| |
| |
| |
Kabinetten kwamen en gingen
Als alles volgens de regels van de politieke kunst verloopt, zit een kabinet een periode van vier jaar uit. Het is in Nederland helaas meer uitzondering dan regel.
Na mijn start in 1964 heb ik binnen drie jaar vier kabinetten meegemaakt. Volop gelegenheid dus om je te oefenen in de kunst van medeformeren. De buitenstaander moet zich overigens van de invloed van een eenvoudig kamerlid in formatietijd geen overdreven voorstelling maken. Het vreet tijd en het maakt de dag- (en nacht)indeling uiterst grillig, het geleverde aandeel in het uiteindelijke resultaat is omgekeerd evenredig. De macht ligt bij (in)formateurs, fractievoorzitters, commissies van bij stand uit de fractie (altijd financieel-economische deskundigen), partijvoorzitters (bezige bijen). Ik moet echter toegeven dat met de loop der jaren de kans op enige programmatische inbreng vanuit de fractie wel is toegenomen. De keuze van de mannetjes en de vrouwtjes blijft evenwel ook nu nog in de beslissende fase voor het ‘modale’ fractielid een niet te betreden reservaat.
Het begon voor mij met het uiteenvallen van het kabinet-Marijnen (24 juni 1963-14 april 1965) op de omroepkwestie. Binnen het kabinet werd door een werkgroep bestaande uit de ministers Marijnen, Veldkamp, Bot en Scholten gewerkt aan een vorm van commerciële omroep. Net voor het kerstreces had ik namens mijn fractie doen weten dat men op ons niet behoefde te rekenen. ‘Dat klonk allemaal nog wat voorbarig’ (drs. F.A. Hoogendijk, in Elsevier, 26-12-1964). Ook de liberalen speelden het hoog op, met gevolg dat het kabinet uiteenviel.
In de vergadering van 1 maart 1965 bereikte oppositieleider Vondeling dat minister-president Marijnen in de Kamer verscheen. Voorzitter Van Thiel had net de brief voorgelezen waarin het ter beschikking stellen van de portefeuille werd vermeld. Vondeling stelde dat hij zich kon voorstellen dat de regering bezwaar zou hebben om inlichtingen te verstrekken. Hij vond evenwel, dat de minister-president op zijn minst de beraadslagingen behoorde bij te wonen. De Kamer volgde hem. Hare Majesteit de Koningin bewilligde er tussentijds in dat met fractieleiders gemaakte afspra- | |
| |
ken in de tijd iets verschoven werden. Die konden dus in huis blijven.
Volgende episode: Marijnen volgt met hoogrode kleur en gesloten mond de beraadslagingen. Toen Vondeling de minister-president eenmaal in de arena had, heeft hij nog een poging gewaagd hem aan het praten te krijgen. Hij diende ten langen leste zelfs een motie in (verzoek om nadere mondelinge of schriftelijke informatie). Die motie haalde het niet (82-51).
Er is nog wel een lijmpoging gedaan. Schmelzer werd informateur. Men zag hem voor de camera vastberaden over het strand van Scheveningen stappen. Het hielp niet.
Als een kabinet zelf uiteenvalt, is het volgende geheid van een andere houtsoort. Daar kan men in Nederland gif op innemen. De liberalen eruit, de socialisten erin. De fractie van de chu maakte dat evenwel niet mee. De prille confessionele samenwerking (in Straatsburg zat men al in één fractie) liep daarmede een gevoelige deuk op.
De wijziging van coalitie kwam tot stand zonder nieuwe verkiezingen. Dat zou nu ondenkbaar zijn. Het werd een van de oorzaken, waarom d' 66 het levenslicht aanschouwde.
Wat gekker was: de ar-fractie kwam er die eerste vitale dagen helemaal niet aan te pas. Het regende telefoontjes uit het land, maar pas in de wekelijkse vergadering op dinsdag (9 maart) konden wij een woordje kwijt.
De dag daarop wilde Majesteit ook een woordje kwijt: dochter Margriet verloofde zich met Pieter van Vollenhoven.
Het duurde tot woensdag 24 maart voor de voltallige fractie voor een inhoudelijk gesprek bijeen werd geroepen. Er waren geen notities ter tafel. Smallenbroek reciteerde van kladblaadjes.
Pas de volgende dag, toen het duidelijk was dat Beernink definitief afhaakte, zijn wij er binnen de fractie flink tegenaan gegaan. Om kwart voor zeven stroomde de verzamelde pers de fractiekamer binnen. Op 30 maart vergaderden wij zonder onderbreking van tien uur tot half vier. Buiten liepen de temperaturen tot 20oC op.
Zaterdag 3 april ‘concludeerden’ wij ten kantore van Willem Aantjes in het Wilhelminapark te Utrecht ‘af’.
Dinsdag 27 april 1965 werd de regeringsverklaring afgelegd. De socialisten waren erin, de liberalen eruit. Die zaten in hun kamerbankjes als treurwilgen op een dodenakker.
Het was geen vorm van solidariteit, maar een bijdrage tot eigen
| |
| |
gezondheid, dat bij mij de sigaren er definitief uitgingen. Ik rookte per dag een doos van tien over de longen. Sindsdien geen enkele.
Het Waterloo van het kabinet-Cals (14 april 1965-22 november 1966) viel in de nacht van Schmelzer. De gebeurtenissen in die nacht hebben diepe voren getrokken in de vaderlandse politieke akker. Het totstandkomen van de ppr is één zo'n voor.
De kvp was de gebeten hond en daarvoor bestond gewis de nodige aanleiding. Schmelzer was voorzitter van de kvp-fractie, de regering viel omdat de hoofdmacht uit die fractie bij de eindstemming één lijn met de oppositie trok.
In de loop van de tijd is de schuld van het geheel echter wel wat al te exclusief bij de kvp gelegd. Er groeide zelfs een soort karikatuur, als zou een doelbewuste rechtse groepering op een duistere wijze de club-Cals onverhoeds onderuitgehaald hebben.
De ar-fractie onder voorzitterschap van Roolvink heeft - unaniem - niet voor de motie-Schmelzer gestemd (het naar huis sturen van eigen mensen wordt nooit in dank afgenomen), maar wij deelden wel degelijk veel van de kvp-zorgen.
Dat op 13/14 oktober niet een onverhoedse coup werd uitgevoerd, kan blijken uit het nu volgende.
Op 23 maart waren er statenverkiezingen: chu en Boerenpartij wonnen, kvp en pvda verloren. Dat maakt in de kring der direct betrokkenen aan het Binnenhof altijd diepe indruk. In een interview in het Eindhovens Dagblad van 26-3-1966 spreek ik de mening uit dat de kansen op een kabinetscrisis - ook al is er nog maar weinig tijd voor de verkiezingen van 1967 - aanzienlijk gestegen zijn.
Op donderdag 25 augustus was ik op Landbouw, waar Biesheuvel resideerde. Aanwezig voorts de ministers Smallenbroek, Diepenhorst, staatssecretaris Bakker, dr. Jelle Zijlstra en van de fractie: voorzitter Roolvink, Kieft en ik. Het gezelschap zat in zak en as over de dekking van de begroting die op prinsjesdag moest worden ingediend. Hoe een gapend gat te stoppen?
Persoonlijk zag ik meer gat in de Ruilverkaveling Alblasserwaard, waarvan ik de volgende dag de eerste plaatselijke commissievergadering voorzat. Ik zit daar na zestien jaar nog voor te zitten.
Zaterdag 27 augustus verzamelden wij op een ander departement, het door Diepenhorst beheerde o en w. Nu was de gehele ar- | |
| |
regeringsploeg present (inclusief de staatssecretarissen Van Es en Grosheide). Wij hikten vreselijk tegen het gat van Vondeling aan (Noteboom van de kvp zou het in de befaamde nacht becijferen). Spoedberaad van de fractie was geboden. Niet in Den Haag; dat zou maar alarmeren en de pers begon toch al lucht van onze ar-moeizaamheid te krijgen. Wij vergaderden in mijn raadhuis in Hoogblokland. Onopvallend dachten wij, maar dat konden wij spoedig vergeten. Een journalist liet een derde de vrouw van een collega bellen. Zo werd onze verblijfplaats onthuld. Hoogblokland beleefde een hoogst ongewone invasie van parlementaire journalisten. Met uitzondering van Boersma en mej. Rutgers besloten wij het gat in de toenmalige omvang politiek niet af te dekken. Staande de vergadering riep Biesheuvel voorzitter Roolvink naar Den Haag: de zaak stond op springen!
Dinsdag en woensdag zouden Anna en ik een tweedaagse vaartocht op de Westeinder- en Kagerplassen maken met het bestuur van het waterschap ‘De Overwaard’, waarvan ik secretaris ben. Anna kon alleen gaan (ze hield er een hersenschudding aan over).
Pas na heel wat tv- en foto-opnamen kon de fractie die dinsdag van start. ‘Vasthouden’ was ons advies aan Biesheuvel. Wat meer dekking in de indirecte sfeer in 1967.
's Avonds bracht de radio het nieuws dat de club van Cals eruit was. In de nacht van 13 op 14 oktober viel het kabinet. De avondmaaltijd nuttigde de fractie in grote eensgezindheid in ‘Kota Radja’. Volgde een doorwaakte nacht met vele schorsingen. Er deed zich nog een eigenaardig probleem van orde voor. Dr. de Kort (kvp) had met ingang van 14 oktober ontslag genomen. Om twaalf uur in de nacht voltrekt zich altijd een zelfde ceremonieel: de kamerbewaarder verwijdert het verlopen blad van de dagkalender pal achter het spreekgestoelte. Even voordien stelde Van Thiel voor om De Kort ook voor de komende uren nog te continueren. Aldus geschiedde.
Te 3.40 uur diende Schmelzer zijn motie in. De regering vroeg een korte wijle van beraad voor de Kamer haar oordeel over de motie kon geven. Toen de kleine, pittige Cals te 4.10 uur de vergaderzaal aan het hoofd van zijn voltallige kabinet binnentrad, was er geen twijfel meer mogelijk. Zijn tred, zijn houding verried het: de breuk was compleet. Geen soelaas meer van regeringszijde. 75 stemmen voor, 62 tegen de motie van Schmelzer. Om 440 uur viel de hamer
| |
| |
van Van Thiel. Boven het Binnenhof - wij parkeerden daar nog onze auto's - brak de nieuwe dag aan. De pont van kwart voor zes te Schoonhoven voer mij over. De jaarlijkse landbouwtentoonstelling in mijn goede Hoornaar kwam al op gang. Daar had ik in de loop van de dag heel wat uit te leggen.
Het ministerie-Zijlstra (22 november 1966-5 april 1967) bereidde vervroegde verkiezingen voor.
Biesheuvel, die op Landbouw onder drie premiers had gediend, werd onze lijstaanvoerder, met Roolvink als runner-up. Ik had een veilige tiende plaats. Wij behaalden op 15 februari 1967 twee zetels winst. kvp en pvda verloren acht en zes zetels.
Wat iedereen verwachtte gebeurde niet: Biesheuvel werd geen premier (Nog op 7 maart besloot de fractie voor haar deel, Biesheuvel wordt premier. Aan program wordt niet meer gesleuteld.), geen minister, maar kamerlid. Hij nam zonder enige slag of stoot het voorzitterschap van Roolvink over, die Sociale Zaken en Volksgezondheid in het kabinet-De Jong (5 april 1967-6 juli 1971) ging beheren. Joop Bakker kwam op Verkeer en Waterstaat, de beste in de serie die ik daar heb meegemaakt. Op Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening verscheen ir. W. Schut, nadat om redenen die pas in november 1978 zouden blijken Aantjes daarvoor was afgevallen.
Voor het eerst openbaarde zich in onze gelederen een verschijnsel dat later de naam ‘loyalisme’ zou krijgen: de spijtstemmers, kiezers die publiceerden dat ze spijt van hun stem op de ar-lijst hadden, omdat er een kabinet met liberalen en niet met socialisten uit de bus was gekomen.
De kleine, ferme duikbootkapitein hield zijn ploeg de volle vier jaar bij elkaar. Geen geringe prestatie.
Op de regeringsbank staat een verstelbare microfoon. Op een bepaald ogenblik was er geen bode bij de hand om het instrument voor De Jong omlaag te draaien. Hij deed dat zelf met de opmerking: ‘Ik breng het geschut op 's mans hoogte.’
De verkiezingsuitslag van 28 april met Biesheuvel als lijsttrekker was ditmaal niet gunstig voor de arp. Van vijftien weer naar dertien zetels terug.
Wat er in 1967 niet in bleek te zitten, gelukte in 1971 echter wel: Biesheuvel werd premier van het naar hem genoemde kabinet (6 juli 1971-11 mei 1973).
| |
| |
Lang uitgesponnen redekavelingen binnen onze fractie over de meest gewenste coalitie konden dit keer achterwege blijven. De ‘progressieven’ hadden een eigen schaduwkabinet van pvda-d'66-ppr tot inzet van de verkiezingen gemaakt. (Een roze luchtkasteel zonder bouwvergunning). De combinatie behaalde bij lange na geen meerderheid en moest het regeren derhalve aan anderen overlaten, ondanks de oproep van vooraanstaande theologen (o.a. prof. Verkuyl, dr. Van der Veen, Okke Jager en ds. H. Schut) om op de Politieke Partij Radicalen te stemmen. In hun oproep werd onder meer als argument gebruikt dat de arp een kandidaat als Schakel inzette, die begrip voor apartheid tracht te wekken. Schut was notabene verscheidene jaren mijn dominee in Noordeloos op een allerplezantste wijze!
‘Rooie’ Piet Steenkamp, hij zou de grondlegger van het cda worden, draaide een kabinet met vijf poten: kvp-arp-chu-vvd-ds' 70. Hij was op 14 mei door Hare Majesteit aangezocht. De progressieve partijen hadden op 2 maart tevergeefs gepoogd een kamerdebat over de aanwijzing van een (in)formateur aan te spannen. Wij beleefden in die tijd een hausse aan begeerten om ons staatsbestel fiks om te turnen. De spraakverwarring terzake bereikte welhaast Babylonische afmetingen.
Bijna was ik te laat om ‘tegen te stemmen’, ik ijlde van een tv-opname met Van der Louw en Vonhoff naar Den Haag, de wegen waren bij verrassing ondergesneeuwd.
Een debat over de aanwijzing van de formateur door de Kamer werd op 12 mei wel gehouden, maar de Kamer wees de gedachte met 84 tegen 51 stemmen af.
Het kabinet-Biesheuvel ging op 6 juli van start. Boersma (Sociale Zaken) en Boertien (Ontwikkelingssamenwerking) verlieten met hem de fractie. Roolvink keerde in ons midden terug. Hij zou - met een kleine onderbreking in 1972 - tot aan de opheffing van de ar-kamerfractie op die stoel blijven zitten.
Beernink ambieerde geen nieuwe termijn op Binnenlandse Zaken, zijn laatste ministeriële dag (5 juli) besteedde hij door aan een van zijn dorpsburgemeesters, die van Noordeloos, een bezoek te brengen. In de tuin achter de ambtswoning dronken wij een koel biertje.
Biesheuvel in de rol van minister-president werd geen doorslaand succes. Na glansrollen als fractievoorzitter en ‘gewoon’ minister eigenlijk een afknapper. In scherp contrast met zijn onmiddellijke
| |
| |
voorganger hield hij zijn club slechts iets meer dan één jaar bij elkaar.
Het bericht over het uittreden van Drees jr. en De Brauw bereikte mij tijdens de uitoefening van mijn meest hardnekkige hobby: de wandelsport, en in dat verband de deelname aan de Internationale Vierdaagse Afstandsmarsen in Nijmegen. In 1933 fietste ik voor de eerste maal met een biezen koffertje op de bagagedrager uit mijn geboortedorp Meerkerk via de West-Betuwe, het veer Tiel-Wamel en het Land van Maas en Waal naar de Prins Hendrikkazerne, de thuisbasis van de Koloniale Reserve. Onder een officieel geregistreerde hittegolf volbracht ik mijn eerste vierdaagse. Sindsdien heb ik daar niet meer op het appel gemankeerd. Mijn nummer op het draaglint is op het moment van schrijven 43 (25 maal liep ik per dag 55 km).
Op maandag 17 juli 1972 (mijn verjaardag) stond ik in de tuin van ‘de Vereniging’ aan het Keizer Karelplein in de rij voor een van de inschrijfbureaus. Voorzitter Van Rijckevorssel van de organiserende knbvlo ontdekte mij en deelde mij het Haagse bedrijfsongeval mede. Het was nieuw voor mij, wij stonden vanaf de voorafgaande zaterdag op de camping De Uilenput in Berg en Dal. De afwezigheid van moderne communicatiemiddelen behoort tot de charmes van de kampeervakantie.
Uit telefonisch contact met Aantjes bleek mij, dat in de komende dagen geen wezenlijke beslissingen zouden vallen. Ik besloot de dreven rondom Nijmegen niet te verlaten. ‘Als Drees wegloopt, behoef ik nog niet weg te lopen’, was mijn motto. Ik zou overigens op de derde dag een broer van Anna mee moeten begraven (mijn dagmars begon die dag al in de kleine uurtjes), op de vierde dag overleed een tweede zwager. Soms hoopt zich veel familiaal leed in een kort tijdsbestek op.
Maar terug naar de landspolitiek. Op 18 juli 1972 dienden Drees en De Brauw hun ontslag in naar aanleiding van gerezen moeilijkheden over aan te brengen bezuinigingen in het loon- en prijsbeleid. Het werd twee dagen later door Hare Majesteit verleend.
Die dag stelden Biesheuvel en de zijnen hun portefeuille ter beschikking. Twee dagen later - 22 juli - droeg Majesteit Biesheuvel op, een kabinet te formeren. Vier dagen later, op 26 juli, kwam de formatie in een kritiek stadium, doordat de drie confessionele fracties niet langer op één noemer zaten. Ik hield aan die spanning een avontuurlijke rit naar Den Haag over.
| |
| |
Ik was die morgen aan de Waalkade in Nijmegen aan boord van een kleine plezierboot gestapt. Als fractielid moest je dagelijks opgeven waar je te bereiken was. Tussen Druten en Tiel werden wij achteropgevaren door een snelle speedboot van de rijkspolitie te water (het district Nijmegen was vanaf het Binnenhof op mijn spoor gezet). Overstap op de speedboot, die mij met hoge snelheid naar de loswal van Tiel transporteerde. Daar stond een Porsche van de verkeerspolitie. Met minachting voor alle maximumsnelheidsvoorschriften ‘vlogen wij laag’ naar het Binnenhof. Vijf minuten na de aanvang stapte ik als laatste de fractievergadering binnen. Aantjes trof een eensgezinde fractie achter zich. De Gelderlander had het verhaal in geuren en kleuren. Mijn collega Jaap Stuij, burgemeester van Oeffelt, net als ik een verstokt vierdaagse-loper, knipte het uit en stuurde het mij toe met het onderschrift: ‘En dat allemaal van mijn belastingcenten.’
Een lijmpoging - mr. Y. Scholten werd daarbij op 28 juli ingeschakeld - mislukte. Die kabinetscrisis leidde het einde van ds' 70 in. Door de zeis van Vader Tijd de vergetelheid ingemaaid.
De conclusie was dat er kamerverkiezingen moesten volgen. Biesheuvel werd weer onze lijsttrekker. Ik kreeg de achtste plaats op de ar-lijst. In de toen volgende campagne voltrok zich binnen de arp een fiks stuk polarisatie.
Aantjes zette zich in een rede voor de ar-kamercentrale Rotterdam scherp af tegen vvd en ds' 70. Zijn eerste publieke uitlating in een lang slepend proces, dat na de verkiezingen uiteindelijk zou leiden tot het ‘gedogen’ van het kabinet-Den Uyl. Gevraagd om een commentaar was mijn reactie: ‘Het is niet verstandig te lonken naar lieden die ons op hun officiële congressen hebben afgeschreven.’ Een inmiddels opgerichte gespreksgroep van ar-gezinden (voorzitter prof. dr. A.C. Drogendijk van de vu) riep per advertentie de kiezers op een voorkeurstem uit te brengen op nummer 8 van lijst 4, M.W. Schakel. De gespreksgroep bepleitte een herstel van de oude regeringscoalitie terwille van een krachtige bestrijding van de inflatie, een doeltreffend defensiebeleid, een efficiënte besteding van de ontwikkelingshulp en een herstel van de normen der openbare zedelijkheid. Concentratie van christelijke partijen stond mede in het vaandel. De voorkeursactie sloeg niet aan, zij leverde slechts 6682 voorkeurstemmen op.
Voor de partij was de uitslag op 29 november positief: 1 zetel winst. pvda + 4, kvp - 8. Een van de meest dramatische episoden
| |
| |
in het bestaan van de welhaast 100-jarige arp nam een aanvang. Ik was er een oog- en oorgetuige van, blies er mijn partij in mee.
Wat zich tussen 29 november 1972 en 11 mei 1973 (de beëdiging van het kabinet-Den Uyl) voltrok, is vrij omstandig beschreven. Ook de verwikkelingen binnen onze fractie zijn ‘ongecensureerd’ op straat terechtgekomen. Er is uit persoonlijke dagboeknotities niet veel nieuws aan toe te voegen. Wellicht alleen het navolgende.
Ruppert schreef op 24 januari 1973 een brief aan de fracties van pvda, ppr, d' 66, kvp, arp, chu over mogelijke varianten van een extraparlementair kabinet. Daar moest een antwoord op gedicht worden. Onze fractie vergaderde daarover op 25 januari van elf uur in de morgen tot omtrent middernacht. In het weekeinde na die vergadering wist Boersma een passage in onze antwoordbrief binnen te brengen die beslissend zou worden voor de verdere afloop! Persoonlijk verraste die passage mij niet. Ik had het hoofdartikel van Trouw van de vorige dag gelezen, nam kennis van opvattingen in cnv-kring, kritische leraren, de meerderheid in het hoofdbestuur van de Arjos: de loper werd uitgelegd voor de progressieve minderheid én op het punt van het program én op dat van de mennekes. Ik gaf daar in de fractie uiting aan. Biesheuvel deelde mijn visie: ‘Schakel slaat de spijker op de kop. Ruppert wil een opening naar links. Die gedachte leeft ook in onze fractie.’ Het gezicht van Aantjes sprak boekdelen. Boersma gedroeg zich als een onverstoorbare pokeraar.
Ik zal het nooit waterdicht kunnen bewijzen, maar ik heb sterke aanwijzingen dat informateur Ruppert van de ar-kamerfractie via de welwillende bemiddeling van Boersma een brief kreeg met als retourzending een tussenzin erin, die het constitutionele handvat werd voor de opdracht die de koningin de daaropvolgende donderdag aan Burger kon geven: een kabinet-Den Uyl, eventueel gesteund door voldoende confessionelen.
Ruppert bleef Burger de eerste dagen ‘inwerken’. Een links minderheidskabinet, al dan niet aangekleed. Ik heb het onze redactiecommissie van dat weekeinde nooit kunnen vergeven dat zij Boersma daartoe de lengte hebben gegeven. Ruppert-Boersma-Burger waren de rest te ‘muf’ af. Als ik ernaast zit, dan hoor ik het alsnog wel!
Ruppert en Boersma - of waren het Boersma en Ruppert? - hebben in die dagen zelfs serieus een minister-presidentschap van
| |
| |
Boersma overwogen. Het zou voor de arp onverteerbaar zijn geweest.
Persoonlijk heb ik die maanden als een miezerige tijd ervaren. Hoofdrolspelers waren Ruppert, Burger, Biesheuvel, Den Uyl, Andriessen, Tilanus, Aantjes, Boersma en De Gaay Fortman sr. Ik heb mij binnen de fractie met alles wat in mij was verzet tegen de komst van dat kabinet-Den Uyl. Het werd in democratische ongerechtigheid geboren.
Pas in een laat stadium werd op slinkse wijze ons verkiezingsprogram binnengesmokkeld; op grond van de verkiezingsuitslag had de samenstelling 8 progressief - 7 confessioneel moeten zijn, die 8 moesten 10, die 7 moesten 6 worden. Getalsmatig zaten wij zonder enige twijfel in de bijwagen. Kwalitatief zorgden Gajus en Jaap - en zij niet alleen - voor fikse compensatie.
Diep in mijn geheugen staat die avond van 27 februari 1973 ingekerfd, waarin Boersma mededeelde dat hij Burger zijn ja-woord gegeven had. Ik was verslagen, mijn politieke brein kon het niet vatten. Wij verspeelden er onze lijsttrekker door. De fractie lag in twee brokken uiteen: acht gedogers, zes niet-gedogers. Jan de Koning bleek in de laatste vergadering omgeturnd te zijn; in de voorlaatste was zijn standpunt nog dat wij het experiment zonder de chu niet mee zouden moeten maken; had hij voet bij stuk gehouden dan was de eindstand 7-7 geweest. Onvoldoende voor Aantjes om groen licht aan Boersma en de Gaay Fortman te geven.
De beslissende vergadering vond op vrijdag 4 mei in de Bestuurskamer van het Congresgebouw te Utrecht plaats. Wij begonnen om kwart voor één en om vier uur werd het eindoordeel afgegeven: 8-6. De niet-gedogers waren Hannie van Leeuwen, Gerrit van Dam (met Aantjes in het fractiebestuur), Willem de Kwaadsteniet, Ad Schouten, Roolvink en Schakel. Wij hadden - in ieder geval getalsmatig - het onderspit gedolven. En de avond van 4 mei is uit en van zichzelf toch al de moeilijkste van het hele jaar.
Maar na de regen komt zonneschijn. Reeds de volgende dag, 5 mei, trouwde ik als ambtenaar van de Burgerlijke Stand van Noordeloos dochter Liesbeth van onze goede vrienden Jannigje en Henk Schlömann; er volgde een kostelijke boottocht over de Giessen, uit champagneflessen floepende kurken - vader is scheepsbouwer - en een bruisend avondfeest, dat voor mij als een reinigende ragebol door het spinneweb van de doorstane formatie werkte.
| |
| |
Aantjes heeft het pijnlijk-striemend geweten! Hij trok het land in om de beslissing van de meerderheid van de fractie aan de man te brengen. Hij stuitte op felle kritiek, groot onbehagen. Ik verdenk hem ervan dat hij in zo'n situatie pas echt leeft. Ik heb hem bewonderd om de moed waarmee hij het gevecht met de anti-revolutionaire beer kamerkieskringen-gewijs aanging.
Wat stond de fractie te doen? Twee woordvoerders bij het eerste treffen met het nieuwe kabinet? Het zou tot een tweedeling van de partij geleid hebben. Dat gunden wij Burger niet! Aantjes nam het op zich beide standpunten te vertolken. Hij heeft dat gewetensvol gedaan.
De boeren in de Alblasserwaard hebben een bepaald gezegde over de relatie tussen het gras en het weer: het gras komt in het voorjaar met storm en regen, het gaat in het najaar met storm en regen. Zo het kabinet-Den Uyl. Een zogenaamd vechtkabinet - over elkaar heen rollend de poort van het Catshuis uit.
Aanleiding was de te voeren grondpolitiek, maar de oorzaken lagen dieper. Uit elkaar gevallen even voor de eindstreep.
Naar beproefd naoorlogs recept moest daar een andere coalitie op volgen. Die kwam er ook, maar ditmaal had dat meer om de hakken dan ooit tevoren.
De drie confessionele partijen kwamen met één gecombineerde lijst uit. Lijsttrekker was Van Agt. De stembusuitslag was alleszins bevredigend: 49 zetels.
Voor de pvda in één woord subliem: onze Joop boekte 10 zetels winst, wat links van de pvda zat verloor er 10.
De pvda won de verkiezingen en verloor de formatie. Ik heb het negen maanden lang van nabij meegemaakt, want de fractie koos mij als tweede antirevolutionair naast Aantjes in het fractiebestuur.
In die lange slopende maanden ontstond bij mij een groot respect voor Dries van Agt en ontwikkelde zich tussen ons beiden een uitnemende intermenselijke relatie. Een deelgenoot aan het rijke roomse leven en een zoon van de reformatie vonden elkaar. Het klikte vanaf de eerste ontmoeting. Die was op Pinkstermaandag in een zwaar bewaakt departement van Justitie. In de lange Pinksterweekeinden kamperen Anna en ik met al onze kinderen en kleinkinderen (de huidige stand is achttien) ergens in Brabant. Ik moest er de club dus voor in de steek laten.
In dat gesprek heb ik Van Agt geadviseerd voorzitter van de gefe- | |
| |
dereerde cda-fractie te blijven. Dat advies heeft hij in de wind geslagen. Voor mijn verdere adviezen had hij een meer gevoelige antenne.
Het fractiebestuur, tevens formatieteam, bestaande uit Van Agt/ Lubbers/Andriessen/Kleisterlee, Aantjes/Schakel, Kruisinga/ Van der Mei vergaderde ruim honderd maal, de voltallige fractie 51 maal. Er waren dagen dat wij voor de middag begonnen en tot diep in de nacht doorgingen. Knap was hoe Van Agt dan in het laatste half uur aan de hand van zijn aantekeningen een samenvatting gaf waarin aan alle 48 recht werd gedaan. Nooit ging zijn warme hart met zijn koele hoofd op stap.
De fractie stond unaniem op het standpunt, dat op grond van de verkiezingsuitslag er een tweede kabinet-Den Uyl uit de bus behoorde te komen, waarin in ieder geval door pvda en cda werd deelgenomen. De uitvoerigheid en gedetailleerdheid van de programmatische besprekingen waren ongekend. De liefhebbers konden hun hart ophalen. In dat opzicht ben ik nooit zo'n fanaat geweest. Het Binnenhof had mij allang geleerd: het komt toch anders. Ik behoorde ook niet tot de fractieleden die voorbehoud maakten op onderdelen van het program.
De zaak struikelde in de personele sfeer, de mannetjes en de vrouwtjes. De pvda ging uitmaken wie wij wel en wij niet mochten leveren. Een van de zwaarste vergrijpen in een land waar alleen maar geregeerd kan worden door samenwerkende minderheden. En samenwerking is de wortel van alle cultuur. Toen ter congresse van de pvda de Piet Reckmannen zich afsluitend over al die maanden formatiewerk ontfermden, klapte de boel uit elkaar. De daaropvolgende zaterdagmorgen parkeerden Hans Wiegel en ik tezelfder tijd op het parkeerterrein naast het kamergebouw aan de Hofwegzijde. De deur aan die kant zit op zaterdag dicht, dus liepen wij om naar de hoofdingang Binnenhof. Of ik Dries wilde vragen Hans te bellen. Die dag werd in principe het kabinet-Van Agt/Wiegel geboren. Het zou een uiterst smalle meerderheid van twee zetels hebben, dat is waar, maar een ander parlementair meerderheidskabinet zat er niet in.
Gedurende de fase van de onderhandelingen met de pvda was de fractie - afgezien van verschillen over programmatische onderdelen - politiek eensgezind. De interne ellende begon, toen de liberalen echt serieus op het formatietoneel verschenen. Na het congres van de pvda zat er, zoals reeds opgemerkt, niets anders op dan met
| |
| |
de liberalen te praten. De fractie zond Van Agt daartoe op pad. De onderhandelingen verliepen vlot en soepel. Wiegel had zich heilig voorgenomen de harde oppositiebanken te verlaten; in het regeerkasteel valt meer te verdienen. Het onderhandelingsresultaat werd door collega's uit het loyalistische kamp - de mouwen tot verkennershoogte opgerold - scherp onder vuur genomen. Van Agt moest met ±80 (grotere en kleinere) wijzigingsvoorstellen naar Wiegel terug. Maar Wiegel liet zich niet meer van de wenkende regeringsbanken af-amenderen. Van Agt kwam in de tweede ronde met een fraai resultaat onder de onderhandelingsarm in zijn fractie terug.
Die dag - 28 november 1977 - heeft zich de meest merkwaardige fractievergadering voltrokken die ik in mijn parlementaire loopbaan bijwoonde. Een voor een kwamen de loyalisten op de proppen. Niemand buiten hen wist precies hoeveel het er uiteindelijk zouden worden. Ieder had zijn eigen verhaal, maar het eind van al die liederen was, dat zij dit niet wensten mee te maken. Als een van de laatsten kreeg ik het woord. Ik wist niet dat Willem Aantjes helemaal aan het einde van de seance nog een konijn uit de hoed zou toveren. Ik ging ervan uit dat de loyalisten - vrijwel allemaal van ar-huize - de boel zouden torpederen. Dat soort situaties maakt mij welbespraakt, doch gelukkig niet doldriest. Ik slingerde mijn boetepredikatie bewogen, gearticuleerd, niemand persoonlijk kwetsend, niets zakelijks ontziend, met de cadans van de oplierende kanseltoespraak de volle fractiezaal in. De collega's luisterden ademloos. Het maakte indruk. Jaren nadien heb ik er nog van horen getuigen.
Helemaal aan het einde van de avond kwam Aantjes met zijn formulering: ‘Wij zullen de totstandkoming van dit kabinet noch bevorderen noch verhinderen.’ Stom van mij, dat ik die ontknoping niet voorzien had. In de dagen van de formatie-Den Uyl (1972-1973) had ik deze uitspraak in bepaalde stadia verscheidene malen uit zijn mond vernomen. Aantjes was sterk in dat soort juridische bouwsels.
Van Agt kon met zijn club 19 december 1977 - de sterfdag van mijn broer in Neuengamme - door Majesteit ingezworen worden. In de avond van die dag belde hij aan Anna de volgende boodschap door: ‘Ik ga niet te ruste voor en aleer ik jouw Maarten dank gebracht heb voor zijn onbaatzuchtige hulp en bijstand.’
De marge was smal, maar Van Agt bracht zijn equipe aan de finish.
| |
| |
Slechts eenmaal scheerde hij langs de afgrond: in de affaire van de olieboycot tegen Zuid-Afrika op 26 juni 1980, de vooravond van het zomerreces. Op zo'n laatste dag is het altijd grote zomeropruiming binnen en een barbecue met wijn buiten. Ik zat een mondeling overleg met Tuynman voor over de veren naar de Waddeneilanden. In de grote zaal ging het over topsalarissen en de benoeming van Scholten tot vice-voorzitter van de Raad van State. Ik had een interview met journalist De Lugt voor Tubantia en één met Sorgdrager voor Den Haag vandaag.
Geruchten schoten als sissende slangen door de wandelgangen. Den Uyl ontzag zich niet om onder onze loyalisten te colporteren. Die zaten onder hoogspanning, sommigen wilden wel de olieboycot, niet een kabinetscrisis; anderen waren grimmig vastberaden. Pas na middernacht begonnen Van der Klaauw en Van Agt aan de olieboycot. Het werd zo'n hete nacht met om de haverklap schorsingen. Na een van die schorsingen - de nacht was zwoel - nam ik een flesje bier mee naar de fractiezaal. Daar zat ook iets demonstratiefs in. Politici hebben in dat soort situaties de neiging elkaar op te draaien. Die tocht dwars door de zaal met dat biertje nonchalant in de hand wilde suggereren dat het nu ook weer niet zó ernstig was.
Joop van Rijswijk, mijn beste vriend onder onze medewerkers, had een fijne neus voor politieke ontwikkelingen en verwikkelingen. Als ik minister zou zijn geworden - dus neen - en ik zou een politiek adviseur aangetrokken hebben - andermaal dus neen - dan zou ik hem mee naar mijn departement genomen hebben. Af en toe kreeg ik een limerick van hem (Vonhoff was daar ook sterk in); mijn biertje ziende, dichtte hij:
Het kabinet staat op een kier,
de slak die afremt in de bocht
en staat het (of de boycot) op de tocht
dan drinken we maar bier.
Het gerstenat smaakte uitstekend, en dat inspireerde mij tot een tegenprestatie:
| |
| |
Het kabinet glooit nog een tikkie naar de boycot,
een krappe meerderheid vindt, dat het zo dan maar mot.
Ging het net niet op de fles.
Toen was het op slag van drie uur in de nacht. Ik dichtte niet alleen. Ik wist ook te voorkomen dat Scholten ten tweede male een motie indiende. Lubbers wilde dat in zijn vergaande tolerantie tegenover loyalisten laten passeren, maar dat kon gewoon niet: voor het idee van Scholten was weliswaar een meerderheid in de Kamer, maar in de fractie sprak hij voor een duidelijke minderheid. De socialist Ter Beek diende toen die motie maar in; terecht, het naar huis sturen van eigen mensen kun je maar beter aan de ‘overburen’ overlaten.
Bepaald profetisch werd Van Rijswijk om kwart voor vier:
de zaak gaat net niet op de fles.
Hij onderschatte de boel; toen er vanaf 4.20 uur over de motie-Ter Beek gestemd werd, bleken het er dertien te zijn (aangenomen met 79 tegen 66 stemmen). Het kabinet sprak geen onaanvaardbaar uit. De zaak had met een sisser af kunnen lopen, maar er zaten nog politici in de zaal. Den Uyl kwam met een motie van wantrouwen. In de daarop volgende schorsing brachten noch Van Rijswijk noch ik meer de moed tot een limerick op. Maar in de laatste stemming, die om vijf uur van start ging, bleken de zes uit zijn limerick van de voorlaatste schorsing er op de kop af in te zitten. De originelen zijn bij de schrijver van deze regelen te bezichtigen. Tijdens de laatste schorsing heeft Lubbers de neuzen in de fractie niet geteld. Het zou mij niet overkomen zijn, maar hij zal er reden toe gehad hebben. Niemand wist of de regering er over een kwartier nog wel of (in principe) niet meer zou zijn. Alles hing af van het stemgedrag van de dertien voorstemmers uit onze fractie. In de harde kern van dit ongeluksgetal signaleerde ik een heethoofderig sfeertje. Met
| |
| |
gekromde tenen heb ik hun stemmen zitten turven. Halverwege constateerde bankgenoot Scholten dat het kabinet de slag verloor. Dat zou dan een nacht van Scholten geworden zijn. Ik kon het hem niet bestrijden. Een aantal loyalisten hield voet bij stuk, anderen stemden echter tegen de motie van wantrouwen. Telkens als er één ‘omging’, steeg uit de propvolle tribunes gesis en gekreun op. Daar ging het kennelijk ook al lang niet meer om de olieboycot.
Van de dertien loyalisten switchten er zeven om. De motie van wantrouwen werd verworpen met 74 tegen 72 stemmen. Het motto van de succes-agenda voor die dag luidde: ‘Elke verandering is een last, zelfs als ze een verbetering is’ (Samuel Johnson).
Tegen half zes schoot ik de rijksweg langs Delft en Rotterdam op. De baan werd al fiks benut door auto's met caravans of vouwwagens, de nieuwe dag in, het vakantiedoel tegemoet.
Vlak voor thuis vloog een vroege duif zich op mijn voorruit te pletter.
|
|