Vijfde hoofdstuk
Hij zat in de vierde klasse, toen eens zijn aandacht getrokken werd door een boek, dat anders gekaft was dan de andere boeken in hun bruine omslagen. Een boek, gekaft in wit gesatineerd papier met een watermerk van viooltjes, zooals banketbakkers gebruiken voor 't inpakken van hun waren.
Deze viooltjes waren voor een deel nagetrokken met potlood en alsof middenin dit potlood zich bedacht had en een eigen fantaisie had gevolgd, stond rechts in den hoek, niet zonder vaardigheid geteekend, een bouquet rozen met daarop een vlinder.
Han kon zijn oog niet afhouden van dit deel Algemeene Geschiedenis, dat door het ongewone pakje, waarin het was gestoken, zoo gansch anders was geworden dan zijn strenge eigen boek met het blauwe etiquet en zijn naam in rondschriftletters erop. Het boek met de viooltjes was eensklaps lieflijk, teer en schalksch, iets dat in zijn leven geen plaats had en dat hij nochtans kende. De bloempjes, het rozentakje, de vlinder en daarna het blonde haar van de bezitster, de schotsche strik, waarmee haar krullen werden bij elkaar gehouden, haar zeegroene japonnetje met de geplooide kant om haar hals, dat alles smolt samen tot een sfeer, die hem zeer vertrouwd leek, die als uit de verte tot hem wenkte, zonder dat hij zich herinneren kon, waar hij dit al eens eerder had ontmoet. Hij voelde iets van den rijkdom van deze losse,