zinspeling op onder meer Markus 12:17: ‘Geef dan den keizer dat des keizers is, en Gode, dat Godes is’. |
|
een halfel: de helft van een el, dus de helft van ongeveer 69 centimeter. |
|
verrel: een vierde deel (van een el). |
71 |
het volkslied: toen nog het ‘Wien Neêrlands bloed’ van Tollens. |
72 |
Hij maakte hun bekend... naar recht te dragen: hier treft men de weerklank aan van een historisch incident: in 1820 werden Stoffel Muller en Maria Leer gearresteerd in Dordrecht, waar de Nieuwlichters publieke relletjes veroorzaakten; zij werden tot een jaar gevangenisstraf veroordeeld. Muller moet de officier van justitie toegevoegd hebben: ‘dan zeg ik dat je je zwaard verkeerd draagt’. |
| |
| |
73 |
het huis voor krankzinnige vrouwen: het Stads Krankzinnig- en Verbeterhuis te Dordrecht. Dàt Gees in een inrichting wordt opgesloten, is waarschijnlijk ook weer een echo van een gebeurtenis uit de geschiedenis van de broederschap. In 1817 werd Maria Leers in een winkel te Puttershoek door twee dienders aangehouden, omdat ze geen identiteitspapieren kon tonen. Ze werd in Dordrecht ondervraagd en zou vervolgens naar Amsterdam gebracht worden. Onderweg, in Haarlem, kreeg ze op het politiebureau een zenuwtoeval. Ze is toen een maand lang in een hospitaal gedetineerd geweest, waarna ze werd vrijgelaten. |
74 |
de beurtschuit: een schip dat op gezette tijden een vastgestelde route vaart. |
|
een water- en vuurkelder: een water- en vuurstokerij was een winkel waar men heet water kon kopen (voor de was) en brandstoffen, zoals aanmaakhout. |
|
de Amsterdamse trekvaart: de Amsterdamse trekvaart, in 1634 gereedgekomen, verbindt Amsterdam en Haarlem. |
75 |
In de nawinter... stad: in de eerste helft van de negentiende eeuw kwamen regelmatig hongeroproeren voor. |
|
cholera was in Amsterdam: de Aziatische cholera (‘Aziatische braakloop’), een zeer besmettelijke darmziekte, bereikte in 1832 voor het eerst de grenzen van Nederland via Rusland, Polen en Duitsland. |
76 |
ziekenvaar: hoofdverpleger op een ziekenzaal. |
|
dat de vrijwilligers... trots op hen was: aan de Tiendaagse Veldtocht werd een aantal nieuwe medailles verbonden: de zogenaamde Citadelmedaille, de Medaille van de Commissie van Erkentenis, medailles voor de studentenkorpsen (de Erepenning der Utrechtsche Jagers-studenten, de Erepenning der Groninger en Franeker Flankeurs, de Erepenning der Leidsche Jagers) en, bij Koninklijk Besluit van 12 september 1831, het Metalen Kruis. Het brons daarvan werd gehaald uit twee in de slag bij Hasselt veroverde kanonnen. Eenzelfde kruis werd uitgereikt aan de vrijwilligers, met op de bovenarm in reliëf het |
| |
| |
|
woord ‘vrijwillig’ en een groen-oranje in plaats van een blauw-oranje lint. |
79 |
een ongewone drukte: in 1834 vond de Afscheiding plaats, een kerkelijke beweging waaruit zelfstandige gereformeerde kerken, naast de Nederlands Hervormde Kerk, zijn voortgekomen. In het begin van de negentiende eeuw groeide binnen de toenmalige Nederduits Gereformeerde Kerk onvrede met bepaalde stromingen die een vrijere interpretatie van de Bijbel voorstonden. Toen Willem i op 7 januari 1816 een kerkorde deed ingaan, het Algemeen Reglement voor het bestuur der Nederlandsche Hervormde kerk, bij welke gelegenheid de kerk haar nieuwe officiële naam verwierf, stuitte deze staatsbemoeienis eveneens op tegenstand. Het protest kwam tot uitbarsting in 1834. De Afscheidingsbeweging ontstond in Ulrum, waar dominee Hendrik de Cocq scherpe kritiek uitoefende op de verwatering van de Bijbelse leer en collega's openlijk beschimpte. Toen het kerkbestuur hem daarom schorste, trad hij uit de kerk. Veel groeperingen volgden hem. De overheid wenste dat zij erkenning als afzonderlijke kerkgenootschappen zouden aanvragen, maar aanvankelijk wilden de afgescheidenen dit niet: zij vormden immers de ware kerk. Om tegen hen op te treden beriep de overheid zich op een oude wet die bepaalde dat voor samenkomsten van meer dan twintig personen toestemming gevraagd moest worden. Deze werd vaak geweigerd, met als gevolg dat een aantal leiders in de gevangenis werd gezet. |
|
baälsdienaars: dienaars van de duivel. |
|
valse profeten: zinspeling op (onder meer) 1 Petrus 2:1: ‘En er zijn ook valsche profeten onder het volk geweest, gelijk ook onder u valsche leeraars zijn zullen, die verderfelijke ketterijen bedektelijk invoeren zullen [...]’. |
|
mij verbiedt hij de gezangen: op 1 januari 1807 was een liedboek in gebruik genomen, dat naast de psalmen de officiële liederenschat van de kerk zou vertegenwoordigen: Evangelische gezangen om nevens het boek der Psalmen bij den Openba- |
| |
| |
|
ren Godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Gemeenten gebruikt te worden op uitdrukkelijken last van alle de synoden der voornoemde gemeenten (Amsterdam 1806). Dat de afgescheidenen het niet eens waren met de teneur van deze gezangen blijkt uit een werkje van Hendrik de Cocq uit 1835: De zoogenaamde Evangelische gezangen niet Gods woord. |
|
Zwijndrecht: de Zwijndrechtse Nieuwlichters hadden zich in 1829 in Zwijndrecht gevestigd, waar zij onderdak vonden op de voormalige scheepstimmerwerf Welgelegen. De broederschap telde toen ongeveer vijftig leden. |
80 |
dat er twee... huwelijk te mogen sluiten: huwelijken werden zonder kerkelijke of burgerlijke bekrachtiging binnen de broederschap gesloten. Wel moesten de betrokkenen vierentwintig jaar zijn en toestemming krijgen van de leiders der gemeenschap. |
|
de inzettingen: zie de aantekening bij p. 40. |
|
Daar hadden zij... een fabriek van Zeeuwse chocolade ingericht: toen de broeders in Zwijndrecht verbleven, voegden enkele welgestelde burgers zich bij hen: bakker Ketel, schoenmaker Heystek en Philip Mets. Deze laatste bezat in Vlissingen een chocoladefabriek en bracht een kapitaal van drieduizend gulden in. Toen hij met een groot gezin naar Zwijndrecht verhuisde, verplaatste hij zijn fabriek naar een schuur bij een voor zijn bewoning aangekocht buitenhuis. Het personage Seebel kan men als een ‘verdichting’ van de bakker en de chocoladefabrikant beschouwen. De chocolade werd met drie kleine schuitjes in de omgeving verkocht. Zie ook de aantekening bij p. 90. Behalve een bakkerij en een schoenmakerij, kwam er een boerderij, waar men groente en zuivel voor eigen gebruik produceerde. |
|
het Nieuw Verbond: met het offer van Christus ontstond het Nieuw Verbond tussen God en mens, zoals aangekondigd in Jeremia 31:1 en Hebreën 8:2. |
81 |
op de komende dag: de dag die zou komen. |
83 |
wanneer zij... gaan: wanneer zij in ondertrouw zouden gaan. |
84 |
de gezette dag: de afgesproken dag. |
| |
| |
86 |
Kuindert: het voormalig havenplaatsje Kuinre nabij Steenwijk, dat door de aanleg van de Noordoostpolder landinwaarts is komen te liggen. |
|
de zwaarden: schilden van zware planken, beweegbaar bevestigd aan de zij- of onderkant van een zeilboot, om het afdrijven te voorkomen. |
87 |
Sint-Jan: de gedenkdag van Johannes de Doper, namelijk 24 juni. |
|
De rechter vroeg... niet aangegeven had: sedert de oprichting van de burgerlijke stand door Napoleon in 1811 was de aangifte van een geboorte verplicht. Indien er geen wettige vader voorhanden was om de aangifte te doen, moest deze verricht worden door ófwel de vroedvrouw die bij de geboorte had geholpen, ófwel de eigenaar van het huis waar de geboorte had plaatsgevonden. In de geschiedenis van de Zwijndrechtse Nieuwlichters is een vergelijkbare situatie opgetekend. Toen Maria Leer in 1819 beviel van een dochter, besloten zij en Muller het kind niet aan te geven. Muller werd veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf en een boete, maar verwierf toch vrijspraak omdat volgens zijn zeggen de vroedvrouw niet op de hoogte was geweest van de regels. Dat de broederschap zo gekant was tegen het doen van aangifte, kwam ook voort uit hun pacifisme: een niet-geregistreerd kind ondiep later de conscriptie. |
90 |
met het wapen van Zeeland: Zeeland was tot in de negentiende eeuw een centrum van chocoladeproductie (van de zevenentwintig Nederlandse fabrieken stonden er zestien in deze provincie) en Zeeuwse chocolade had een goede naam. De pakjes waren inderdaad gewikkeld in oud-Hollands (dat wil zeggen: met de hand geschept) papier, met het Zeeuwse wapen erop gedrukt en in rood voorzien van enkele of dubbele kapitale A's (die een kwaliteitsaanduiding gaven). |
|
lezen: selecteren. |
|
En dit... verschil: de historische broederschap groeide en veel arme mensen traden toe. Degenen die veel geld hadden |
| |
| |
|
ingebracht, morden over het beginsel van gemeenschappelijk bezit. Zij waren van mening dat dit slechts kon gelden voor de gemaakte winst. In 1832 werd, tegen de zin van Muller en Leer, een contract opgesteld dat erin voorzag dat bij uittreding het ingelegde geld geheel of in evenredigheid uitbetaald zou worden. |
91 |
weer 's zondags naar Dordrecht voor de mis voer: 's zondags weer per boot naar Dordrecht ging om de mis bij te wonen. |
93 |
een predikant van de gereformeerden: een dominee van een van de afgescheiden gemeenten. |
94 |
moeiten en schimp: overlast en beschimping. |
95 |
veerschouw: platte boot die door middel van een lijn steeds van de ene oever naar de andere wordt getrokken. |
|
de mannen die zich wilden afscheiden: de mannen die naar Amerika wilden emigreren. |
96 |
Ananias: een van de leden van de eerste christengemeente van Jeruzalem; hij verkoopt een akker en brengt slechts een deel van de opbrengst naar de apostelen, terwijl hij voorgeeft alles te brengen. Als straf vallen hij en zijn vrouw dood neer. Zie Handelingen 5: 1-10. |
97 |
dat het zwaard droeg voor de onrechtvaardigen: zie de aantekening bij p. 61. |
99 |
daar... in een hofje ingekocht: Maria Leers sleet haar laatste levensjaren in een hofje in Leiden. |
|
In heel het land... rooms was: de tijdens de Bataafse Republiek in 1796 afgekondigde scheiding van kerk en staat had in principe de weg vrijgemaakt voor een gelijkwaardige positie van alle kerken, inclusief de rooms-katholieke. In 1827 sloot Willem i een overeenkomst met Paus Leo xii, die voorzag in de stichting van twee bisdommen. Vanwege de Belgische Opstand kwam er van de uitvoering van dit concordaat niets terecht. Vanaf 1840 circuleerden er berichten dat de pas aangetreden Willem ii, die men een pro-katholieke gezindheid toeschreef, in onderhandeling was over een nieuw concordaat met Rome. Die geruchten leidden in de eerste helft van de jaren veertig - de periode in de fictieve chronologie binnen de roman |
| |
| |
|
die op p. 526 aan de orde is - tot zeer felle antikatholieke agitatie. Toen in 1853 het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie een feit werd, was dit wederom het geval: de in de zogenaamde Aprilbeweging verenigde protestanten verzetten zich krachtig tegen deze restitutie. |
101 |
de beurtman: de schipper op de beurtschuit. |
105 |
die de wonderen... en wetenschap had: die van oordeel zijn dat de Bijbel niet letterlijk hoeft te worden genomen, maar als didactisch-allegorische of mythische tekst moet worden geïnterpreteerd, een opvatting die men aantreft binnen de modernistische richting in de negentiende-eeuwse theologie. |
106 |
Ga ten huize... uws tegenspoeds: ‘Verlaat uwen vriend noch den vriend uws vaders niet; en ga ten huize uws broeders niet op den dag van uwen tegenspoed. Beter is een gebuur die nabij is, dan een broeder, die verre is’ (Spreuken 27:10). |
|
Ik zal wel schipperen op mijn manier: ik richt mijn leven wel op mijn eigen manier in. |
|
de Javaanse oorlog: de Javaanse oorlog woedde van 1825 tot 1830. De aanleiding was het feit dat de Javaanse prins Diponegero zich door de Nederlandse bestuurders onheus bejegend voelde; de diepere oorzaak lag in de onvrede met het Nederlandse bewind. De oorlog was een felle strijd, waarbij Midden-Java grotendeels werd verwoest en aan Nederlandse zijde 15000 soldaten vielen, terwijl het aantal slachtoffers aan inheemse zijde op 200 000 wordt geschat. |
|
de schutterij: plaatselijk korps van militair geschoolde burgers die in tijd van nood hun stad moesten verdedigen en verder belast waren met de wacht en de bewaking van de orde. Van 1815 tot 1901 maakte de schutterij deel uit van de militaire organisatie en bestond uit alle mannelijke ingezetenen van vijfentwintig tot vijfendertig jaar die niet door de wet waren vrijgesteld. |
107 |
wening en knersing der tanden: de Bijbelse aanduiding van de hel: ‘En de kinderen des koninkrijks zullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis: aldaar zal weening |
| |
| |
|
zijn en knersing der tanden’ (Mattheüs 8:12); zie ook bijvoorbeeld Mattheüs 13:41-42 of Lucas 13:28. |
109 |
de lijn: de lijn waarmee de schuit (door Maarten, lopend op het jaagpad), wordt voortgetrokken. |
110 |
hoe Jezus... liep: toen het schip van de discipelen door storm in nood verkeerde, kwam Jezus, wandelend op zee, hen uit de nood redden. Zij denken bevreesd een spook te zien. Petrus zegt dan: ‘Heere! Indien Gij het zijt, zoo gebied mij tot U te komen op het water. En Hij zeide: Kom. En Petrus klom neder van het schip en wandelde op het water, om tot Jezus te komen. Maar ziende de sterken wind, werd hij bevreesd, en als hij begon neder te zinken, riep hij, zeggende: Heere, behoud mij! En Jezus terstond de hand uitstekende, greep hem aan, en zeide tot hem: Gij kleingeloovige! Waarom hebt gij gewankeld?’. Zie Mattheüs 14:22-33; 28-31 zijn geciteerd. |
|
de wonderlijke verhalen... Salomo: Saul, David en Salomo waren respectievelijk de eerste, tweede en derde koning van Israël. Hun lotgevallen zijn te boek gesteld in i Samuel, ii Samuel, i Koningen, ii Koningen, i Kronieken en ii Kronieken. |
111 |
de koningin van Scheba... God: de koningin van Scheba bezocht de wijze koning Salomo om hem ‘met raadselen te verzoeken’; zij arriveert in Jeruzalem ‘met kemelen, dragende specerijen, en zeer veel gouds, en kostelijk gesteente’. Zij raakt overtuigd van de wijsheid en goedheid van Salomo en schenkt hem ‘honderd en twintig talenten gouds en zeer veel specerijen, en kostelijk gesteente’. Zie: 1 Koningen 10:1-13; 1, 2 en 10 zijn geciteerd. |
|
te doen had: haar (huishoudelijke) bezigheden had. |
|
die dagen om Sint-Jan: zie de aantekening bij p. 87. |
112 |
die op de lei moesten kopen: die op de pof moesten kopen. |
|
het bruin papier met kaarsvet: vet op de borst werd geacht te helpen tegen verkoudheid, griep of infectie aan de luchtwegen. |
113 |
bij ontlating van het weer: bij het invallen van de dooi. |
|
versterf: erfenis. |
| |
| |
115 |
wij mogen... breken: wij mogen het gebod om op zondag niet te werken verbreken. |
116 |
Job had ongelijk... vroeg: wanneer de rijke Job al zijn bezittingen verliest en ziek wordt, vervloekt hij de dag van zijn geboorte en roept God ter verantwoording voor het lijden dat hem is overkomen (in het bijzonder: Job: 7). |
119 |
aan de Rijnkade: aan de Rijnkade in Arnhem. |
|
dat de steenvaart... zijn: dat het gauw afgelopen zou zijn met de steenvaart: aan de Rijn nabij Wageningen lagen veel steenbakkerijen, waarmee het door de economische malaise in de eerste helft van de negentiende eeuw bergafwaarts ging. |
|
wit brood: wit brood eten was een teken van welstand. |
120 |
de ziekte in het aardappelloof: het gaat hier om de gevreesde aardappelziekte, veroorzaakt door een schimmel, de Pytophtora injectans. Deze schimmel wordt het eerst zichtbaar doordat op het loof bruine vlekken verschijnen, omringd door een donzige rand van zwamdraden. Als bij regen de sporen in de grond verdwijnen, tasten zij de knol aan, die dan snel rot en voor consumptie onbruikbaar wordt. De ziekte manifesteerde zich in 1845 (en de jaren erna) in West-Europa en deed toen de gehele oogst mislukken, met dramatische gevolgen voor de onderste lagen der bevolking, voor wie de aardappel het voornaamste voedsel was. In Nederland werden vooral Friesland en de Bommelerwaard zwaar getroffen. |
|
Van Amsterdam... beroering vreesde: in 1845 en 1847 braken op veel plaatsen in Nederland inderdaad hongeroproeren uit, die door militair ingrijpen werden onderdrukt. Het was in de negentiende eeuw gebruikelijk dat het leger werd ingezet bij (gevreesde) verstoring van de openbare orde. |
121 |
op het kanaal: het kanaal van Zederik. Zie de aantekening bij p. 54. |
122 |
de houtvlotters: werklieden die van gekapt hout vlotten maken en deze stroomafwaarts varen om als brandstof in de steden gebruikt te worden. |
| |
| |
123 |
de goede tijding... vermoeide ziel: ‘Eene goede tijding uit verre lande is als koud water op eene vermoeide ziel’ (Spreuken 25:25). |
126 |
nare gezichten: akelige droombeelden. |
|
malde: de draak stak. |
132 |
al is er in het geloof... veranderd: van Maria van Leer wordt vermeld dat zij zich op latere leeftijd verdiept heeft in de modernistische theologie. Zie de aantekening bij p. 105. |
133 |
dit aardse huis waar wij in wonen: ons lichaam. |
|
je brand met de winterdag: de brandstof die je in de winter nodig zult hebben. |
|
Uit Hem, door Hem en tot Hem zijn alle dingen: zie de aantekening bij p. 58. |
135 |
moeiten: zorgen. |
137 |
de killen: de waterdiepten tussen twee zandbanken. |
|
Sinte-Maarten... hout: een variant op het Sint-Maartenslied ‘Sinte-Maarten, [het] is zoo koud, / geef m'een turfjen of een hout’ (Meertens Instituut, Horae Belgica nv 1856). |
139 |
keulenaars: zeer lange schepen met weinig diepgang, bestemd voor de vaart op de Rijn. |
|
Rijswijk: een dorp nabij Buren in Gelderland. |
|
Munnikenland: poldergebied tussen de Afgedamde Bergsche Maas en de Waal, in het westen van de Bommelerwaard. |
140 |
die eigen middag: diezelfde middag. |
|
Het Huis: het Huis te Brakel. Zie de aantekening bij p. 23. |
|
Poederooy: Poederoyen. Zie de aantekening bij p. 24. |
|
de pekkransen: van brandbare stof gemaakte kransen die met pek en hars bestreken zijn, gebruikt om 's nachts het werk bij te lichten. |
141 |
het slot: het slot Loevenstein. |
|
Zuilichem: een dorp ongeveer tien kilometer ten westen van Zaltbommel. |
|
Gameren: een dorp ongeveer vijf kilometer ten westen van Zaltbommel. |
|
Nieuwaal: een dorp ongeveer zeven kilometer ten westen van Zaltbommel. |
| |
| |
144 |
Driel: een dorp aan de zuidelijke Rijnoever, ongeveer negen kilometer ten zuidwesten van Arnhem. |
|
hetgeen verteld werd over de koning... ramp: in februari 1861 bracht koning Willem iii een bezoek aan het door de hevige watersnood getroffen Tiel. |
145 |
Leeuwen: Boven- en Beneden-Leeuwen, ongeveer twintig kilometer van Rhenen. |
|
dat hij dacht of: dat hij betwijfelde of. |
|
geëvend: gelijkmatig. |
147 |
de eerste veerboten... schepraderen: bij de eerste stoomschepen dreef de machine een of twee schepraderen aan. |
148 |
leraars: dominees. |
149 |
alles... vrouwen: Maria van Leer was de mening toegedaan dat ook de vrouwen binnen de broederschap gemeenschappelijk bezit zouden moeten zijn. Haar mening vond onder de geloofsgenoten geen ingang. |
|
gingen: op straat liepen. |
150 |
tien mud: tien hectoliter. |
151 |
de trek: de neiging. |
| |
Een Hollands drama
159 |
wel: goed. |
|
gezichten: visioenen. |
|
gemaand aan: vermanend herinnerd aan. |
160 |
eerlijk: fatsoenlijk. |
|
Men verlangde het goede... vol van het kwaad: zinspeling op Paulus' ‘Brief aan de Romeinen,’ met name Romeinen 7:19. Deze keert terug op p. 195 en 290. Vanwege het belang van deze Bijbelplaats voor de roman citeren we hier ruim: |
|
14. Want wij weten dat de wet geestelijk is; maar ik ben vleeschelijk verkocht onder de zonde. |
|
15. Want hetgeen ik doe, dat ken ik niet; want hetgeen ik wil, dat doe ik niet; maar hetgeen ik haat, dat doe ik. |
| |
| |
|
16. En indien ik hetgeen doe, dat ik niet wil, zoo stem ik de wet toe, dat zij goed is. |
|
17. Ik dan doe datzelve nu niet meer, maar de zonde, die in mij woont. |
|
18. Want ik weet dat in mij, dat is, in mijn vleesch, geen goed woont; want het willen dat is wel bij mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet. |
|
19. Want het goede, dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, doe ik. |
|
20. Indien ik hetgeen doe, dat ik niet wil, zoo doe ik nu hetzelve niet meer, maar de zonde, die in mij woont. |
|
21. Zoo vind ik dan deze wet in mij, als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bijligt. |
|
22. Want ik heb een vermaak in de wet Gods naar den inwendigen mensch. |
|
23 Maar ik zie eene andere wet in mijne leden, welke strijdt tegen de wet mijns gemoeds, en mij gevangen neemt onder de wet der zonde, die in mijne leden is. |
|
koffiehuis: bierhuis, café met bedenkelijke reputatie. In Nederland stonden de koffiehuizen in de negentiende eeuw vaak laag in aanzien; er werd veel gedronken en gegokt. |
161 |
voor de torenklok negen sloeg: om negen uur 's avonds luiden de Damiaatjes, klokken in de toren van de Sint-Bavo, gedurende een halfuur. Ze luiden ter herdenking van de verovering van de Egyptische stad Damiate tijdens een van de kruistochten in de dertiende eeuw, een krijgsverrichting waaraan een schip met Haarlemmers een belangrijk aandeel gehad zou hebben. |
163 |
penant: smal tafeltje of kastje dat bijvoorbeeld tussen twee ramen is geplaatst. |
|
Maar zo was het ook uitgekomen: maar zo - namelijk dat Gerbrands vader was verdronken - bleek het ook te zijn gegaan. |
164 |
bij de notaris: in de negentiende eeuw was het gebruikelijk dat particulieren en/of bedrijven hun kapitaal in bewaring gaven bij een notaris. |
|
zo recht als een boom: door en door fatsoenlijk. |
| |
| |
165 |
nachtwacht: beambte die was aangesteld om 's nachts de ronde te doen door de stad. |
|
bedankt had: onder dankzegging had weggestuurd. |
|
de meester halen: de vroedmeester halen. |
|
Twee kwartjes: ter vergelijking: rond 1880 verdiende een geschoold bouwvakker anderhalve gulden per dag. Vijftig cent per week is dus niet zo veel. |
166 |
de katoenfabriek: na de onafhankelijkheid van België deed koning Willem i veel moeite om de textielindustrie in de verpauperde steden Haarlem en Leiden nieuw leven in te blazen door succesvolle buitenlandse (Belgische) fabriekseigenaren over te halen zich in die plaatsen of in Twente te vestigen. Haarlem verwierf zo drie katoenfabrieken: die van de Engelsman Thomas Wilson, de Phoenix (aanvankelijk in handen van de Belgische Poelman fils en Vervaecke) en de fabriek van de Belgische industrieel Prévinaire, respectievelijk in 1832, 1835 en 1834 in bedrijf genomen en weer gesloten in respectievelijk 1872, 1886 en 1922. |
|
Damiaatjes: zie de aantekening bij p. 161. |
|
het paardenspel in Amsterdam: voorstelling in een circustent waar paarden kunsten verrichtten. |
|
bloheid: schuchterheid. |
|
Hij strooide zand op de inkt: namelijk om door het zand de inkt te doen drogen. |
167 |
een witte regel: een richel ijs in de goot. |
|
mevrouw: benaming voor een gehuwde vrouw uit de enigszins deftige burgerstand, ter onderscheiding van de aanspreking ‘juffrouw’ voor getrouwde vrouwen uit een lager burgermilieu. Zie ook de aantekeningen bij p. 38, p. 212 en p. 307. |
|
het getuigen: vóór 1934 waren er voor een geboorteaangifte twee getuigen nodig. |
168 |
sleper: iemand die vrachten vervoert, oorspronkelijk met de slede, later ook per paard en wagen. |
169 |
wissels: waardepapieren in het handelsverkeer, veelal gebruikt als kredietmiddel. Door ondertekening van een |
| |
| |
|
wisselbrief kreeg de betrokkene krediet voor een in de wissel genoemd bedrag. De wissel vermeldde een uiterste datum (vervaldag) waarop de betrokkene het bedrag in kwestie diende te betalen. |
170 |
wat uit uw lippen... doen: ‘Wat uit uwe lippen gaat, zult gij houden en doen; gelijk als gij den Heeren uwen God, een vrijwillig offer beloofd hebt, dat gij met uwen mond gesproken hebt’ (Deuteronomium 23:23). |
|
het koffiehuis: zie de aantekening bij p. 160. |
171 |
gemene schijnheilige: niets anders dan een schijnheilige. |
|
danshuis: uitgaansgelegenheid met een bedenkelijke reputatie, zoals ook het café chantant en de tingeltangel die hadden. |
172 |
Spa: kuuroord in de Ardennen sinds de zestiende eeuw, toen Henry iv van Frankrijk bij de ijzer- en koolzuurhoudende bronnen al verlichting kwam zoeken. In 1764 werd de eerste badinrichting gebouwd. Vanaf dat moment ontstond een entourage van hotels, speelhuizen, concerten, circuit van wandelpaden en andere vormen van mondain vermaak, die Spa haar reputatie bezorgden ‘gevaarlijk’ te zijn. ‘Spa’ is sindsdien een soortnaam voor kuuroorden geworden. |
|
de laatste plicht te vervullen: de begrafenis (en andere zaken in verband met het overlijden) te regelen. |
173 |
nachthemd: ook mannen droegen in de negentiende eeuw een nachthemd als slaapkledij. |
|
de kleine stand: de kleine middenstand. Zie de aantekening bij p. 167. |
|
penningen: spaarpenningen. |
174 |
Laten wij... werpen: parafrase van Johannes 8:7: ‘Die van ulieden zonder zonde is, werpe eerst den steen op haar’ (namelijk de overspelige vrouw). |
|
overtreding: zonde. |
|
zoals geschreven is: zoals in de wet staat. Bij het gerecht zal Weerendonk denkelijk te horen hebben gekregen dat (de voogd van) een minderjarige erfgenaam de erfenis die zijn vader hem heeft nagelaten, niet zuiver hoeft te |
| |
| |
|
aanvaarden, maar deze beneficiair (dat wil zeggen onder voorrecht van boedelbeschrijving) moet aanvaarden en dus kan verwerpen. Werendonk is dus juridisch niet verplicht namens Floris de schuld van diens vader te delgen. Dat hij zich daartoe toch verplicht voelt, betekent dat hij die delging als een morele plicht ervaart. |
175 |
een halve ton gouds: een bedrag van 50 000 gulden, hetgeen destijds een enorme waarde vertegenwoordigde. Ter vergelijking: een gemiddeld huis kostte rond 1875 fl. 5 000,-. |
|
het gebod: namelijk het achtste gebod: ‘Gij zult niet stelen’ (Exodus 20:15). |
|
halve duit: éénachtste stuiver, dus een zeer gering bedrag. |
176 |
zeefwerk: het zeven van (bijvoorbeeld) het meel. |
177 |
overgelegd: gespaard. |
178 |
straf: streng. |
179 |
het gebod van de rust: namelijk het vierde gebod: ‘Gedenkt den sabbatdag, dat gij dien heiligt. Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; Maar de zevende dag is de sabbat des Heeren uws Gods; dan zult gij geen werk doen [...]’ (Exodus 8-10). |
180 |
lossers: aflossers. |
|
de nooddruftige... behoudt: Ezechiël 18:12 beschrijft het gedrag van de goddeloze: wie ‘[v]erdrukt den ellendige en den nooddruftige, rooft veel roof, geeft het pand niet weder, en heft zijne oogen op tot de drekgoden, doet gruwel’; in Ezechiël 18:7 en 16 wordt het gedrag van de rechtvaardige beschreven die ‘niemand verdrukt, het pand niet behoudt, en geenen roof rooft, zijn brood den hongerige geeft, en den naakte met kleeding bedekt’. |
181 |
wanneer er van de profeten werd verteld: verwijzing naar de boeken der profeten in het Oude Testament. |
182 |
met aanhaling... Prediker: waarbij hij fragmenten uit de boeken Spreuken en Prediker aanhaalde. |
|
beschikken: regelen. |
|
onder de geboden stond: in ondertrouw was. |
183 |
de dot: de speen, vaak een lapje gedrenkt in suikerwater of brandewijn. |
| |
| |
|
ried tot het tandvlees te snijden: adviseerde om het tandvlees in te snijden. |
185 |
de hond van de melkboer: de trekhond van de kar van de melkboer. |
187 |
het wed: de drenkplaats voor paarden. |
|
erg: kwaad. |
189 |
zwak gezicht: slecht gezichtsvermogen. |
190 |
Het gestolene: Aan het gestolene. |
|
jongeherenschool: lagere school voor de betere standen, waar bijvoorbeeld Frans werd gegeven. |
192 |
kerfden... gedaan: volgens de overlevering heeft Laurens Jansz Coster in de zestiende eeuw aldus het procédé voor de boekdrukkunst ontdekt. |
|
scheerling: de schermbloemen (wilde of dolle kervel). |
|
bovenmeester: hoofd van de school. |
|
witte kragen: waarschijnlijk een bekend onderdeel van het schooluniform van gegoede scholen. |
193 |
de tram: van 1878 tot 1913 vormde de paardentram in Haarlem een intensief gebruiksmiddel van openbaar vervoer met een grote frequentie dankzij het feit dat het traject afwisselend dubbel- en enkelspoor bezat. Het traject voerde ook door de Dreef. |
|
een bruine jongen: een Indische jongen. |
|
verlakte kaplaarzen: dergelijke kaplaarzen waren vermoedelijk een teken van fatterigheid. |
|
een tortelduif... mensen over: een tortelduif in een kooi werd (en wordt nog steeds) ingezet als therapie tegen tal van ziekten, zoals eczeem, gordelroos, dauwworm en reuma. Door de duif te verzorgen, te aaien, eronderdoor te lopen meende men dat de ziekte op het dier overging. |
194 |
de mulle weg naar Zandvoort: de oude weg van Haarlem naar Zandvoort, ‘Visserspad’ genoemd, thans behorend tot de gemeente Bloemendaal. Zie ook de aantekening bij p. 267. |
195 |
Want hetgeen ik doe... dat doe ik: ‘Want hetgeen ik doe, dat ken ik niet; want hetgeen ik wil, dat doe ik niet; maar hetgeen ik haat, dat doe ik’ (Romeinen 7:15). Zie de aante- |
| |
| |
|
kening bij p. 160 en 290. |
|
maar de genade... van de wet: Paulus schrijft in Romeinen 7 dat de Verlossing ‘de wet van God’ heeft gebracht. Deze verlost de mens weliswaar van de erfzonde, maar herinnert hem voortdurend aan zijn geneigdheid tot de zonde. Zie de aantekening bij p. 160 en p. 290. |
196 |
ik kende de zonde niet dan door de wet: opnieuw een toespeling op Romeinen 7:21: ‘Zoo vind ik dan deze wet in mij, als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bijligt’. Zie de aantekening bij p. 160 en p. 195. |
198 |
burgerschool: hogere burgerschool (hbs). In Haarlem werd in 1863 een hbs met vijfjarige cursus opgericht, die vanaf 5 september 1864 gevestigd was aan de Jacobijnenstraat; in 1884 besloot de gemeenteraad tot de oprichting van een hogere burgerschool aan het Klein Heiligland nr. 12-16. |
199 |
ijkkantoor. kantoor, onder meer belast met het ijken van de weeginstrumenten van winkeliers. |
|
borgen: op de pof kopen. |
200 |
spekslager: varkensslager. |
|
blikslagerij: werkplaats waar voorwerpen van koper of blik gerepareerd en vervaardigd worden. |
|
bedelpak: bedelvolk. |
201 |
luidden voor brand: in Haarlem werd bij brand de koster van de kerk gewaarschuwd, zodat deze de brandklok kon luiden, wat ook nog na 1883 gebeurde, hoewel toen de Haarlemse brandweer de beschikking kreeg over een telefoonaansluiting. |
|
hoe lang... staat: de Sint-Bavokerk is een laatgotische kruisbasiliek met slanke kruistoren, die uit de vijftiende eeuw stamt. |
|
Bennebroek: kleine plaats, tien kilometer ten zuiden van Haarlem. |
205 |
Wij gaan nog niet naar huis: ‘En we gaan nog niet naar huis / Nog lange niet, nog lange niet / En we gaan nog niet naar huis / Want moeder is niet thuis.’ etc. (Zie Coll. Volkseigen z.j., nr. 241 e.v. van het Meertens Instituut). |
| |
| |
210 |
de Fenix: een katoenfabriek, gelegen tussen het Spaarne en het huidige Ripperdapark in Haarlem. In 1834 gaven de eigenaren van de Gentse katoenspinnerij en -weverij Poelman fils en Vervaecke te kennen hun firma naar Haarlem te willen verplaatsen. In 1835 werd De Phoenix in bedrijf genomen. De fabriek ging in 1838 over in handen van de Rotterdammmer Jacobson en daarna in die van Prévinaire (zie de aantekening bij p. 166). De Phoenix bleef tot 1886 bestaan. In 1887 werden de gebouwen publiekelijk geveild en in een deel van de fabriek werd toen de sociëteit De Phoenix gevestigd, samen met een kegelbaan en een overdekte kinderspeeltuin. Dit gebouw bestaat niet meer. |
|
Groenmarkt: aan de Groenmarkt ligt een rooms-katholieke kerk, gebouwd in 1844 en met de H. Antonius van Padua als schutspatroon. |
211 |
Overveen: kleine plaats, enkele kilometers ten westen van Haarlem. |
212 |
dat hij ze geen juffrouw moest noemen: dat hij hen mocht tutoyeren. |
213 |
Bijbel... dieven en moordenaars: ‘Allen, zoo velen als er voor Mij zijn gekomen, zijn dieven en moordenaars [...]’ (Johannes 10:8). |
214 |
café chantants: negentiende-eeuwse voorlopers van de musichall, ontstaan in Parijs rond 1770. |
215 |
kerkhof: tegenwoordig Algemene begraafplaats Kleverlaan. |
|
het kanaal: het Noordzeekanaal. |
216 |
eerlijkste: van hoogst moreel gehalte. |
|
het veer... naar de andere oever: vermoedelijk wordt hier gedoeld op het veer bij Buitenhuizen, thans nog steeds in gebruik. |
|
koffiehuis: zie aantekening bij p. 160 en p. 170. Kennelijk drijft de broer, met wie Gerbrand de betrekkingen heeft verbroken, een horecagelegenheid van bedenkelijk allooi. |
219 |
de wet: zie de aantekening bij p. 175. |
222 |
palm: lengtemaat van tien centimeter. |
223 |
wij zijn leem... pottenbakker: zinspeling op Jesaja 24:8: ‘Doch |
| |
| |
|
nu, Heere! Gij zijt onze Vader; wij zijn leem, en Gij zijt onze pottenbakker, en wij allen zijn het werk uwer handen’. |
224 |
dat je de zonde zelf niet hebt aangezien: dat je je niet verdiept hebt in de toedracht en feitelijke gang van zaken van datgene wat volgens jou ‘zonde’ was. |
225 |
vigilante: gesloten huurrijtuig. |
226 |
Het biljet van zestig gulden: een in die tijd bestaand biljet. Zestig gulden vertegenwoordigde destijds een grote waarde. Ter vergelijking: in die tijd verdiende een geschoold bouwvakker anderhalve gulden per dag. De twintigjarige student Floris verduisterde dus een bedrag ter waarde van twee maandsalarissen van een geschoold bouwvakker. |
228 |
grutterij: winkel waarin grutterswaren worden verkocht (granen, erwten, bonen, meel, gort, rijst). |
230 |
wij zijn maar stof: zinspeling op (onder meer) Genesis 3:19: ‘In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aarde wederkeert, dewijl gij daaruit genomen zijt; want gij zijt stof, en gij zult tot stof wederkeeren’. |
231 |
De wet Gods en de wet der zonde: Paulus schrijft in Romeinen 7:19 (waarop gezinspeeld is op p. 160 en 195 en waarop gezinspeeld zal worden op p. 290) dat de Verlossing ‘de wet van God’ heeft gebracht. |
237 |
de boezelaar: het schort. |
242 |
wie niet gedurig toeziet die struikelt gauw: zinspeling op 1 Corinthiërs 10:12: ‘Zoo dan, die meent te staan, zie toe, dat hij niet valle’. |
243 |
Doodgravertjes: eigenlijk benaming voor aastorren; hier gebruikt ter aanduiding van agressieve houtworm. |
246 |
gedaan had: klaar was. |
247 |
ivoor zat te draaien: op een draaibank ivoor zat te bewerken. |
|
Juffrouw: zie de aantekening bij p. 167. |
249 |
gemene taal: ordinaire taal. |
|
recht: rechtschapen. |
250 |
om niet moest zijn: tevergeefs moest zijn. |
|
toegestemde verkering: verkering met toestemming van de ouders. |
| |
| |
254 |
een stille slag: een onopgemerkte beroerte. |
|
groen: verkleurd door gebruik. |
|
Amerika en de Oost: hier genoemd als uitwijkplaatsen voor maatschappelijke mislukkelingen. |
259 |
denken soms zo erg. zijn soms zo kwaaddenkend. |
262 |
leren lap: zeem(leren lap). |
|
Vaderloos, moederloos, draag ik mijn kruis: regel uit een smartlap waarin de treurige omstandigheden van een dolend en verweesd kind worden bezongen. De eigenlijke titel van het lied is ‘Verdreven van huis’. (L. bl. Meertens 33119) De hier gebruikte titel is regel 8 uit de eerste strofe: ‘In deez’ harde wereld, altijd op straat / Vragend een aalmoes aan elk die daar gaat / Barrevoets zwerf ik immer alleen / En snelt in droefheid mijn jeugd daar nu heen / Niet een die hulp biedt, niemand tot troost / Niet een beklaagt mij, niemand die koost / Vaderloos, moederloos, draag ik mijn kruis / Als kind der ellende, verdreven van huis’. |
264 |
zoals in 1 Johannes staat: als iemand zijn broeder ziet zondigen, die zal God bidden: 1 Johannes 5:16: ‘Indien iemand zijnen broeder ziet zondigen eene zonde niet tot den dood, die zal God bidden en Hij zal hem het leven geven, dengene zeg ik die zondigen niet tot den dood. Er is eene zonde tot den dood, voor dezelve zonde zeg ik niet dat hij zal bidden’. |
265 |
burgwallen: Oudezijds Voorburgwal, Oudezijds Achterburgwal en Kloveniersburgwal. Het stadsgedeelte tussen deze drie parallelle burgwallen, met zijn vele zijstraatjes, is van oudsher een louche uitgaansgebied. |
266 |
als een burger: netjes gekleed. |
|
jongmaatje: knechtje. |
267 |
de gelijkenis van de verloren zoon: Lucas 15:11-32. |
|
Zandvoorderweg: de oude weg van Haarlem naar Zandvoort, ‘Visserspad’ genoemd, thans behorend tot de gemeente Bloemendaal. Hier wordt niet verwezen naar wat toen de ‘Zandvoorterweg’ heette, die in de jaren negentig in verband met de ontwikkeling van Zandvoort tot badplaats verhard werd tot een straatweg. |
268 |
Boekenrode: landgoed bij Bloemendaal. |
| |
| |
|
het fatsoen van een vorige dag: ouderwets fatsoen. |
|
koddebeier: veldwachter. |
|
Vogelenzangse weg: vermoedelijk de verbindingsweg tussen Vogelenzang (tien kilometer ten zuidwesten van Haarlem) en Aerdenhout (enkele kilometers ten westen van Haarlem), die onderlangs het duingebied loopt en thans Vogelesangseweg heet. |
|
Leimuiden: plaatsje ten oosten van de Westeinder Plassen en ten zuiden van de Haarlemmermeerpolder, vlak onder het huidige Schiphol. |
|
Westeinder Plas: in de loop van de negentiende eeuw zijn alle plassen in het huidige Noord-Holland drooggelegd, behalve de Westeinderplassen, een binnenwater met een oppervlakte van 10 km2. |
|
wagen: paard en wagen. |
269 |
Hij heeft mijn vlees oud gemaakt... beenderen gebroken: ‘Hij heeft mijn vleesch en mijne huid oud gemaakt, Hij heeft mijne beenderen gebroken’ (Klaagliederen 3:4). |
|
Wanneer ik roep en schreeuw... gebed: ‘Ook wanneer ik roep en schreeuw, sluit hij de ooren voor mijn gebed’ (Klaagliederen 3:8). |
271 |
koloniaal: soldaat in dienst van het knil, het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger. Zie de aantekening bij p. 391. |
272 |
bellefleurs en wijnappelen: appelsoorten. |
273 |
hij deed ook wel andere dingen met de kaarten: vermoedelijk wordt hier bedoeld: om geld spelen. |
274 |
dagblad... een grote tentoonstelling: krantenbericht over de wereldtentoonstelling van het hotel- en reiswezen te Amsterdam van mei tot november 1895. Zie de aantekening bij p. 281. |
275 |
Gij moet niet klagen lieve meid, uw hart verdient geen pijn: het gaat hier om het lied ‘Aan de oever van een snelle vliet / een treurig meisje zat’ (Meertens Instituut, Nederlandse liederenbank, L. bl. kb Wouters 03093), een Nederlandse vertaling van het lied ‘An einem Fluss der rauschend schoss’ (Idem, L. bl. kb Wouters 03093), dat anoniem verscheen in 1781. |
| |
| |
|
slemp: gekookte melk waarin saffraan, kruidnagels, kaneel en foelie hebben staan trekken. |
276 |
het werk... is een straf: zie Genesis 3:19: de noodzaak tot arbeid werd Adam en Eva na de zondeval opgelegd. |
277 |
glazenspuit: houten of koperen spuit om de ramen te wassen. |
281 |
de wereldtentoonstelling in Amsterdam: In 1895 vond, op initiatief van de ‘Nederlandse Hôtelhoudersbond’ te Amsterdam, de ‘Wereld-tentoonstelling van het Hôtel- en Reiswezen’ plaats. De tentoonstelling nam het hele huidige Museumplein in beslag (met aan de noordzijde het Rijksmuseum, aan de zuidzijde het Concertgebouw en aan de westzijde het Stedelijk Museum). Het eigenlijke tentoonstellingsgebouw van 30000 m2 was gelegen aan de zijde van de P.C. Hooftstraat en bevatte een grand café en een luxueus restaurant, beide bij wijze van nouveauté geheel elektrisch verlicht, wat op zich al een grote attractie vormde (de gloeilamp was in 1879 uitgevonden). In een ruime kom midden in het terrein lag een negentig meter lang nagebouwd stoomschip in het water; er was een sportterrein aangelegd, voorzien van een omvangrijke tribune, en een muziektent geflankeerd door twee reusachtige fonteinen vormde het centrale punt. Een grote attractie vormde het paviljoen Oud Holland in Amsterdam, gelegen aan de Ruisdaelkade-zijde van het tentoonstellingsterrein, waarop de mooiste grachtenpanden uit Nederland waren nagebouwd, tezamen een hele wijk, met gracht, marktplein, winkels, wijnhuizen en woonhuizen, de laatstgenoemden ‘bewoond’ door acteurs in bijbehorende klederdracht. Een groot succes waren de oud-Hollandse blijspelen die op het marktplein van Oud Holland werden opgevoerd.
Met haar uitgekiende mix van op de toekomst (toerisme, horecatechnologie) en het verleden (regionale folklore) gerichte attracties kon de wereldtentoonstelling kennelijk een ascetisch man als Gerbrand Werendonk bekoren. |
| |
| |
288 |
Koninginnedag: op 31 augustus 1889 wordt de verjaardag van prinses Wilhelmina, dan negen jaar, voor het eerst openbaar gevierd. Deze Prinsessedag is de voorloper van de Koninginnedag, die na het overlijden van koning Willem iii, in 1890, voor het eerst onder die naam op dezelfde datum gevierd werd. |
290 |
het zevende stuk van de brief aan de Romeinen: zie de eerdere aantekening bij p. 160, p. 195 en p. 290. |
292 |
melkhuis: gelegenheid om melk (koude of gekookte) en melkdranken te gebruiken. |
293 |
Haarlemmerweg: de weg van Amsterdam naar Haarlem. |
|
met een geel vlammetje: met een gasvlammetje, bij wijze van verlichting. |
294 |
Laurens Coster: bedoeld wordt het standbeeld van Laurens Janszoon Coster (Haarlem ca. 1330-1440) die, overigens uitsluitend in Nederland, wordt beschouwd als de uitvinder van de boekdrukkunst. In Haarlem staat op de Grote Markt een standbeeld van Coster, ontworpen door de beeldhouwer Louis Royer en onthuld op 16 juli 1856. |
295 |
Meerenberg: het ‘Provinciaal Geneeskundig Gesticht voor Krankzinnigen’ bij Bloemendaal, gevestigd in de voormalige hofstede Meer en Berg aldaar, dat 1 juni 1849 officieel onder de naam Meerenberg geopend werd. Later ‘Provinciaal Ziekenhuis Santpoort’ genoemd. |
|
Zeventigmaal vergeven: ‘Toen kwam Petrus bij Hem en zeide: Here, hoeveel maal zal mijn broeder tegen mij zondigen en moet ik hem vergeven? Tot zevenmaal toe? Jezus zeide tot hem: Ik zeg u, niet tot zevenmaal toe, maar tot zeventig maal zevenmaal’ (Mattheüs 18:21-22). Zie de aantekening bij p. 66. |
297 |
er is voor alles een tijd: ‘Alles heeft een bestemden tijd, en alle voornemen onder den hemel heeft zijn tijd. Daar is een tijd om geboren te worden en een tijd om te sterven; een tijd om te planten en een tijd om het geplante uit te roeien [...]’ (Prediker 3:1-2). |
301 |
winkeldochter: winkeljuffrouw. |
|
katoenen: katoenen gordijntjes. |
| |
| |
302 |
dicht bij Sint-Maarten: in de buurt van 11 november. |
304 |
waker: nachtwacht. |
| |
De grauwe vogels
307 |
een juffrouw: een ongetrouwde dame. Vergelijk de aantekening bij p. 167, waar de aanspreektitel ‘juffrouw’ een andere betekenis heeft. |
308 |
Zomerlust: traditionele benaming van buitenplaatsen zoals er in de Vechtstreek veel voorkwamen. |
|
de plassen: de Loosdrechtse plassen. |
|
voor hij klaar was met de matten: vóór hij gereed was met het plaatsen van rietmatten ter bescherming van de planten. |
|
voor een uurtje: een uurtje geleden. |
309 |
een min: een vrouw die tegen vergoeding het kind van een andere vrouw zoogt. |
311 |
hakken: spaden met gekromd blad. |
|
scheerling: zie de aantekening bij p. 192. |
313 |
kroes: plantenziekte waarbij de bladeren omkrullen. |
|
bladrol: virale bladrolziekte die vooral bij aardappels optreedt. |
|
zwartebenen: zwartbenigheid (erwina corotovora), een aardappelziekte veroorzaakt door de bacillus phytophtorus, waarbij de stengels aan de voet zwart, week en rot worden en een zeer onaangename geur verspreiden. |
|
een gemerkte: na de moord op zijn broer Abel kreeg Kaïn van God een merkteken op zijn voorhoofd gedrukt - zie Genesis 4:15 -, sedertdien een teken van slechtheid. Zie ook de aantekening bij p. 20. |
|
de schuit: de trekschuit. |
314 |
het kienspel: een kansspel, te vergelijken met het huidige gezelschapsspel bingo. |
|
de boden: de dienstboden. |
316 |
de burgerschool: zie de aantekening bij p. 198. |
318 |
het Rhijnspoor: in 1838 werd een ontwerp gemaakt voor de aanleg van het Rhijnspoor, een lijn die Amsterdam |
| |
| |
|
via Utrecht met Arnhem moest verbinden. Aanleg en exploitatie waren in handen van de Nederlandsche Rhijnspoorweg Maatschappij. In 1843 was het traject gereed, althans tussen Amsterdam en Utrecht, met als kopstation het voormalige Weesperpoortstation. Op het traject deed de trein de volgende stations aan: Amsterdam Weesperpoort, Abcoude, Vreeland, Nieuwersluis-Loenen, Breukelen, Maarssen, Utrecht Zuilen en Utrecht Centraal. Het wachthuis waar Kasper Barend ontmoet zou dat van Vreeland kunnen zijn. |
|
een jongeherenschool: zie de aantekening bij p. 190. |
319 |
de stille buitensingel: Kasper zou de volgende wandeling gemaakt kunnen hebben: van het Weesperpoortstation (thans Rhijnspoorplein) naar de Stadhouderskade langs de Buitensingelgracht (nu Singelgracht). De kade werd vóór 1872 ‘Buitensingel’ genoemd omdat deze tot de tweede helft van de negentiende eeuw de buitenste begrenzing van de stad vormde. |
|
de Westertoren: de toren van de aan de Prinsengracht gelegen Westerkerk, die met zijn hoogte van vijfentachtig meter goed vanuit de omgeving te zien was. |
320 |
de bloemenmarkt: de bloemen- en plantenmarkt die sinds 1862 aan het Singel tussen het Muntplein en het Koningsplein gevestigd is. |
|
de Schans: na 1850 werd de Schans (vanaf 1872: Weteringschans) aangelegd op de plaats van de geslechte stadswallen. |
|
de school in de Meer: de voormalige buitenplaats Huize Frankendael in de Watergraafsmeerpolder (thans Middenweg 72, Amsterdam) was na 1866 eigendom van de Nederlandsche Tuinbouw Maatschappij Linnaeus. Er was een kwekerij gevestigd en er werd tuinbouwonderwijs gegeven. Van 1882 tot 1894 deed het gebouw dienst als internaat voor leerlingen van tuinbouwschool Linnaeus. |
|
een oude trommel: een oude botaniseertrommel. |
|
de Linnaeustuin: waarschijnlijk de tuin van Huize Frankendael. |
| |
| |
|
een baas: een tuinman. |
322 |
de hogeschool: de universiteit. |
323 |
de Latijnse school tegenover de bloemenmarkt: de Latijnse school was van circa 1575 tot 1875 een schooltype dat voorbereidde op de universiteit, waar de lessen in het Latijn werden gegeven. In 1678 werden twee Latijnse scholen te Amsterdam samengevoegd in het oude Aalmoezeniershuis, Singel 451-457. In 1885 verhuisde de school, inmiddels gymnasium geheten, naar een nieuw gebouw aan de Weteringschans. |
|
met gele strepen op de mouwen: dat wil zeggen: bevorderd tot onderofficier (korporaal of sergeant). |
324 |
een open tentwagen: een soort huifkar, waarvan de verticale zijden kunnen worden opgerold. |
325 |
het Gein: een riviertje van ongeveer vijf kilometer lengte tussen Driemond en Abcoude dat uitmondt in de Angstel. |
326 |
zaailingen: zaaisel waarvan de primaire blaadjes al gevormd zijn. |
|
buitenmodel uniform: uniform van fijnere stof en luxueuzere uitvoering dan het gebruikelijke. |
|
aardigheden: grappen. |
|
luitenant: Thomas zal zijn officiersopleiding in Kampen gekregen hebben. Zie de aantekening bij p. 337. |
328 |
het gebod: het vierde gebod, dat de heiliging van de zondagsrust voorschrijft; zie Exodus 20:8-11. |
329 |
de inzettingen: de geboden. |
330 |
die geen lasten telde: die nergens tegenop zag. |
|
overigens: voor het overige. |
331 |
weeuwen: planten die men in het najaar op een beschut plekje of in een bak plaatst om ze in het voorjaar uit te zetten met de bedoeling een vroege oogst te krijgen, in het bijzonder kropsla en kool. |
|
een jong spergeltje: een jonge wilde asperge. |
|
zaadschieters: planten die niet bestemd zijn voor de verkoop, maar dienen om zaad te oogsten. |
|
de regels: de rijen waarin gezaaid is. |
332 |
de warmoezerij: de groente- en fruitkwekerij. |
| |
| |
|
aangeplakt: aangedrukt. |
|
de moeite: de (geld)zorgen. |
|
toen hij... aarden: toen hij de planten van meer aarde liep te voorzien. |
333 |
de bode: volgens de postwet van 1850, die het postverkeer tot een staatsmonopolie maakte, kreeg Nederland vijf postarrondissementen met 122 postkantoren en 478 hulpkantoren in steden en grote dorpen; in de dunbevolkte delen van het platteland waren er tevens 560 ‘bestelhuizen’ van particulieren, die door de postdienst waren gecontracteerd om post aan te nemen en te bezorgen. |
337 |
een verbeterhuis: een tuchtschool. |
|
In Kampen... hij leerde goed: sedert 1850 was in Kampen het Instructiebataljon van de landmacht gevestigd. Deze militaire instelling verzorgde een opleiding tot onderofficier. In 1877 werd de Hoofdcursus in Kampen gevestigd. Deze instelling, een zelfstandig onderdeel van het Instructiebataljon, leidde onderofficieren in een voortgezette cursus op tot officier. Bij elkaar duurde deze opleiding zes jaar. |
|
zijn boekje: iedere militair beschikte over een zogenaamd zakboekje, een voorbedrukt boekje waarin door de commanderende van de compagnie gegevens ingevuld werden over onder meer de staat van dienst van de militair. De notities in de zakboekjes houden verband met het systeem van de zogenaamde bataljonsstamboeken en de algemene stamboeken. Hierin werd de conduitestaat van elke militair nauwkeurig bijgehouden. |
338 |
de stafmuziek: het militair muziekcorps of de militaire muziek. |
|
mevrouw: zie de aantekening op p. 167. |
|
een groenteboer: een boer die groenten kweekt en langs de deuren verkoopt. |
344 |
de draden: erwten worden in de teelt langs draden omhooggeleid. |
346 |
de rekening maakte: de rekening opmaakte. |
347 |
de grote tentoonstelling: zie de aantekening bij p. 281. |
| |
| |
348 |
de teelt in bakken: de teelt in broeibakken. Vóór de introductie van de glastuinbouw - de eerste kassen werden rond 1850 gebouwd - werden planten en groenten vaak in broeibakken onder platglas geteeld. Voor het verwarmen van de bak werd meestal paardenmest gebruikt. Door de broei van de mest kwam er geleidelijk warmte vrij, zodat de grondtemperatuur na enkele weken kon oplopen tot 30° C of hoger. |
|
zelfs boeken maakte: zelfs brailleboeken maakte. Het reliëfalfabet van Louis Braille (1809-1852) werd in 1854 (in Frankrijk) officieel erkend als een volwaardige lees- en schrijftaal. In 1873 verscheen het eerste brailleboek. In 1878, tijdens het ‘Congres voor de verbetering van het lot van blinden en doofstommen’ te Parijs, werd besloten Brailles reliëfalfabet wereldwijd als de enige lees- en schrijfmethode voor blinden te aanvaarden. De vereniging Nederlandse Luister- en Braillebibliotheek begon in 1894 met het verzorgen van brailleschriften. Behalve de katholieke blindengestichten te Grave is alleen het ‘Gesticht voor volwassen blinden’ te Amsterdam een internaat voor volwassen blinden. Vanaf 1870 was dat gesticht gevestigd op de Stadhouderskade. Het is onduidelijk of tijdens het laatste decennium van de negentiende eeuw in dergelijke inrichtingen ook werkelijk brailleboeken werden gemaakt. |
351 |
de tas: de geldbuidel. |
353 |
ergdenkendheid: kwaaddenkendheid. |
356 |
recht maken... krom gemaakt heeft: een verwijzing naar Prediker 7:13: ‘Aanmerkt het werk Gods; want wie kan recht maken, dat Hij krom gemaakt heeft?’. |
|
van de balk en de splinter: een verwijzing naar Mattheüs 7:3: ‘Wat ziet gij de splinter in het oog van uw broeder, maar de balk in uw eigen oog bemerkt gij niet?’. |
358 |
het woord dat... rechtvaardig moet willen zijn: een verwijzing naar Prediker 7:16: ‘Wees niet al te rechtvaardig, noch houd u zelven al te wijs; waarom zoudt gij verwoesting over u brengen’. |
| |
| |
|
de ruitenteelt: zie de aantekening bij p. 348. |
359 |
dat het beter was... voor het brood alleen: een echo van Deuteronomium 8:3: ‘en Hij verootmoedigde u, en liet u hongeren, en spijsde u met het Man [na], opdat Hij u bekend maakte, dat de mensch niet alleen van het brood leeft, maar dat de mensch leeft van alles, wat uit des Heeren mond uitgaat’. |
|
Naar zijn hulp... bezwijken: zie bijvoorbeeld Job 11:20: ‘Maar de oogen der goddeloozen zullen bezwijken, en de toevlucht zal van hen vergaan; en hunne verwachting zal zijn de uitblazing der ziel’. Zie tevens: Psalm 69:4, 119:92 en 119:23. |
360 |
maar niet in de wijngaard: zinspeling op ‘de wijngaard van den Heere’, onder meer in Jesaja 5:7. |
361 |
het meer: waarschijnlijk het Abcoudermeer. Ten noorden van Abcoude stroomt de Holendrecht, een riviertje van tweeënhalve kilometer, dat in dat meer uitkomt. |
|
de Hooldrecht: zie de vorige aantekening. |
364 |
de nieuwe wijze van kunstbemesting: de eerste kunstmest die in Nederland en elders werd ingevoerd was de guano, verdroogde vogelmest die gevonden werd op eilanden voor de kust van Peru. Nadat in 1841 enkele Britse vrachtschepen de guano hadden meegenomen, verbreidde het gebruik zich zeer snel. In 1843 werd de eerste guano in Nederland geïmporteerd. Vanwege de prijs- en kwaliteitsproblemen - de grote vraag dreef de prijs op en de later uit Azië en Afrika ingevoerde guano was van mindere kwaliteit - werd deze bemesting na 1870 minder populair. Zij kreeg concurrentie van nieuwe kunstmeststoffen, zoals chilisalpeter en superfosfaat. Vanaf 1890 nam het gebruik van deze middelen explosief toe. |
|
pijnen: angst en vrezen. |
365 |
een nieuwe ziekte: de (eerste) Aziatische griepepidemie van 1898. |
367 |
de zwaarte van zijn hand: courant Bijbels taalgebruik, zie onder meer 1 Samuel 5:11 of Psalm 32:4. |
|
gezet: geplant. |
| |
| |
368 |
guano: zie de aantekening bij p. 364. |
|
borgen om het brood: het brood op de pof kopen. |
|
een steek diep: de diepte van een steek met de spade. |
371 |
een keer: een ommekeer. |
|
het tuinbouwblad: aan het eind van de negentiende eeuw bestonden er meerdere vakperiodieken voor de tuinbouw, zoals Het Nederlandsche tuinbouwblad: orgaan van de Nederlandsche Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde (1884-1902). |
|
de nieuwe grondbemesting: zie de aantekening bij p. 364. |
372 |
verkeerdheid: ondeugd, te weten het werken op zondag. |
|
klein van vertrouwen: wankelmoedig in het geloof. |
374 |
uitschot in de veenkolonie: zie de aantekening bij Frederiksoord bij p. 54. |
|
een hit: een paard. |
|
de magere jaren: verwijzing naar de droom van de Farao. Zie Genesis 41, in het bijzonder 26-31. |
375 |
paarse vruchten: waarschijnlijk aubergines. |
|
een herentuin: een tuin die uit liefhebberij en niet voor de inkomsten wordt gehouden. |
376 |
keizerskronen: lelieachtig bolgewas met geelbruin bloemendek, waarvan de nerven scharlakenrood zijn (fritillaria imperialis). |
|
gebroken hartjes: plant waarvan de hartvormige bloemen gebroken lijken te zijn (dicentra spectabilis). |
383 |
Binnenkort: na korte tijd. |
385 |
het huiswerk: het huishoudelijk werk. |
|
Altijd bezig als de mieren!: zinspeling op Spreuken 6:6: ‘Ga tot de mier, gij luiaard! zie hare wegen en worde wijs’. |
|
Denk er om... niet genoeg is: zinspeling op Deuteronomium 8:3. Zie de aantekening bij p. 487. |
390 |
ergernis: overlast. |
|
Hij kon... de laatste woorden nazeggen: Thomas vertoont hier de symptomen van echolalie: het dwangmatig herhalen van andermans woorden. Echolalie kan een teken zijn van hersenbeschadiging; het verschijnsel komt vaak voor bij mensen met het syndroom van Gilles de la Tourette en de ziekte van Parkinson, maar doet zich ook |
| |
| |
|
voor bij schizofrenie en autisme. |
391 |
Ik wil als soldaat naar de Oost: Toon wil dienst nemen in het Oost-Indisch Leger. In 1836 kreeg dit leger het predikaat ‘Koninklijk’. Pas bijna een eeuw later raakte de officiële benaming Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger, afgekort knil, ingeburgerd toen minister-president Colijn in 1933 het Koninklijk Besluit van 1836 in herinnering had gebracht. |
|
zes jaar: het standaardcontract bij de koloniale troepen bestreek een periode van zes jaar. |
|
Harderwijk: het Koloniale Werfdepot dat de gerekruteerde of aangemelde vrijwilligers voorbereidde op een militaire loopbaan in Nederlands-Indië was van 1815 tot 1909 gevestigd in Harderwijk. Van 1815 tot en met 1909 vertrokken via Harderwijk ongeveer 150 000 man naar Indië. |
|
een maand later: in het begin van de jaren tachtig was de verblijfsduur van de rekruten in het Koloniaal Werfdepot gemiddeld twee maanden. Vanaf 1886 werd die termijn gereduceerd tot één à anderhalve maand. |
|
op de kade: vanaf 1879 waren er slechts twee vertrekhavens voor de troepen naar Indië, te weten Amsterdam, de vestigingsplaats van de Stoomvaart Maatschappij Nederland, en Rotterdam, waar de Rotterdamsche Lloyd het vervoer verzorgde. |
392 |
het poothout: de puntige stok waarmee jonge gewassen gepoot worden. |
|
Atjeh: sultanaat op Noord-Sumatra, waar vanaf 1873 tot aan de Eerste Wereldoorlog strijd gevoerd werd tussen het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger en de bevolking, die weigerde zich aan het koloniale gezag te onderwerpen. De gruwelverhalen die Thomas vertelt over wederzijdse wreedheden en dodelijke ziekten corresponderen met de historische toedracht. |
|
kwaadaardige ziekten: een beriberi-epidemie bijvoorbeeld zorgde er in 1885 en 1886 voor dat het sterftecijfer onder het garnizoen in Atjeh steeg tot twintig procent. Het |
| |
| |
|
Oost-Indisch leger verloor zo'n 12500 militairen, terwijl 60 000 tot 70 000 Atjehers omkwamen. |
396 |
de kroon des levens: ‘Zalig is de man, die verzoeking verdraagt, want als hij beproefd zal geweest zijn, zoo zal hij de kroon des levens ontvangen, welke de Heere beloofd heeft dengenen die Hem liefhebben’ (Jakobus 1:12). |
403 |
Je hebt de Grote Beer aan de lucht gezien... blijven: mogelijk weerklinkt hier Job 9:9-10: ‘[God] Die den Wagen [de Grote Beer] maakt, den Orion, en het Zevengesternte, en den binnenkameren van het Zuiden [volgens een gangbare exegese zijn dit de sterrenbeelden van het zuidelijk halfrond; onzichtbaar voor de bewoners van het noorden]; Die groote dingen doet, die men niet doorzoeken kan, en wonderen die men niet tellen kan’. Vergelijk tevens Job 38:31-32: ‘[God vraagt:] Kunt gij de liefelijkheden van het Zevengesternte binden, of de strengen van Orion losmaken? Kunt gij de Mazarôth [mogelijk eveneens de sterrenbeelden die vanaf het zuidelijk halfrond zichtbaar zijn] voortbrengen in haren tijd? En den Wagen met zijne kinderen [minder heldere sterren om de Grote Beer heen] leiden?’ De drie vrienden doen een beroep op dezelfde argumentatie die in deze Bijbelpassages wordt gehanteerd: Gods almacht is zichtbaar in de wonderen der natuur. |
405 |
zoals een blad... valt: vergelijk Jesaja 64:6: ‘Doch wij allen zijn als een onreine, en al onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed; en wij allen vallen af als een blad, en onze misdaden voeren ons henen weg als een wind’. |
408 |
de boezelaar: zie de aantekening bij p. 237. |
409 |
vrommes: vrouw(mens). |
|
de kerels: vermoedelijk boerenpummels. De betekenis van deze passage is onduidelijk. |
|
de nieuwe wagens: in het begin van de twintigste eeuw kwam in Nederland het autoverkeer op gang. In 1898 telde Nederland ongeveer 125 automobielen. |
| |
| |
415 |
de kweek: het tarwegras, een hardnekkig onkruid (triticum repens). |
|
de tabletten: kweekbakken in een kas die een eind boven de grond geplaatst zijn. |
416 |
blauwen en roden: aardappelrassen. |
|
vroegelingen: aardappels die vroeger gepoot en geoogst worden dan gewone aardappelen, in de roman ook ‘vroegen’ of ‘eerstelingen’ genoemd. |
417 |
innige: onuitgesproken. |
419 |
het Vreelandse: de streek rond het dorp Vreeland aan de Loosdrechtse plassen. |
424 |
het gebroed: het addergebroed, het gespuis. |
425 |
de ziekte: de aardappelziekte, veroorzaakt door een schimmel (phytophtora infestans), die in de negentiende eeuw vaak epidemische vormen aannam. Vochtigheid en hoge temperatuur werkten de ziekte in de hand. Zie de aantekening bij p. 313. |
|
knap overlegd: knap bedacht. |
|
dekstroken: de zogenaamde primeuraardappelen worden eind februari gepoot en in juni tot de eerste helft van juli geoogst. Ter bescherming tegen nachtvorst en ter bevordering van de groei werden ze afgedekt met stroken. |
|
gele stapel: stapel gezonde aardappelen. |
|
kruien: met een kruiwagen vervoeren. |
426 |
sproeien met de pap: het begin van de chemische plantenziektenbestrijding, die rond 1890 een sterke ontwikkeling doormaakte, ligt bij de ontdekking van de ‘Bordeauxse pap’ (kopervitriool en kalk) door P.M.A. Millardet, oorspronkelijk gebruikt in de druivenbouw, die omstreeks 1890 tevens zeer succesvol bleek als middel tegen de gevreesde aardappelziekte veroorzaakt door de bacterie phytophtora infestans. |
|
niets dan bestrijding: zwartbenigheid is mogelijk te voorkomen door betere bemesting, wat voor de aardappelziekte niet opgaat: die kan slechts met pap bestreden worden. Zie de vorige aantekening. |
| |
| |
428 |
stangen: bliksemafleiders. |
430 |
wij die... in zijn hand: verwijzing naar onder meer Jeremia 18:6: ‘gelijk leem in de hand des pottenbakkers, alzoo zijt gijlieden in mijne hand, o huis Israëls!’. |
|
uw wil geschiede: zinsnede uit het Onze Vader. |
|
|