| |
| |
| |
Miniaturen
Prélude
de framboos draagt frambozen
mijn struik draagt bramen
mijn bes - ze is schraal en zwart
rijdend langs een natte lijn
met een zucht gaat het ook wel
| |
| |
| |
Van mensen
schept water in een plasje
zwart van duizend eeuwen roet
die geheim is in mijn grond
woont soms een zwarte vogel
| |
| |
tussen veel te veel stenen
razende derwischen? - neen
neen - staatsgrijns no. 1
| |
| |
zo staat groter achter hem
| |
| |
wijsheid zo volkomen stil
groter de honger van het hart
dan herrijst de eerste dag
altijd is de tijd vervuld
niet op mijn ziel willen staan
| |
| |
neemt geen schrift meer aan
ik ben geen soeng of ming
toch - als je tegen me blaast
's nachts zucht het wel eens - ik ook
mijn ruimte raakt zeer gekromd
toen - op een dag - ging ik dood
als deze vreemde vóór mij
| |
| |
| |
Van dieren en dingen
het staat in het goede gras
dan herneemt ze haar kauwen
op de schoorsteen van Dourleijn
| |
| |
de haan die de boer wou zijn
sprak de ezel tot de roos
woont de zachtvoetige spin
over zijn graat gaat praten
scharrelt in haar winkeltje
| |
| |
men ziet hem voor een mens aan
zegt het vlugge garnaaltje
riep fier een partikeltje
ernstig verwijt ze mijn broek
nu bouwt ze vreemde torens
| |
| |
ze at van de boom der kennis
leeft voor wetenschap en kunst
kruipt de druppel langs het glas
ze glimlacht om de tekens
| |
| |
zacht wazelt hij zijn verhaal
komt het witte bloeien op
vaart een zacht herinneren
| |
| |
| |
Van de kalender
van een slungel met een geeuw
van groen en geel - positief
| |
| |
kerks en paars en bruin en rijk
en zilver - blauw met zilver
| |
| |
Y encontrarás una mañana pura
amarrada tu barca a otra ribera
| |
Van sterven
een schimmelspoor zet zich vast
langzaam komt en gaat het licht
rode puinen roken over zee
gaat voor me uit op het pad
| |
| |
de bloesem die gaat sterven
zwarte zuilen kwamen bloot
het zal in mijn kamer staan
een wolk schoof voor de maan
| |
| |
gaat langzaam een deur open
straks rest er niets meer
je gaat door lange gangen
| |
| |
stel je hoop niet op de nacht
stond de oude moerbeiboom
schrijft zijn teken in het zand
| |
| |
meldt zich met verdrietigheid
dat kun je nog - dat mag dan
en verneem mijn laatste woord
het heeft al gewaarschuwd
een nacht - je was nog kind
| |
| |
waar de verdronkenen zweven
ziet het zwarte beest je aan
waar de jasmijnen bloeien
uitkomen in een pure morgen
ze is de Westerpoort gegaan
| |
| |
tussen tentakels die je zoeken
dat zich om je heen ontvouwt
dat dan weifelt en deinst weg
zwerft mijn wil - een klein kristal
| |
| |
witte slaap volgt - straks
als kameel heb ik gediend
spelen eindeloos het spel
ik drukte een prent met je
is het opgesleten? - neen
| |
| |
zo wacht het kleine inkttablet
zijn dood - de wrijfsteen
het trekt zijn teken - het laat los
naar het land van overzee
's nachts als het stil is
dat ik ginds herhalen zal
|
|