Religie
De lijster aanbidt ons, het lieve dier. Iederen avond als we thee drinken in de tuin, komt hij in den ouden kastanjeboom en zingt ons vóór. Altijd van dezelfde tak, het is een dode stomp, die een even vrij als veilig uitzicht op ons geeft; daarom heeft de lijster hem tot spreekgestoelte gekozen en van deze luchtige katheder af leidt hij de dienst, terwijl wij de nectar drinken op het terras, want hij is ons priestertje. Hij put zich uit in variaties. Hij sproeit arabesken. Hij pijpt zijn zoetste tonen, die zijn als donkergroen fluweel. Hij gorgelt weelderig zijn diepst ontroerde lokroep, die de gronden raakt van het mysterie, Vrouwe, tussen U en mij en even wéét ik weer dat ook de wellust heilig is. Hij stapelt, plotseling cerebraal, de ingewikkeldste tierlantijnmotieven op elkaar en doet ze balanceren op een naaldscherp nietsje, om dan, via de wonderlijkste acrobatiek, ten slotte toch weer, even elegant als vanzelfsprekend, op zijn muzikale pootjes terecht te komen. Feilloos van techniek, onuitputtelijk van fantasie en van een gemoedsregister, breder dan een bioscooporgel, ontwaaiert hij voor ons verbaasde oor het immer wisselend figureren zijner dankbaarheid. Want het is alles ons ter eer, ons en der wurmen, welke onze goedgeefse gaarde hem weer geschonken heeft, deze lange, goede dag. Hij prijst ons. Hij looft ons. Hij magnifieert ons, juichend van overtuiging en van de zekerheid der wurmengenade. Onverwoestbaar is zijn rotsvast geloof, dat kun je aan de rechtzinnigheid van zijn beige borstje zien, zoals het opglanst tegen het donkergroen van het gebladerte, wanneer hij zijn kopje hartstochtelijk gloriërende ten hemel steekt. Hij verkondigt ons met rijkdom van argumenten, met weelderigheid van loftuitingen en met een stentorstem die geen tegenspraak verdraagt. De mezen zijn er