Dichtbundeltje voor de Surinaamsche jeugd
(1853)–C. van Schaick– Auteursrechtvrij
[pagina 78]
| |
Het lieve kind is graag gevleid;
Dat is geen goede trek.
Wijst men haar soms haar fouten aan,
Dan wordt zij ras verstoord.
Dan zal zij uit de kamer gaan,
En doet of ze u niet hoort.
Zoo wordt zij nimmermeer gewaar
Wat mooi of leelijk is,
Wat nadeel aanbrengt of gevaar;
En waarlijk! dat is mis.
Geen mensch, hoe braaf, is hier volmaakt.
Geen een weet alles nog.
Voorzichtig dan! ziet toe en waakt!
Dat vleien is bedrog.
Hij, die me op mijn gebreken wijst,
Hij is een ware vriend.
Maar die mij altijd roemt en prijst,
Met hem ben 'k niet gediend.
|
|