Gezangen voor de jeugd, ten dienste der scholen(1845)–Gijsbertus van Sandwijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] XV. Gezang. Vergankelijkheid. PRIMO. Zacht en met gevoel. 't Ro-ze-struikje, schoon maar teeder, In een' vruchtbren grond gezaaid, Groeit straks op hij 't len - te weder, Door de zon met glans verfraaid; Doch die zelfde stralen schroeijen Vaak de broze en tengre plant; Nimmer zal de struik dan bloeijen: Ze is verlept, verzengd, verbrand. SECONDO. 't Ro - ze - struikje, schoon maar teeder, In een' vruchtbren grond gezaaid, Groeit straks op bij 't len - te weder, Door de zon met glans verfraaid; Doch die zelfde stralen schroeijen Vaak de broze en tengre plant; Nimmer zal de struik dan bloeijen: Ze is verlept, verzengd, verbrand. [pagina 33] [p. 33] Groeit het struikje, zwelt het knopje, Toont het straks de volle roos, Onlangs nog in 't enge dopje, Ach! zij bloeit een korte poos: Naauwlijks door de zon beschenen, Of haar blaadjes vallen neêr, En het roosjen is verdwenen, 't Lieve roosjen is niet meer. Zoo is ook het menschlijk leven, Wisselvallig, kort van duur: Vaak zien wij den jongling sneven, Vol van jeugdig levensvuur. Wat de mensch hier moog' verwerven, Welk een heil hem is bereid, Eenmaal zeker moet hij sterven; Alles is hier ijdelheid. Vorige Volgende