De visschers.
't Visschen met een net of hengel,
Is vermaaklijk, als 't wat geeft,
En ook dienstig voor een aantal
Dat er in ons land van leeft;
Niet alleen in zoete stroomen,
Maar tot nut van 't algemeen,
Ook in zoute waterplassen
Schenkt het voordeel aan elk een.
De mensch heeft alle hoofdstoffen aan schatting onderworpen. De wateren bieden hem groote rijkdommen aan, hij weet er een gedeelte zijns bestaans uit te maken.
Men noemt een Visscher dengenen, welke zich bezig houdt met visch te vangen.