Meleager en Atalante
(1966)–Lukas Schermer– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 114]
| |
Eerste deel van het vyfde Bedryf.DE wraakzugt opent hier het droevig treurtooneel,
Plexippus, die zyn Neef het zwaart in 't hart wou drukken,
Wordt zelf door bem gevelt, en krygt zyn rechte deel:Ga naar voetnoot3
Dit doedt de dolle Alkmene al raazend derwaarts rukken,
5[regelnummer]
Die, op haar Vaders lyk gevallen, t'onbedachtGa naar voetnoot5
Zich zelf, ten offerhandt van haare liefde, slacht.
| |
[pagina 115]
| |
Vyfde Bedryf.
Eerste Tooneel.
| |
[pagina 116]
| |
Denk vry, dat geen gevaar, noch d'aldergrootste smartGa naar voetnoot1437
Een zucht zal wringen uit myn' lang gepynigt hart,
Of perssen uit myn oog een vloet van laffe traanen.Ga naar voetnoot1439
1440[regelnummer]
Geen zeeklip wederstaat het loeien der orkaanen,
Gelyk myn gryze kruin den storm van tegenspoet.
licidas.
Zo vloeit uw ryksstat dan van 't Vorstelyke bloet
Uws broeders, door het staal van uwen zoon verslaagen,
En ach! de schoone Alkmene, in 't opgaan van haar' dagenGa naar voetnoot1444
1445[regelnummer]
Heeft zelf zich met haar hant geoffert op het lyk
Haar's Vaders.
eneus.
Hemelgoôn, hoe bliksemt g'op ons ryk!
Helaas! wat slaat gy in ons hart al diepe wonden!
Myn Broeder, door de vuist myns zoons, naar Stix gezonden,Ga naar voetnoot1448
Myn Nicht om 's Vaders doot gevallen in het zwaart!
1450[regelnummer]
Dat Meleager sterve, onwaardig, dat hy d'aardt
Met schelmsche voeten treet, hy sterve voor onze oogen,
't Onkreukbaar Recht wil hier geen deerenis gedoogen.
licidas.
't Onkreukbaar Recht spreekt hier den dappren Erfprins vry
Van alle schult en straf.
eneus.
Hoe Licidas durft gy
1455[regelnummer]
Een moorder van zyn' oom en ed'le bruit verschoonen?
Een Vadermoorder, die, door my gestaag te hoonen,
Van droefheit my elk uur doedt sterven. Neen, o neen,
In plaats van met zyn bruit naar 't echtaltaar te treên,Ga naar voetnoot1458
| |
[pagina 117]
| |
Zal ik den sabel der Gerechtigheit doen zwaajen
1460[regelnummer]
Door zyn' verharden nek; ik moet de Schimmen paajenGa naar voetnoot1460
Van mynen broeder, en de Koningklyke Bruit.
Dit zweer 'k, o Themis, die in uwe handen sluitGa naar voetnoot1462
Den gouden evenaar om 't heilig recht te weegen.Ga naar voetnoot1463
Geen Zoon zal 's Vaders hart, tot wraak en straf geneegen,
1465[regelnummer]
Vermurwen, als de doot in zyn bedroefden staat
Hem lelik toegrimt, met een haatelyk gelaat,
Als hy 't schavot optreet met aarselende schreeden,
En ons 't geval vertoont der aardtsche mogentheeden.Ga naar voetnoot1468
licidas.
Verwyst gy dan uw zoon, eer gy zyne onschult hoort?Ga naar voetnoot1469
eneus.
1470[regelnummer]
Dat hy strafwaardig is, bewyst zyn schelmsche moort.
Zo wy het gruuwelstuk niet straften naar behooren,
Dan zou het gloeiend vuur van 's Hemels fellen toren
Met heete vonken gantsch Etolië verbraân.Ga naar voetnoot1473
Een ryk, 't welk 't Recht vertreet, moet zeker ondergaan.
1475[regelnummer]
Getergde Schimmen, ach! hoe zoudt gy my na deezen
Vervolgen van beneên met uw gedootverft weezen!Ga naar voetnoot1476
Gy zoudt m'ontrusten in myn' droomen, door uw klacht,
En eischen wraak van my in 't naarste van den nacht,Ga naar voetnoot1478
Wanneer gy 't gaapen toont van uw' bebloede wonden.
1480[regelnummer]
Neen hy moet sterven, die u heeft naar Stix gezonden.Ga naar voetnoot1480
licidas.
Ik bid ten derdemaal hoor d'onschult van uw zoon.
| |
[pagina 118]
| |
eneus.
Wat noemt gy hem myn telg? hem, die myn marm'ren troon
Wil vesten in ciment van bloet en laauwe traanen.
Ja droevige gemeente, onzaalige onderdaanen,Ga naar voetnoot1484
1485[regelnummer]
Ik oude Vorst, zo lang uwe liefde, sta mee bloot
Voor Meleagers staal, ei, helpt my in myn noot:
Hy zoekt door vadermoort myn kroone op 't hooft te drukken,
En streeft langs eenen weg van duizende ongelukken
Naar d'opperheerschappy, elendige gelooft,Ga naar voetnoot1489
1490[regelnummer]
Dat gy gestraft zult zyn met zulk een opperhooft,
Een dwingelant, voor wien de dwingelanden beeven.
licidas.
Zyn Majesteit schynt my dan geen gehoor te geeven?
eneus.
Ja Licidas spreek vry: maar kon uw gladde taal
Myn Broeder en myn Nicht uit Plutoos duistre zaalGa naar voetnoot1494
1495[regelnummer]
Herroepen, ik liet u in louter gout bootseeren.
althea.
Daar is geen pat, om uit den afgront weêr te keeren;
De weg ter helle is als een visschersfuik, waarinGa naar voetnoot1497
Men lichtlyk koomt: maar d'onbarmhartige Godin,Ga naar voetnoot1498
Die 't nootlot stiert, belet den wedergang naar boven.Ga naar voetnoot1499
eneus.
1500[regelnummer]
Ach Vorstetelgen! ach! die aan de Grieksche hoven
Een luister waart voorheen, gy blyft dan eeuwig doot!
| |
[pagina 119]
| |
licidas.
Mocht ik eens zien dat gy myn voorspraak niet ontvloot
Voor Meleager! 'k zou ...
eneus.
Ja spreek, wy zullen hooren.
licidas.
Na dat den Erfprins korts, schoon brandende van toren,Ga naar voetnoot1504
1505[regelnummer]
De vacht van 't everzwyn ontrukt wierdt door de hant
Van Prins Plexippus om de min van Atalant,
En gy geboot, dat men zou zonder tyt verlengen,
Den buit ter eeuwiger gedachtenisse brengen
In 't heilig tempelkoor der machtige Diaan,
1510[regelnummer]
Scheen Meleager, om uw grimmigheit t'ontgaan,
Zich zelf in weêrwil van zyn driften te verbyten,
En al het lasteren en spooreloos verwytenGa naar voetnoot1512
Der opgeruide Alkmeen te kroppen in zyn hart.
Al weenend ging hy uit, en, koomende op de mart,Ga naar voetnoot1514
1515[regelnummer]
Zag hy uw Broeder, op een witten hengst verheeven,
In 't midden van het volk, en, wyl hy wordt gedreeven,Ga naar voetnoot1516
Door weetlust, komt'er een hem schielyk in 't gemoet,Ga naar voetnoot1517
Die, met eerbiedigbeitGa naar voetnoot1 hem vallende te voet,
Dus uitroept. Braave Prins, hoe wordt uw deucht vertreden!Ga naar voetnoot1519
1520[regelnummer]
Plexippus maalt u af met haatelyke redenGa naar voetnoot1520
Voor d'ooren van het volk, 't welk, groeiende in uw schant,Ga naar voetnoot1521
Uwe oorlogsdapperheit, ten dienst van 't Vaderlant,
Bezwalkt door zulk een taal, reets misduit met zyne oogenGa naar voetnoot1523
Hoe zeit uw oom, men zal een heiligschender doogen,Ga naar voetnoot1524
| |
[pagina 120]
| |
1525[regelnummer]
Daar heiligschendery ons is zo quaat gelukt?Ga naar voetnoot1525
Neen, ik heb hem den buit van 't everzwyn ontrukt,Ga naar voetnoot1526
En plechtig toegewyt de kuische Jachtgodinne,
Dien hy zo spooreloos zyn vreemde Jagerinne,Ga naar voetnoot1528
Heeft opgedrongen, en myn dochters min versmaat.Ga naar voetnoot1529
1530[regelnummer]
't Is een echtbreeker, 't is een lasteraar, wiens quaat
Eerlang zal schroeien zyn bevlekte medeweeten.Ga naar voetnoot1531
Dus sprak de trouwe boo, met oogen nat bekreeten:Ga naar voetnoot1532
En Meleager stoof, vol gramschap, in den drangGa naar voetnoot1533
Van 't volk, daar hy zyn oom dus toesnaauwt, 'k heb zo langGa naar voetnoot1534
1535[regelnummer]
Geduldig uwen hoon, onedele, verdraagen,
Ik speur hoe langs hoe meer uwe eerelooze laagen,
Hoe gy, myn naam by 't volk bevlekkende, u reets vleit,Ga naar voetnoot1537
Dat gy den scepterstaf met volle Majesteit
Na vader Eneus doot zult op den rykstroon zwaajen.
1540[regelnummer]
Maar doe uw best om meer uw lasterzaat te zaajen,Ga naar voetnoot1540
Door onderdrukking groeit de hagelwitte DeuchtGa naar voetnoot1541-1542
Gelyk de palmboom op. Ontaarde schep uw vreucht
In 't roemen, dat gy my in weêrwil, met uw' handenGa naar voetnoot1543
De vacht van 't woedend' zwyn ontrukt hebt tot myn schanden,
1545[regelnummer]
Maar z'is, tot noch toe, myn met lof verkreege buit:
Dit zal ik toonen. Fluks drong Meleager uit
Den hoop van 't volk, en is den tempel ingevloogen,
| |
[pagina 121]
| |
Daar hy de huit van 't zwyn uitsleepte voor elks oogen,Ga naar voetnoot1
Plexippus zag dit naauw, of springende uit den zaal,Ga naar voetnoot1549
1550[regelnummer]
Trok zynen sabel uit, dien d'Erfprins andermaalGa naar voetnoot1550
Afkeerde, en, ziende dat hy felder zyne slaagenGa naar voetnoot1551
Hem toebracht, riep hy uit.Ga naar voetnoot2 o Borgers, ziet, wy draagenGa naar voetnoot1552Ga naar voetnoot1552-1553
Geene onschult in zyn doot, sterft hy door onze hant.
Dus zoekt een winterbeer een boschleeuw met zyn tantGa naar voetnoot1554
1555[regelnummer]
t'Ontzielen, als uw Broêr den temmer der gedrochten,Ga naar voetnoot1555
Daar wierdt van wederzy met heeten moet gevochten:
Hier bliksemt haat en woede uw broeders oogen uit,
Hy heft zo meenigmaal een vreeselyk geluit,
Als hy zyn arm verheft, de gramschap geeft hem krachten:
1560[regelnummer]
Daar vecht uw dappre zoon, niet om zyn' oom te slachten,Ga naar voetnoot1560-1561
Maar om zich zelf alleen te redden voor 't gewelt:
De Prins verweert zich, als een moedig oorloghelt;
Doch eind'lyk moest de doot zyns ooms den tweestryt scheiden.Ga naar voetnoot1563
Een felle sabelslag, rampzaalig voor hun beiden,
1565[regelnummer]
Dringt door zyn bekkeneel, dat hy ter aarde stort.Ga naar voetnoot1565
eneus.
o Hemel!
licidas.
Dit gerucht quam schoone Alkmene in 't kortGa naar voetnoot1566
Ter ooren, ach te vroeg, zy rukt verwoet van zinnen
Haar blonde vlechten los, als een der Wynpaapinnen,Ga naar voetnoot1568
| |
[pagina 122]
| |
Haare oogen gloejen als een Vuur, terwyl zy raast
1570[regelnummer]
En naar het marktvelt holt, daar 't volk geheel verbaast,Ga naar voetnoot1570
Op 't schrikkelyk gezicht, en 't schreeuwen van die schoonheit,
Ruimbaan maakt, tot de plaats, daar 's Vaders lyk ten toon leitGa naar voetnoot1572
Gewentelt in zyn bloet. Ik volg u, riep zy, ach
Myn Vader! wyl zy 't staal, dat naast zyn zyde lag,Ga naar voetnoot1574
1575[regelnummer]
Wanhoopende in haar borst, eer men 't kon merken, drukte.
Terstont schoot d'Erfprins toe, maar veel te laat, zy rukte
Noch zelf het glinstrend staal ten boezem uit, na dat
Zy met een flaauwe stem voor 't laatst gesprooken hadt.Ga naar voetnoot1578
Prins Meleager, 'k sterf: uw misdaat is vergeeven,
1580[regelnummer]
'k Wensch, dat gy na myn doot gelukkiger mocht leevenGa naar voetnoot1580
In uw stantvaste min, als ik gestorven ben.
Hier zweeg z', en gaf den geest. o Majesteit, wie kenGa naar voetnoot1582-1583
Den Erfprins van dees daat nu schuldig? hy stort traanen
Op 't lyk zyn's ooms en bruit, uw' zuchtende onderdaanen,
1585[regelnummer]
Staan om hem, ieder heeft medoogen met uw zoon,
Te lang geringeloort door onverdiende hoon.Ga naar voetnoot1586
althea.
Ach ongelukkig Vorst mag u myn smeeken helpenGa naar voetnoot1577
Zo laat de droefheit doch uw hart niet overstelpen,
Neen, tart de slagen uit der onverzoenb're Goôn,Ga naar voetnoot1589
1590[regelnummer]
Tot het hen zelfs verveelt te woeden op uw troon.Ga naar voetnoot1590
eneus.
Wat 's dit Mevrouw? u schynt uw rampspoet niet te treffen:
Gy lacht, hoe meer de Goôn hun grimmigheit verheffen;Ga naar voetnoot1592
Is dan uw hart van staal? wie zyt g'? ach deer'lyk lot,
| |
[pagina 123]
| |
Dat gy den Hemel noch in 't aangezicht bespot,
1595[regelnummer]
En vol vermetelheit zyn slagen durft verachten!
Nu ziet gy eens myn droom, myne ydele gedachtenGa naar voetnoot1596-1597
Op 't schrikkelykst vervult, en blyft gy even fier!
Wy staan, wy leeven wel, maar zie het bliksemvier,
't Welk ons verzengen zal, barst boven door de daken,
1600[regelnummer]
Ei bergen w'ons, ik hoor de koop're transsen kraaken.
Kom waarde Althea, kom ontvlieden wy de Goôn.
althea.
Waar me, bedroefde Vorst, verdiende ik zulk een hoonGa naar voetnoot1602
En spooreloos verwyt. Ik laat de Goden woeden,Ga naar voetnoot1603
Gesterkt voort geesselen van alle tegenspoeden.Ga naar voetnoot1604
1605[regelnummer]
Het past een laffe ziel te weenen in verdriet.
Gy treft Althea wel, maar treft haar harte niet
Vergramde Hemel, neen. Maar is 't uw welbehaagen,Ga naar voetnoot1607-1612
Dat een onwaardig hooft voor duizent wordt verslaagen,Ga naar voetnoot1608
Wel aan, ik offer u myn gryze kruin ter eer?Ga naar voetnoot1609
1610[regelnummer]
Ik ben doch afgeleeft, en walg hoe langs hoe meerGa naar voetnoot1610
Van 's werelts gruuwelen. Dit einde van myn leeven
Zal my veel zoeter smaak als Hiblaas honig geeven.Ga naar voetnoot1612
eneus.
Ga Licidas en zeg, dat d'Erfprins herwaarts koom'
Op dat hy zelf den moort ontschuldigt van zyn' Oom.Ga naar voetnoot1614
| |
[pagina 124]
| |
licidas.
1615[regelnummer]
'k Wierd van den Prins belast den Ryksvorst te gaan bidden,Ga naar voetnoot1615
Dat het zyn' Majesteit behaagen mocht in 't midden
Van 't volk te koomen, dat, om 't droevig ongeval
Mistroostig, uwen zoon genoeg verschoonen zal.
eneus.
Ik ga, hoe zeer ik word gepynt aan alle kanten,
1620[regelnummer]
Naar 't treurtooneel van uw vermoorde bloetverwanten
Vorstin, doch kom in 't kort met Meleager weêr.Ga naar voetnoot1621
| |
[pagina 125]
| |
Tweede deel van het vyfde bedryf.BEdroefde Althea, die de Vorstelyke Bruit,
En Prins Plexippus zoekt in 't bloet haars zoons te wreeken,
Wordt door de teedre drift van 's moeders hart gestuit,
Doch sterft van droefheit: dit kan 's Hemels gramschap breeken,
5[regelnummer]
Wiens Godtspraak, die het ryk voortaan weer voorspoet spelt,Ga naar voetnoot5
De Jachtnimf kluistert aan den Kalidonschen Helt.Ga naar voetnoot6
| |
[pagina 126]
| |
Tweede Tooneel.
althea.
ALthea barst nu uit in droefheit, al te zeer
Getroffen, om u dus gevoeleloos te draagen.Ga naar voetnoot1623
O smart, ondraagb're spyt, o vreeselyke slagen!Ga naar voetnoot1624
1625[regelnummer]
Een booswicht brouwt ons dan dit gruuwelyke quaat,
Dien d'aarde niet alleen, maar hel en hemel haat,
Om wien Diana straft d'armzaalige onderzaaten,
Een rykspest, die elk steets vervloeken zal en haaten.
Die 't bosgedrocht wel heeft verwonnen door zyn hant,
1630[regelnummer]
Maar erger monster is, om dit elendig lant
In eenen korten tyt ten grontvest uit te delgen:
Maar d'afgront zal zyn ziel eer in zyn' kaaken zwelgen,Ga naar voetnoot1632
o Ja, Althea, wees gy 't werktuig van de Goôn,
Verlos dit ryk van uw verderfelyken zoon,
1635[regelnummer]
Myn zoon niet meer, maar dien de hel heeft uitgespoogen,
Na dat de Furiën hem hadden opgetoogen.Ga naar voetnoot1636
De Goden vorderen dees offerhant van my.Ga naar voetnoot1637
Komt Wraakgodinnen, ik bezweere uw heerschappy,Ga naar voetnoot1638
Komt, en vergiftigt voort myn boezem door uw' slangen,Ga naar voetnoot1639
1640[regelnummer]
De moorder moet door moort verdienden loon ontfangen,
En met dien schelm 't geslacht van Eneus ondergaan.
Of zou die Vader zo gelukkig zijn? dat aan
Zyn nazaat wierdt vergunt in Kalidon te bloeien,Ga naar voetnoot1643
Wyl Testius zyn kroost zo deerlyk uit ziet roeien:Ga naar voetnoot1644
1645[regelnummer]
Neen bloetverwanten, neen getergde schimmen, hoort
Althea, daar gy dwaalt omtrent den droeven boortGa naar voetnoot1646
| |
[pagina 127]
| |
Van 't onderaartsche Stix, zy zal u straks ten tekenGa naar voetnoot1647
Van haare liefde in 't bloet van Meleager wreeken.
Maar ach waar voeren my d'ontzinde driften heen!
1650[regelnummer]
Vergeeft, vergeeft het my, o Broeder, o Alkmeen,
't Hart van een Moeder kan dees wreetheit niet volenden,
De straf verdient hy wel, maar 'k schrik myn hant te schenden,
In 't vorstelyke bloet van mynen eigen zoon.
Maar zou hy straffeloos regeeren op den troon
1655[regelnummer]
Van Kalidon, en trots op zulk een voorspoet leeven,
En zoudt gy ongepaait dan eeuwig moeten zweeven,Ga naar voetnoot1656
Rampzaalge schimmen? neen dat dulde ik niet, hy sterf',
En sleep' zyns Vaders hoop, zyn ryk, en het bederf
Zyns Vaderlants in 't graf. Waar is, o groote Goden,
1660[regelnummer]
Het Moederlyke hart zo schielyk heen gevlooden!
Waar is de teed're liefde en innerlyke zucht,Ga naar voetnoot1661
Die 'k altyt heb getoont omtrent myn lieve vrucht!Ga naar voetnoot1662
Ach Meleager, waart g'een zuigeling gestorven!
'k Verzette licht myn rouw: door my hebt gy verworvenGa naar voetnoot1664
1665[regelnummer]
Het levenslicht, dat gy door my weer derven moet.
Ik wil, en kan niet, ach! dan komt my broeders bloet,Ga naar voetnoot1666
En 't bloet van myne Nicht te gruuwlyk voor myne oogen,
Dan worde ik wederom, schoon tegens dank, bewoogenGa naar voetnoot1668
Door zuiv're moederliefde, en dus al heene en weêrGa naar voetnoot1669
1670[regelnummer]
Geslingert door myn drift. Helaas! tot wien doch keerGa naar voetnoot1670
Ik eindelyk myn hart? gy evenwel dryft boven
Myn Bloetverwanten, 'k zal uw schimmen niet berooven
Van d'onderaartsche rust; mag ik maar na de straf
Van Meleager kort u volgen in het graf.Ga naar voetnoot1674
| |
[pagina 128]
| |
Derde Tooneel.
| |
[pagina 129]
| |
Vierde Tooneel.
| |
[pagina 130]
| |
Vergunt me, dat ik niet mag sterven met den naam
Van moordenaar, zo lang verheerlykt door de Faam,Ga naar voetnoot1714
1715[regelnummer]
Dan zal ik juichende myn ongelukkig leeven,
Tot zoen van Vaders haat, ten offerhande geeven.
Is zulk een doot niet zoet, bevallige Vorstin,Ga naar voetnoot1717
Wanneer men sterven mag gelukkig om uw min?
Vaar wel, vaar eeuwig wel, o Vorstelyke plante
1720[regelnummer]
Van Koning Jazius, weêrgalooze Atalante,Ga naar voetnoot1720
Het nydig Nootlot wilde onze onbevlekte trouw,Ga naar voetnoot1721
Onze ongeveinsde min niet dulden; maar, Mevrouw,
Schoon 't Nootlot machtig is, ons leeven weg te rukken,Ga naar voetnoot1723
Het kan oprechte liefde in eeuwigheit niet drukken,Ga naar voetnoot1724
1725[regelnummer]
Die ik tot in het graf zelf mededraagen zal:Ga naar voetnoot1725
En heeft men noch gevoel van liefde in 't zalig dalGa naar voetnoot1726-1727
Der schimmen, hoe zal ik dan elleke oogenblikkenGa naar voetnoot1727
Door Atalantes naam gelyk een roos verquikken,Ga naar voetnoot1728
Die, door den morgendauw besproeit, haar knopje ontsluit!
atalante.
1730[regelnummer]
Zoudt gy om myne schult dan sterven, dapp're spruit
Van Eneus? zulk een slag wil toch de Hemel keeren.
Het aardtryk kan my wel, maar u noch niet, ontbeeren,
o Monstertemmer: neen, ik ben terstont bereit
Voor u te sneuvelen, indien zyn MajesteitGa naar voetnoot1734
1735[regelnummer]
De schuldige voor den onschuldigen laat sterven.Ga naar voetnoot1735
't Onkreukbaar Recht zal my dees beede doen verwerven.
Myn komste is oorzaak van uw tegenspoet, en druk,Ga naar voetnoot1737
Ik stortte Kalidon in 't uiterste ongeluk,
| |
[pagina 131]
| |
Straf my dan, gryze Vorst, 'k verdien alleen uw toren.
1740[regelnummer]
Doch 'k zie hy weigert my myn smeeken aan te hooren,
Myn Minnaar, ach men heeft op u de schult gelaân,
Gy moet de straf alleen onschuldig ondergaan,
Maar 'k zal al evenwel in 't aanzien van uw vaderGa naar voetnoot1743
Kloekmoedig volgen op uw voetspoor, wie zou nader
1745[regelnummer]
Deel neemen, braave Prins, in uwe tegenspoet?
Schoon 't nootlot onze trouw benyt, ons purper bloetGa naar voetnoot1746
Zal echter na myn doot op d'aarde samenvloeien,
En zich vereenigen.Ga naar voetnoot1748-1749
eneus.
Zult gy noch langer loejen
Op myn rampzaalig hooft, o onverzoenb're Goôn!
1750[regelnummer]
Waar mee verdiende ik dat? Helaas, ik zoek myn' Zoon
Geenzints, Mevrouw, tot wraak op 't moorttooneel te straffen,Ga naar voetnoot1751
Daar 's bloets genoeg gestort, om droefheit te verschaffen.
Indien hy schuldig is aan 't deer'lyk ongeval,
'k Verzeker my, dat hem 't gewisse straffen zalGa naar voetnoot1754
1755[regelnummer]
Veel erger ....
| |
Vyfde Tooneel.
| |
[pagina 132]
| |
dianira.
O rampzaal'ge Majesteit!
meleager.
Volhart de Hemel dan dit koningkryk te plaagen?
dianira.
1760[regelnummer]
O Erfprins!Ga naar voetnoot1760
eneus.
Droeve maacht wat heeft u dus verslaagen.
Wat treft ons wederom?
dianira.
Ach ongelukkig bloet
En kroost van Testius!Ga naar voetnoot1762
eneus.
Geen naare tegenspoet,
Hoe groot, zal langer myn bestormde ziel doen beeven.
dianira.
De Koningin .....Ga naar voetnoot1764
eneus.
Helaas!
dianira.
Heeft zo den geest gegeeven.
meleager.
1765[regelnummer]
Ach Moeder, Moeder, ach! waarom doch hebt gy nietGa naar voetnoot1765
Uw eereloozen zoon, de bronaâr van 't verdriet
| |
[pagina 133]
| |
Het staal in 't hart gedrukt? ach had ik dat verworven!
Zo waart gy moogelyk zo vroeg noch niet gestorven.
eneus.
Ziet Koningen, ziet hier beheerschers deezer aardt,
1770[regelnummer]
Een ongelukkig Vorst, omtrent eene eeuw gespaart
Ter straf van 't Godendom: Monarchen van de waerelt,Ga naar voetnoot1771
Ziet hier een Koning, wel met Majesteit beparelt,Ga naar voetnoot1772
Maar dien het zaliger geweest was zynen tyt,
Gelyk een onderdaan, van staatsbelang bevryt,
1775[regelnummer]
Te slyten: dan hadt nooit dees storm myn' laage dakenGa naar voetnoot1775
Omver geslingert, die myn rykshof nu doedt kraaken:
Dan hadt de droefheit nooit in 't duister graf gerukt
Myn lieve Koningin. Helaas, hoe deerlyk drukt
Haar doot myn bange ziel! hadt gy ons doch gegeevenGa naar voetnoot1779
1780[regelnummer]
o Hemel, tegelyk na dit elendig leeven
Te sterven; want wat lust my 't leeven in dees noot!
Maar, lieve Dianier, is 't waarheit, is zy doot,
Hebt gy met uwe hant haare oogen zelf gelooken,
En heeft zy tegen u het laatst vaarwel gesprooken?
dianira.
1785[regelnummer]
Neen Vorst, gy hebt noch zelf het alderlaatste woort
Van haare Majesteit daar even aangehoort,
Waar na z' in haar vertrek uitzinnig is gevloogen,
En zich op 't rustbedt wierp, wanneer haar' gloeiende oogenGa naar voetnoot1788
Van gramschap bliksemden, dan weer een traanenvloet
1790[regelnummer]
Uitgooten, wyl zy zich, gelyk geheel verwoetGa naar voetnoot1790
Aanstelde, en, op zich zelf te wreet, haar' gryze hairen
Uitrukte met gewelt, onmooglyk te bedaaren.
Zy sloeg erbermelyk met vuisten op haar borst;
Wanneer ik uitriep, helpt de Koningin, o Vorst!Ga naar voetnoot1794
1795[regelnummer]
o Hofgezin! helaas, wy zyn geheel verlooren!
| |
[pagina 134]
| |
Maar zy, op dit geroep gaf my vol haat en tooren
Een slag in 't aangezicht: waar na, o groote smart!
De droefheit onvoorziens beving haar bange hart.
Zy storf, en moest aldus haar levenstyt bepaalen;Ga naar voetnoot1799
1800[regelnummer]
Wanneer een schielyk licht van schitterende straalen,Ga naar voetnoot1800
Het duister hofvertrek verlichtte, en onverwacht
Een Hemelstem my klonk in d'ooren. Het geslacht
Van Testius moest dus Dianaas wrok vergelden;Ga naar voetnoot1803
Dat Kalidon weer bloeje, en d'eer der Grieksche Helden
1805[regelnummer]
Het waardig loon geniet van zyne oprechte Min.
eneus.
Was dit dan uwe wil vergramde Jachtgodin?
Wel aan, 'k zal my, hoe zeer uw harde slagen snerpen,
Met lytzaamheit uw' wil gewillig onderwerpen,
Indien gy my dees bee vergunnen wilt alleen,
1810[regelnummer]
Dat ik den korten tyt myns levens in geween
En droefheit slyten mag, van kroon en staf ontslaagen,
Die gy myn Zoon vry meucht met Atalante draagen;Ga naar voetnoot1812
Ik zoek nu eenzaamheit, geen rust voor myn gemoet,
Ontsteek de fakkel van uw huuwlyk aan den gloetGa naar voetnoot1814
1815[regelnummer]
Van moeders lykvuur, 't is 't behaagen van de Goden.
atalante.
Ik dank den Hemel, en zyn Majesteits geboden.
meleager.
Met welk een alsemdrank mengt gy den honig vanGa naar voetnoot1817
Ons onverwacht geluk, o Goden! moest ik dan
Na zulk een stroom van bloet, na zo veel zielsverdrieten,
| |
[pagina 135]
| |
1820[regelnummer]
Myn' waardige Atalant tot myne Bruit genieten!
Gy weet, o Hemel! hoe my 't strenge Nootlot smart,
Doch hoe ik nimmermeer myn doorgepynigt hart
Bezoetelt heb met schult; dit zal my al myn leeven
In myn gerust gemoet een stillen Vrede geeven.
Einde van het vyfde en laatste Bedryf.
|
|