‘Nee, echt, ze geloven hier aan La Maîtresse Erzulie en Baron Samedi. Dat zijn in hun ogen zo ongeveer Onze Lieve Vrouwe en Onze Lieve Heer. Het zijn de Voodoo-goden hier. Papeloi en Mameloi. Daar geloven ze in. Joh weet daar alles van.’
‘Houd daar alsjeblieft over op! Heb jij hem soms op het idee gebracht?’
‘Miljonairsdochters gaan hier nu eenmaal met vakantie. Wij, de smart set, de jet set, Fifi Feil, Wendy Vanderbilt, Thierry van Zuylen enzo, gaan nu eenmaal graag met vakantie waar het door de zon en het algemene levenspeil het aangenaamste en een beetje sadistisch luieren is...’
‘...en nachtclubs bezoeken! Niet de jet set, de concours hippique set! Dear old Europe!’
‘En nachtclubs bezoeken. Maar zonder gekheid. Het is werkelijk een hoogst interessante interpretatie van het christendom die hier ontstaan is onder de slaven van de christenen.’
‘Ritsie.’
‘Als je de dansen alleen al ziet. Die razernij!’
‘In godsnaam!’
‘Nee, werkelijk, zonder gekheid. Erg de moeite waard.’
‘Je bent nogal gesteld op die Joh van je.’
‘Ik zorgde er voor dat hij dat baantje in het museum kreeg.’
Ze scheen nog steeds in de veronderstelling dat ik van alles op de hoogte was.
‘En hij tikte die brieven op de schrijfmachine en het postpapier van Cayck?’
‘Van Cayck, ja.’
Ze balanceerde zich op de balustrade. Ze keek triomfantelijk in de diepte. Ze had net zo veel haast in haar bewegingen als de soldaat die ik met zijn voet dat lijk had zien omdraaien.
‘Bang uitgevallen ben je niet.’
‘Ik ben mijn moeder niet. Ik ben niet van plan als een nachtkaars uit te gaan zoals zij.’
‘Dat merk ik!’