Dichtbundeltje voor de Surinaamsche jeugd(1853)–C. van Schaick– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Seinen. (Alleenspraak.) Kijk! daar gaat de vlag weêr neêr!... Dat is nu de derde keer. Vast een schip nabij Braamspunt!... 'k Hoop het is kaptein van Lunt. Nu, hij kon er makkelijk zijn!... 'k Wou het wel!... Want oom van Rijn, Naar ik straks nog heb gehoord, Is met Jan, mijn broêr, aan boord. Wist ik toch de nommers maar!... Ja! dan was ik daadlijk klaar.... Jan is vast een heele heer. Mooglijk ken ik hem niet meer. 't Is ook al een jaar of acht, Dat Pa hem naar Holland bragt. 'k Hoor van ieder die hem kent, [pagina 36] [p. 36] 't Is een flinke, ferme vent. Misschien rookt hij,... heeft een baard, Licht ook knevels... rijdt te paard. 'k Hoop maar dat hij er aan dacht, En mij wat heeft meêgebragt. 't Zou hem anders leelijk staan Als hij dat niet had gedaan. Maar wat of die jager wil?... Kijk! een briefjen... wacht!... wees stil!... Troe! troe! 't is zoo!... 't is van Lunt. 't Schip is al voorbij Braamspunt. Kon ik vliegen,... in een wip Vloog ik daadlijk naar het schip. En schoon Jan mij al vergat, 'k Wou maar dat ik bij hem zat! Vorige Volgende