Het Walchers liedeboeck
(1611)–Dirk Schabaelje, Jan Philipsz. Schabaelje– AuteursrechtvrijNa de wijse
| |
[Folio 47v]
| |
Ga naar margenoot+Ghestreden en ghestaen
Om de croone te ontfaen
Hy is myn prijs mijn glory
Mijnder zielen welvaert
Ga naar margenoot+Deur hem vecht' ick victory
Verwinne den boosen aert
Die teghen my vergaert
Al ben ick seer ellendich
Ga naar margenoot+Nochtans heeft hy my lief
Doen ick lach doodt en blendich
Troost noch vreucht en besiet
Wt den dreck hy my verhief
Veel saghen my op straete
Ga naar margenoot+Ligghen in s'doots ghepijn
Niemant quam my te baete
Dan desen Medecijn
Met Oly en suyver wijn
Ga naar margenoot+Van hem mach ick berommen
Noyt hoochweerdigher schadt
Gheen andere rijckdommen
En wensch ick dan dat
Ick mach comen in sijn stadt
Om hem alleen te winnen
Om na dit cort verdriet
By hem te comen binnen
En achte ickt al niet
Datmen hier met ooghen siet
Ja gheenderhande saecken
En connen mijn gemoet
Ga naar margenoot+Soo stercken noch vermaken
Ghelick mijnen vrient doet
Deur den Brant der Niefden soet
De groote Liefde tusschen
Ons is soo vast deurknocht
| |
[Folio 48r]
| |
Haer en soude wtblusschenGa naar margenoot+
Connen vry gheenen tocht
Veler waeteren vocht
Droefheyt angstich besueren
Ja sweert, noch honger, danGa naar margenoot+
Gheenderley Creatueren
Hoe diep, hoe hooch, ons van
Malcander scheyden en can
Al waert oock dat een moeder
Verliet haer eygen kintGa naar margenoot+
Van my mijnen behoeder
Gheen afwijck en begint
Want al meer hy my bemint
Deur sijn Liefde ontnomenGa naar margenoot+
Heeft hy dat herte mijn
Och my verlangt te comen
Om te aenschouwen sijn
Liefflick blinckende aenschijn
Hy is Jonstich en mildeGa naar margenoot+
Het Menschelick gheslacht
Hy heeftse lief, hy wilde
Dat sy werden ghebracht
Al wt der doolyngen gracht
Den sondighen misdader
Die boetveerdich bekeert
Is hy een troostich VaederGa naar margenoot+
Hy onderwijst en leertGa naar margenoot+
Hem alle wat hy begeert
Lof en prijs moet ick syngenGa naar margenoot+
Syn groote MagiesteytGa naar margenoot+
Eere moet ick toebryngen
Hem, die my toegheseytGa naar margenoot+
Heeft d'eeuwighe salicheyt
Hoe seer dat ick hem prijseGa naar margenoot+
| |
[Folio 48v]
| |
Ga naar margenoot+Noch al hoogher is hy
Hoe seer dat ick bewijse
Sijn groote heerschappij
T'en comter noch al niet by
Weest op u hoede |
|