Dichtbundeltje voor de Surinaamsche jeugd(1853)–C. van Schaick– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 68] [p. 68] De snoeper. Eene vertelling. Hoort! ik zal u wat verhalen, Van een rechten snoepersbaas. 't Was een zoon van doctor Balen En zijn naam was Nikolaas. Snoepen was zijn lust en leven. Overal zat hij steeds aan. Nooit kon men hem zooveel geven Dat hij iets zou laten staan, Was er soms iets aangebroken, Blikjens, trommels of een glas; Voort de hand er in gestoken En geproefd zoo lang er was. Ma had dikwijls hem bekeven; Pa nog onlangs zwaar beknord. ‘'k Zal,’ zoo sprak hij, ‘nog beleven ‘Dat ge een groote booswicht wordt. [pagina 69] [p. 69] Die zoo snoept in kindsche jaren En niet op zijn vingers let, Kan zich, ouder, niet bewaren, Wordt een dief - en - raakt in 't net.’ Maar vergeefs! - wat Pa mogt praten, Nikolaas ging toch zijn gang. Geen kastijden zelfs kon baten; 't Scheen hij was voor slaan niet bang. Wat gebeurde? - Doctor Balen Werd geroepen op Kombé. 't Is gevaarlijk - zonder dralen Gaat hij met den Neger meê. Maar zijn kamerdeur te sluiten, Pôti! daar dacht hij niet aan. ‘Ha!’ zegt Klaas, ‘Papa is buiten, ‘Nu zal 'k in zijn kamer gaan. Kijk, dat kon niet mooier loopen! Eindlijk heb ik toch mijn zin. Nu maar voort! de deur staat open! 'k Wou er al zoo lang eens in. Wat al flesschen! wat al glazen! Maar zij staan wat hoog voor mij. [pagina 70] [p. 70] En die potten!... hê, 't zijn bazen! Drommels kon ik er maar bij! Maar wat ligt daar?... 'k wil het weten; Pa heeft stellig nog wel meer. Gaauw een stuk er afgebeten, En de rest leg ik weêr neer.’ Pas had hij een beet genomen, Of hij gilde en kromp van smart. En eer Pa was thuis gekomen, Was reeds de arme snoeper zwart. 't Zwaarst vergift had hij gegeten, Dat er maar te vinden was. Donkie wortel is 't geheeten, 't Groeit alom hier in het gras. Vreeslijk heeft de knaap geleden. O! zijn smart was zwaar en groot. 's Avonds had hij uitgestreden. Pôti! 's avonds was hij dood. Vorige Volgende