| |
| |
| |
Hamburg
Er is nog een ondervinding als kind opgedaan, die de aard van mijn leven heeft bepaald: toen ik zes jaar was verhuisden wij naar Hamburg, waar mijn vader zich als tabakshandelaar vestigde. De sfeer die ons daar wachtte verschilde wel danig van hetgeen men in Amsterdam gewend was geweest. Destijds had de vrouw des huizes het gewone leven van ons afgehouden ten bate van zelfvergoding, daarin gesteund door haar echtgenoot, wiens ondoofbare liefde alle zelfrespect had aangevreten. Vlak voor ons vertrek monumentaliseerde hij dit gevoel voor zijn Betsy. Het was toen zij, door bemiddeling van Josef Schürmann, 27 december 1900 met Louis Bouwmeesters troep meemocht om na afloop van een stuk Shylock in de Comédie Française enige vioolnummers ten beste te geven. (Hij sloeg, zij het ongewenst, de blaadjes van de partituur om.) Toen het applaus losbarstte raakte hij zo in vervoering door de eer, die zijn vrouw te beurt viel, dat hij meeboog.
Maar in Hamburg was het afgelopen met de romantiek van de zelfverheffing, alle normen waren op slag veranderd. We woonden in een flat aan een plantsoen. De enige familie, waar we contact mee hadden waren de
| |
| |
buren; man, vrouw en drie kinderen. De moeder sprak over haar kroost als over ‘mein Goldkind,’ ‘mein Silberengel’ en ‘mein Eisenbengel.’ In de spiegellijst van hun huiskamer stak, zoals in die tijd gebruikelijk, een roe. Vader Herbst regeerde speciaal de Eisenbengel door daarnaar te kijken. Soms mocht ik mee gaan spelen met de kinderen bij hun grootmoeder, een brede vrouw met een rood, vierkant gezicht. Bij het hek stond op zekere dag een emmer met levende paling. De Eisenbengel pakte er een uit, beet erin en zat ons, gillende kleine meisjes, achterna met twee kronkelende stukken paling, als een griezelige snor, naast zijn mond. Ik vermoed wel dat de palingbij ter het onder Hitier ver geschopt heeft.
Pa liet me inschrijven in een Lutherse Höhere Töchterschule. Ik veronderstel dat hij bij deze vlucht uit het jodendom Luthers ‘Schriften wider die Ju den und die Turken,’ welke Hitler deze protestantenleider niet verbeterd zou hebben, niet kende. De school was gevestigd aan de Rotenbaumchaussee. 's Ochtends deed de directrice met een lineaal in de hand de ronde door de klassen. We moesten dan rechtop in de bank gaan staan en luid en vooral ritmisch haar goedenmorgen toewensen. Soms waren er wel drie tikken met de lineaal tegen de bank nodig voordat de groet voldoende unisono klonk. Iedere maand moesten we netjes twee aan twee marcheren naar het pleintje, waar een Friedens-Eiche was geplant ter herinnering aan Duitslands overwinning in de Frans-Duitse oorlog van 1870. We zongen dan ‘Deutschland, Deutschland, über alles, über alles in der
| |
| |
Welt.’ Ik leerde daar ook al vroeg dat Nederlands eigenlijk Platt-Deutsch was en dat Holland bij Germania hoorde. We leerden er klikken; als ik iets gedaan had wat niet mocht, richtte de juffrouw zich niet tot de boosdoenster, maar tot het meisje naast me in de bank: ‘Lily, hat die Jeanne ihren Radiergummi gebraucht?’ In Nederland is het regel dat de klas solidair is met de belhamel. Niet zo in Hamburg. Als je er voor een vergrijp uit was gestuurd gingen in het vrij kwartier de meisjes voor je staan. Ze wapperden met hun handen heen en weer voor je gezicht (een gebaar dat ik elders nooit heb gezien) en riepen net zo luid als voor een begroeting van het hoofd van de school ‘I Gitt, I Gitt, I Gitt, ich spiel nicht mit der Jeanne.’ Denk niet dat het ging om een of andere schandalige ondeugd, maar om een pietluttige ongehoorzaamheid.
Er heerste op school onverholen anti-semitisme. Toen ik eens ‘vrij’ vroeg op een dag, omdat er een tante uit Holland over was, werd daar nogal vreemd op gereageerd. Het schijnt dat het juist een joodse feestdag was zodat men me verdacht maar een smoesje verkocht te hebben met dat verhaal over de komst van mijn tante. Maar omdat ik zelf niet wist dat ik joods was en ook niet wat dit voor consequenties kon hebben, begreep ik niet wat dat gesmiespel om me heen betekende en toch pikte ik er iets van op, wat blijkt uit het feit dat ik het nu nog kan navertellen. Op dezelfde manier voelde ik de schok mee met mijn vader, toen een man, terwijl we samen wandelden, zich opeens omkeerde en ‘Schmaus’ riep. We
| |
| |
praatten er niet over en ik leefde verder met een geheim dat mijn bewustzijn niet bereikte. Wel sloot ik me in die jaren dat ik de school met de bijbel bezocht, soms op in de w.c. om voor het zieleheil van mijn ouders te bidden, die de Heer niet dankten voor de maaltijd. Dat eerste jaar liep ik nogal stromeloos rond. Mijn ouders waren ook vrij geïsoleerd. Slechts zelden gebeurde het dat er zich bezoek aanmeldde, dat juffrouw Drielsma, die een paar jaar het Hamburgse intermezzo heeft meebeleefd, dan in de salon liet met de woorden ‘Platzen Sie sich’.
Op een dag in september, het zal mijn derde jaar geweest zijn in Hamburg, voelde ik mij heel eenzaam. Ik slenterde langs een weg, waar links de velden begonnen met daarboven een leiblauwe wolkenlucht, waar door scheuren fel zonlicht heenbrak. Plotseling drong het tot me door dat niet ver hier vandaan mijn klasgenootje Balda Sokolowski woonde. De Sokolowski's waren Polen en spraken net zo gek Duits als wij. Balda had donkere krullen om een vaalbleek gezicht. Ze werd door iedereen genegeerd. Soms speelden we ‘Gebt Acht auf eure Füsze,’ waarbij we in een kring dansten met op sommige momenten handgeklap en voetgetrappel. Ik vond het een fijn spel, maar Balda zocht nooit de hand van een ander meisje om mee te doen, en niemand trachtte haar in de kring te trekken. Zij haalde, gedurende het vrij kwartier meestal een zak drop te voorschijn en ging staan zuigen. Ze presenteerde nooit. Zo nu en dan nam ze het zwarte vierkantje uit haar mond en keek er ernstig naar. Ze had een indrukwekkende moeder, die droeg een hoed met
| |
| |
een grote gele paradijsvogel erop en een mantel met een bontkraag van chinchilla. Ik wist dat dit lichtgrijze bont, dat opstond tegen haar mollige hals, zo heette omdat juffrouw Drielsma klakte met haar tong en zei: ‘Chinchilla, chinchilla, dat kost ka-pi-ta-len!’
Op een dag gebeurde er iets onverwachts. Die moeder informeerde bij het uitgaan van de school: ‘Welk meisje heet hier...?’ en toen volgde mijn naam. Toen men haar mij had aangewezen liep ze naar de kinderjuffrouw en vroeg of ik bij Balda mocht komen spelen. Er werd een afspraak gemaakt. Er waren onmiddellijk een paar klasgenootjes, die met heftig hoofdgeknik van ‘heb ik het niet gezegd!’ met elkaar begonnen te fluisteren. Ze wierpen belastende blikken in mijn richting. De afgesproken dag werd ik afgehaald door de vigilante van de Sokolowski's, waarin behalve Balda haar moeder zat en haar twee jaar oudere zusje Irina, die in niets op Balda leek; ze was blond en ze had een kort wipneusje. Om te beginnen reden we naar een speeltuin. We kregen heerlijke roze en beige ijsjes en Groschen om lekkers te halen uit een automaat. Onderhand vroeg de dame met de paradijsvogelhoed van alles over mijn vader en verdere familie. Over mijn moeder werd niet gesproken. Irina liet ons al gauw in de steek om op een schommel te klimmen. Ze schommelde erg hoog, zó hoog dat kinderen van een ander tafeltje: ‘Guck die mal!’ zeiden. Daar was het Irina kennelijk om te doen geweest en het duurde niet lang of ze werd al opgenomen in een groepje spelenden, die elkaar gillend achterna zaten tussen de
| |
| |
tafeltjes. Balda bleef lusteloos als tevoren. Haar moeder sprak met haar in het Pools en toen liet Balda zich van haar stoel glijden en verwaardigde zich om met me te gaan wippen, maar ze lachte niet, het werd een drenzerig spel. De moeder sloeg haar arm om haar heen en vroeg of ze het hier dan niet gezellig vond. ‘Ik heb immers Notchka niet bij me,’ antwoordde ze. Notchka bleek haar pop te zijn. Toen betaalde mevrouw Sokolowski, zocht Irina en reed met ons naar hun huis, wat een indrukwekkend grote villa bleek te zijn met veel balkons en erkers en een groot grasveld met bossen rododendrons. We werden in de speelkamer gelaten met in de muur een ingebouwd poppenhuis. Een groot poppenrijtuig met paardjes ervoor stond in de hoek. Irina liet zich niet meer zien, maar Balda stortte zich op dat rijtuigje, waar de pop Notchka in zat. Al haar nooit getoonde liefde scheen zich op deze pop te concentreren. Ze kuste Notchka, die een tiran bleek te zijn, want niets vond ze goed genoeg. Ze moest rondgereden worden, de speelgoedaap moest kunsten voor haar vertonen, ze bleef ongenaakbaar. Dan werd ze door Balda uitgekleed en in de schommelwieg gelegd, niet dan na nog eens hartstochtelijk omhelsd te zijn. Er waren zeker tien andere poppen, maar Balda negeerde ze en een jongenspop kreeg de opdracht die andere poppen ‘Prügel’ toe te dienen. Ik moest die jongenspop hanteren om de anderen te bestraffen. ‘Maar wat hebben ze dan gedaan?’ vroeg ik. Balda keek me verstoord aan, dat ik zo iets kon vragen, dat ik dit niet van nature begreep! Na een paar seconden
| |
| |
mompelde ze: ‘Sie sind eben nicht lieb!’.
Toen ik die dag in september voorbij de akkers liep besloot ik naar het huis van de Sokolowski's toe te gaan. Balda was al een tijd lang niet op school geweest, niemand had haar gemist, haar naam werd niet genoemd. Ik verlangde misschien naar de verwennerij van Balda's moeder. Wilde ik nu zelf de pop Notchka kussen? Ik weet het niet, maar ik begreep nu beter de bestraffing Van al de anderen. Toen ik een zijweg in was geslagen lag daar in dit vreemde, door blauwzwarte wolken doorgleden licht de villa met veel blinkende ramen. Ik bleef staan voor het hek, in de hoop dat de hartelijke mevrouw mij zou zien en misschien naar binnen halen. Inderdaad hoorde ik na een poosje hoefgetrappel en een rijtuig reed langs, maar niemand lette op mij. Toch wel, een tuinman was bij het hek geknield bezig met planten. Na een minuut of wat vroeg hij: ‘Wat kom jij hier doen, juffertje?’ ‘Ik kom,’ stotterde ik, ‘ik, ik wou met Balda spelen.’ De man keek me even aan met een vreemde uitdrukking in zijn ogen, dan zei hij: ‘Balda, die ist tot, die ist ja aus dem Fenster gefallen!’ en hij bukte zich gauw over een volgende bloem. Het was een blauwe flox.
Dit waren dan de spaarzame herinneringen van een achtjarig schoolkind betreffende de Poolse emigrantenfamilie Sokolowski. Het is duidelijk dat het joodse ras binnen de antisemitische omgeving van die Duitse burgers, die hun kinderen op een Luthers rijkeluisschooltje deden, de oorzaak is geweest van de ongelukkigheid en
| |
| |
vermoedelijk van de dood van de kleine Balda.
Elementen in Balda's bestaan waren ook in het mijne te vinden. Beiden waren we joodse meisjes in een in principe vijandige omgeving verzeild geraakt.
Het leven van mijn ouders had ondertussen een verandering ondergaan. Met de zaken van mijn vader ging het niet zo best. Met de glorie van de gevierde concertvioliste was het voorlopig gedaan. Het lampje, dat gebrand had onder het beeld van Lublin was sedert lang gedoofd. Zij was gedwongen geweest zich te schikken in het bestaan van een gewone vrouw met het wel en wee, zoals dat overal zichtbaar zou worden wanneer je een röntgen-apparaat zou richten op welk raam ook van elke willekeurige straat. Speel maar een spelletje met jezelf en tracht je voor te stellen, wat er in de nachtelijke slaapkamers gebeurt van de mannen en vrouwen, waartussen je komt te zitten in de tram of in de trein! Wat mijn moeder betreft, onrijpe illusies hadden plaats gemaakt voor reële ervaringen. Was het leven tot dusver voor haar geweest een decor met spookachtig-romantische effecten, nu was daarvoor in de plaats gekomen zomaar een interieur, waarin dingen gebeurden, die woorden konden uitlokken als: ‘Jee, wat aardig zeg!’ en het volgende moment: ‘Nee, nee, schei uit, schei uit!’. Ik voor mij ben ervan overtuigd dat de irrationele ervaringen van de seksualiteit (inclusief de ziektevormen daarmee verbonden) onze reacties op het leven zozeer hebben vervormd.
Op een gegeven moment trof ik juffrouw Drielsma in de
| |
| |
gang met een bundel dekens op de arm. ‘Raad eens, wat ik hier in mijn armen heb?,’ vroeg ze en toen ik het niet wist, zei ze: ‘een zusje.’ ‘Poeh,’ zei ik en wou een stomp tegen de dekens geven, want niemand had me ooit op het feit voorbereid dat er een kind geboren zou worden, maar toen ze me in de slaapkamer binnenlieten lag daar mijn moeder bleek, met vertrokken gezicht en met bevende mond in het bed onder de baldakijn met de donkergroene gordijnen. Van een lieve kennismaking met het zusje in de wieg herinner ik me niets. Ik vrees dat de feestelijke beschuit met muisjes ter viering van de geboorte van Beatrice door de mussen van de Eppendorfer Landstrasze werden opgegeten, niet door mijn vader en mij. Anderhalf jaar later werd er nog eens een meisje geboren, Sigrid, in de wandeling Bob genoemd.
Dat was het jaar dat ik me herinner als een vreemd eiland in mijn herinnering. Juffrouw Drielsma was verdwenen. 's Ochtends probeerde ‘Pa’ een vrolijke stemming te simuleren door slechts in onderbroek gekleed uit de badkamer de slaapkamer binnen te dringen, waar niet hij, maar ik met mijn moeder sliep. Zijn Schnurrbartbinde (door mannen in die tijd voor het ontbijt gedragen om de gepommadeerde snor in de vorm te krijgen) over de bovenlip gespannen, met een hoed achter op zijn hoofd en een wandelstok, in de twee handen recht voor zich uit dragend, danste hij de cake-walk, luidkeels Ching Chang Chinaman erbij zingend. Met deze vertoning poogde hij een ijzige stilte te verbreken. Het was de naklank van een vrolijke avond, met vrienden van zijn club doorgebracht,
| |
| |
zonder mijn moeder.
In die maanden wandelde hij soms met mij en dan vertelde hij me vaak dingen over de zon en de maan en de sterren, waarvan het was alsof ze nooit onze, door moeder ingerichte salon met de in goud gelijste schilderijen en de gebeeldhouwde koppen op marmeren standaards, beschenen. Ik herinner me dat ik eens van mijn zakgeld een groen met gouden vaas gekocht had voor mijn ouders in het naburige warenhuis van Deppe. Mijn vader zette hem, tot afgrijzen van mijn moeder, op het buffet. Maar het duurde toen niet meer lang of mijn vader stond in de gang op mijn schouder te snikken voor de gesloten slaapkamerdeur en toen bevond ik me opeens met mijn moeder in de trein op weg naar Nederland.
|
|